Herman Brusselmans en Kamagurka, twee mannen van wie we niet meteen kinderliteratuur verwachten, hebben kort na elkaar een kinderboek geschreven. Dat vraagt om een verklaring.

Rik Pareit / Foto’s Hans Vervrangen

Herman Brusselmans ?De woorden ‘kak, piet, kut’ haalt men er natuurlijk uit.?

Ik tref Brusselmans op zijn Gents appartementje tijdens het actief cocoonen, languit in de fauteuil, benen onder de plaid, sigaretten, chips, wijn en vriendin Tania in de buurt. Er staan, zegt hij, storende fouten in zijn nieuwste product, een dichtbundeltje voor kinderen vanaf 12 jaar, getiteld Meisjes hebben grotere borsten dan jongens. Zijn uitgeefster heeft er drie nachten niet van geslapen, maar dat zal haar man misschien wel geplezierd hebben, voegt hij er schertsend aan toe. Ik moet toegeven dat ik over de fouten heen heb gelezen in het dunne boekje het leest in één, twee, drie , maar ik heb mij, samen met anderen waarschijnlijk, wel de vraag gesteld of deze aardig opgebouwde verhaaltjes nu echt poëzie zijn. De helft ervan rijmt, dat wel. Er is een gedeelte waarbij expliciet staat ?het rijmt?, en een ander met ?het rijmt niet?, waarmee Brusselmans de kinderen wou aangeven dat een gedicht niet noodzakelijk hoeft te rijmen.

Herman Brusselmans : Ik heb mij van het metrum inderdaad niet veel aangetrokken. Ik heb geen lettergroepen zitten tellen of zo. Tania en ik hebben hier wel wat weg en weer zitten voorlezen aan elkaar om te zien of het ritmisch een beetje klopte, maar voor de rest : ik hou geen rekening met de puur technische wetten van de poëzie, tenzij intuïtief. Vergelijk het met iemand die een oude fiets in elkaar steekt, waarvan sommige kleinere onderdelen niet direct op hun juiste plaats zitten. Zelfs al lijkt het resultaat niet helemaal op een fiets, dan zeg ik : als hij maar rijdt, dat is het belangrijkste. Vertaald naar mijn gedichten : als de lezer er maar iets aan heeft. Bij mij primeert de inhoud nog altijd boven de vorm. Ik laat me niet makkelijk in een of ander patroon dwingen, zoals dat van een haiku bijvoorbeeld, hoe mooi het resultaat ook mag zijn.

Moeten we dit boekje in verband brengen met jouw inspiratie, zoals ik ergens heb gelezen, om binnen afzienbare tijd vader te worden ?

Absoluut niet. Pas op, die plannen zijn er wel. Ik ga stilletjesaan naar de veertig, en ik huiver bij de gedachte dat mijn kind een ouwe pee als vader zou hebben, maar we zitten nog te veel vast aan het idee : eerst ons eigen leven, en dan dat van die kinderen. Je kan toch moeilijk eerst tot je zestig een eigen leven leiden om dan pas aan kinderen toe te zijn. En nu is er weer iets tussengekomen : Tania heeft ander werk gevonden als zelfstandige brillenverkoopster. Ze moet dat nu gaan uitbouwen, beurzen aflopen… Dus een zwangerschap zit er voor haar waarschijnlijk niet onmiddellijk in. Dat kinderboekje is gewoon een opdracht. De uitgeefster wou een bundel samenstellen voor kinderen van 10 tot 14, zeer uiteenliggende leeftijden als je ’t mij vraagt, met werk van auteurs die normaal niet voor kinderen schrijven. Ze vroeg mij dus een kinderverhaal of -gedicht voor die bundel, en omdat ik mijn verhaal eerder voor 14-jarigen had geschreven, heb ik daar nog een gedichtje aan toegevoegd, voor iets jongere leeftijd, zo dacht ik. Dat is de uitgeverij zo goed bevallen, dat dit ene gedichtje uiteindelijk tot een bundel is uitgegroeid.

In het gedichtje ?Donker en licht? neem je nogal moralistisch stelling tegen racisme, terwijl je de dood van moeder en de nieuwe vriendin van vader als niet acceptabel voorstelt in het daaropvolgende ?Moeder en vader?. Van iemand die zelf gescheiden is, zou je verwachten dat hij dat laatste ook niet als een onoverkomelijk probleem voorstelt.

Het antiracistisch gedicht zou je kunnen omschrijven als een algemeen geldende regel : racisme deugt niet, in geen enkel geval. Punt. Andere lijn. Dat is een statement dat buiten mij ligt. Dat is gewoon zo. Wat het tweede betreft, je kunt niet beweren dat echtscheiding of het kiezen van een nieuwe partner in geen geval deugt. Hier komt mijn eigen ik op de proppen : ik kan mij inbeelden, zoals ik in het gedicht beschrijf, dat ik mijn vader zou willen doodschieten, mocht ik met een slechte stiefmoeder opgezadeld zitten.

Maar ik moet toegeven : het antiracistisch gedicht is het enige dat ik eventueel uit de bundel had willen halen. Ik vind het te programma-achtig. De slogan ?Geen racisme? klinkt erdoor. Je bent wel de eerste die mij erop wijst dat die twee elkaar tegenspreken. Nu, persoonlijk maak ik daar niet het minste probleem van.

Anderzijds is schrijven bij mij een haast volautomatisch proces. Ik vind dat best merkwaardig en het bestuderen waard, want het is eigen aan zowat alle scheppende kunst : het staat erop voor ik het weet. Een voorbeeld : ik ging ervan uit dat alle titels van de gedichten twee componenten moesten bevatten : a en b, in dit geval donker en licht. Wel, voor hetzelfde geld had dit gedicht in eerste instantie dus over het weer gehandeld. Maar dan schrijf ik de eerste zin neer, in dit geval ?Drie jongens hadden Ramazam vastgebonden op een stoel?, en al de rest vloeit daaruit voort, als was het een innerlijk chemisch proces, zonder dat ik daar controle over heb, met als resultaat een antiracistisch gedicht. Achteraf kan je dat allemaal nog wat bijwerken en aanpassen, maar de essentie staat er.

Had jij enige pedagogische bekommernis bij het schrijven van Meisjes hebben grotere borsten ?

Ja, alleszins. Maar onderwijzers en pedagogen vragen zich vooral af : waar liggen de grenzen, tot hoe ver kunnen we gaan met kinderen, waarover mag er niet geschreven worden ? Bij mij is dat omgekeerd. Ik stel mij de vraag : waarover kan ik wél schrijven voor kinderen ? En de woorden ?kak, piet, kut? haalt men er dan natuurlijk uit, maar dat hoort erbij. Voor mij valt dat onder het relativeren van de dingen. Iedere kunstenaar of filosoof moet zijn verheven gedachten over het leven wel eens onderbreken om op de pot te gaan zitten. En qua seksualiteit ga ik eigenlijk niet verder dan het klassieke doktertje spelen : het bekijken en betasten van elkaars geslachtsdelen. Iets wat we allemaal ooit hebben gedaan. In wezen is dat trouwens iets teders. Ik heb het heus niet over anale penetratie of zo. Ik ken mijn grenzen.

Natuurlijk blijft dit wel mijn eigen kijk op het leven. Ik laat me niet programmeren. Het is dus niet omdat dit voor kinderen is geschreven, dat het per se vrolijk moet zijn. Alles wat ik schrijf, blijft mijn stempel dragen. Ook als ik morgen een toeristische gids voor West-Vlaanderen zou schrijven ik hoop tussen haakjes dat die opdracht aan mij voorbijgaat , dan zullen niet de reien van Brugge of de weidse Westhoek centraal staan, maar dan zal ik dat zijn. Die eigen stempel, maar in de eerste plaats nog kwaliteit, het feit dat ik zelf iets goed genoeg vind om het te publiceren, dat primeert op al het andere.

Welke waarde wil je als vader absoluut aan je kinderen meegeven ?

Respect voor hun vader, dat moet ik grotendeels zelf waarmaken, dus : respect voor hun moeder. Het zou voor een man absurd en ondenkbaar zijn om een kind te maken bij een vrouw die hij niet volledig vertrouwt als moeder. Dus wat mij betreft : als ik een kind maak bij Tania, die ik in alle opzichten een waardevol iemand vind, is dat kind verzekerd van liefde, daar ben ik gerust in. Als het zijn moeder niet zou respecteren, zou ik dat wel bijbrengen. Niet dat ik het erin zou meppen. Maar het lijkt mij bewezen dat een goeie relatie met je ouders, een goeie opvoeding, de eerste voorwaarde is om later een goed mens te worden. Dat vraagt volgens mij ook om grenzen : een kind is als een jonge hond. Het moet weten wat mag en wat niet mag. Anders kan er van respect geen sprake zijn. Onze hond Woody heeft hier een zee van kranten ter beschikking waarop hij mag plassen, maar hij weet perfect dat er iets zwaait als hij ernaast plast. Anti-autoritair, dat is aan mij niet besteed. Ik zie veel van die kinderen rond mij die bijvoorbeeld ergens binnenkomen en direct alles meesleuren. Wel, tien kansen van de tien zijn het etters van ouders die etters van kinderen voortbrengen.

Ben je niet bang dat je een deel van je potentiële lezerspubliek van 10- à 12-jarigen zal verliezen omdat de ouders, die in dit geval ook de kopers zijn, zich laten afschrikken door een boekje waarin de dingen zonder veel franje worden uitgedrukt ?

Dat gevaar bestaat, maar eerlijk gezegd, ik heb ook moedwillig een vrij uitdagende titel gekozen waarmee ik aangeef dat dit boekje de dingen zegt zoals ze zijn. Ik reken dus wel op de goodwill van ouders.

Kamagurka ?Ik vind kinderen een fantastisch publiek.?

Ook Kamagurka schreef zijn Bollekop in opdracht, oorspronkelijk als een toneelstuk voor kinderen van 6 tot 9. Nu heeft hij het herwerkt tot een doorlopende tekst, een Kamagurkiaans sprookje.

Kamagurka : Indertijd vertelde ik iedere avond aan mijn kinderen een sprookje van Grimm in zijn meest originele en ongekuiste vorm, werkelijk omwille van het gruwelijk aspect ervan, met scènes die druipen van het bloed. Kinderen houden daarvan. Andere sprookjes, zoals die van Andersen, vind ik persoonlijk te braaf. En toen ik die opdracht kreeg, viel ik dus makkelijk op die sprookjes terug. Ik vertrok van een reeks bekende archetypen die je daarin vindt : de draak, de reis naar een ver land, ontvoerde kinderen… Het gruwelijke heb ik dan vervangen door mijn eigen, absurde humor. Ik wou niet direct Grimm kopiëren en ik hou ook van het buitenissige van Lewis Caroll, en dat past dus perfect in het stramien van een sprookje.

Veel pedagogiek komt daar voor mij niet bij kijken. Een goed verhaal is op zich al pedagogisch, denk ik. Je moet die sprookjes beschouwen als een soort van inwijdingsritueel, dat vroeger bedoeld was om de toehoorders, zowel volwassenen als kinderen, te helpen om het leven beter aan te kunnen. In zekere zin hebben ze die functie nog altijd. Kinderen vallen daar gewoon op. Voor mij moest Bollekop diezelfde aantrekkingskracht hebben. Ik heb het verhaal dan ook eerst eens uitgeprobeerd op mijn kinderen, in verschillende versies.

Die neiging bij jou om dingen te vervormen, uit te vergroten, dat zit er blijkbaar ook in. Die voorkeur voor freaks : klompvoeten, waterhoofden… Zoals Bollekop.

Die bollekop moet je niet direct als een misvorming zien. Ik spreek mijn eigen zoon ook altijd aan met Bollekop, want alle kinderen hebben een dikke kop, anders zijn ze niet normaal. Bollekop is voor mij dus een figuurtje waarmee een kind zich makkelijk kan identificeren : iemand met een dikke kop, die, net als kinderen, makkelijk voor- of achterovervalt, precies omdat die grote kop moeilijk te torsen valt. Voor de rest heb ik het me niet moeilijk gemaakt : een klassiek verhaaltje, waarbij de held drie ontvoerde meisjes terughaalt en in ruil voor zijn daden de helft van het koninkrijk krijgt en de hand van ’s konings oudste dochter.

Voor mij is dit een one shot. Ik ben nu weer met andere dingen bezig. Maar ik vind kinderen een fantastisch publiek : toen dit nog een theaterstuk was, ben ik een paar keer zelf in de zaal gaan zitten, en het was enorm geestig om te zien hoe ze met zo’n verhaal meeleefden.

Heb je niet overwogen om de illustraties zelf te maken ?

Nee. Ik heb het geschreven en ik zat er te dicht op om het ook nog zelf te illustreren. Bovendien is dat een hoop werk en ik had de tijd niet om daar nog maanden mee bezig te zijn. Trouwens, ik hou ervan om met mensen samen te werken, zoals ik het tof vind om scenario’s te maken voor Herr Seele en dan te zien hoe hij daar zijn ding aan toevoegt. De optelsom van dergelijke synergie is, in tegenstelling tot iets wat je volledig zelf afwerkt, meer dan 1 + 1.

Herman Brusselmans, Meisjes hebben grotere borsten dan jongens, Houtekiet/Fontein. Gerda Dendooven maakte de tekeningen. Kamagurka, Bollekop, Querido, verschijnt in april, ook met illustraties van Gerda Dendooven.

Uit Meisjes hebben grotere borsten dan jongens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content