Een wereld bevroren in zijn oerstaat. Duizenden kilometers onbezoedeld land, waar imposante grazers uit de tijd van de mammoets over de ijzige toendra trekken. Noordoost-Groenland is een plek voor walvisvaarders en poolreizigers, de gewone sterveling mag hier slechts heel af en toe een blik op werpen.

In de haven van Longyearbyen op Spitsbergen ligt de Grigoriy Mikheev ons op te wachten. Het robuuste, sneeuwwitte Russische expeditieschip steekt fel af tegen de stralend blauwe hemel. Na een verkenningswandeling door de handvol verlaten straten van Longyearbyen, de ‘hoofdstad’ van Spitsbergen, zijn we klaar om in te schepen. Gedurende 16 dagen zullen 46 passagiers vergezeld van 22 hoofdzakelijk Russische bemanningsleden, een Nederlandse expeditieleider, een Deense wetenschapper en een Vlaamse reisgids, vanuit Spitsbergen over de tachtigste breedtegraad naar het Noordoost-Groenland Nationaal Park varen, om dan in zuidelijke richting de ongerepte kustlijn van het grootste natuurreservaat ter wereld te verkennen.

De ‘inloopvaart’ brengt ons naar het noordelijkste punt van Spitsbergen, waar we een schattig ogende ijsberin met twee welpen te zien krijgen en een blik kunnen werpen op Moffeneiland. De walrussen die hier vaak gesignaleerd worden, verschuilen zich helaas in camouflagetenue op enkele honderden meters afstand, tussen de grijze rotsen van het eiland. Als we daarop koers zetten naar Noordoost-Groenland, wordt het meteen ernst, want de prachtige rode heldere avondlucht en de spiegelgladde zee van de vorige nacht zijn tegen de ochtend omgetoverd in een grijze, kolkende massa. We zijn gewaarschuwd. Van op de brug hebben we samen met de kapitein en de boordcommandant de naald van de barometer de diepte in zien duiken en ook de gesofistikeerdere meetinstrumenten ontkennen het naderende onheil niet : storm op komst ! Er zit niet veel anders op dan tijdens de twee dagen lange overtocht over de Groenlandzee geduldig de schommelingen van de boot te volgen en windkracht negen te trotseren. Een goede fles rode wijn doet wonderen in zulke omstandigheden !

De euforie laat dan ook niet op zich wachten als bij het ontwaken het schip eindelijk door rimpelloos water vaart, onder een heldere hemel en te midden van het afgedreven pakijs. De eerste filmrolletjes vliegen erdoor, niet beseffend dat dit nog niet eens het topje van de ijsberg is. Letterlijk en figuurlijk. Tegen de middag verwachten we voet aan wal te zetten in Daneborg, een militaire nederzetting aan de rand van ’s werelds grootste nationaal park, dat in zijn totaliteit groter is dan Frankrijk en Engeland samen. De Sirius Patrol, een Deense controlepost van twaalf mannen waakt over het immense natuurdomein. Stoere, gezonde boys vertoeven er twee jaar onafgebroken, zowel ’s zomers als tijdens de donkere wintermaanden, met temperaturen tot min vijftig graden. Op hun controletochten verplaatsen ze zich met eigengebouwde sleeĆ«n getrokken door een span van zelf afgerichte sledehonden. Vrouwen zijn hier persona non grata. Geen afleiding ! Maar voor een kort bezoek mogen we er wel in, en een knappe kerel met stralend blauwe ogen maakt ons wegwijs in hun avontuurlijke bezigheid.

Muskusossen

Met snelle zodiacs klieven we door het water en landen op Clavering, een eilandje voor de kust. Na een zware klim van enkele honderden meters over een rotsige, zompige bodem worden we boven op het plateau beloond met een betoverend uitzicht. Het warme licht van de lage zon scheert over het lange wolgras en zorgt voor subtiele kleurschakeringen op de uitgestrekte toendra. De schoonheid van het poollandschap valt met geen woorden te omschrijven, werd me ooit verteld, en ik kan het alleen maar beamen. In de verte graast een groepje muskusossen. Ze zijn te ver verwijderd om een echt beeld te krijgen van deze uitzonderlijke, uit het mammoetentijdperk stammende dieren. We krijgen ze nog te zien, wordt ons beloofd.

We hoeven er niet lang op te wachten. Als we de volgende ochtend voor anker gaan in de weidse baai van Mackenzie, sturen we onze zodiacs naar de hut van Myggbukta. De oude, pittoreske trappershut behoorde ooit toe aan Noorse pelsjagers die in het begin van vorige eeuw vooral op poolvossen jaagden. Christian, een Deense bioloog, weet te vertellen dat het optrekje niet alleen uitzonderlijk groot is voor een trappershut, maar dat hier ook de eerste westerse vrouw op Groenlandse bodem verbleef. De variatie aan begroeiing in de omgeving is verbazend groot. Miniatuurbloemetjes, grassen, kruipwilgjes getooid in prachtige herfstkleuren bedekken er de rotsige bodem. Een eenzame arctische papaver weet de koudere herfsttemperaturen nog te trotseren. Op drassige plekken glinstert de bodem onder het felle zonlicht en op de moerasplassen heeft zich een flinterdun laagje ijs gevormd. De winter staat weer voor de deur en weldra ligt dit gebied voor acht maanden onder een dik pak sneeuw.

Dat we ons op het territorium van de muskusossen bevinden, wordt duidelijk aan het grote aantal oude, gebleekte karkassen en resten die we op onze tocht door de vallei her en der verspreid tegenkomen. Sommige liggen hier waarschijnlijk al jaren, aan andere hangen nog vleesresten en plukken wol. Een beetje griezelig, toch fascinerend. Na een stevige korte klim over de rotsige heuvelrug hebben we prijs : slechts enkele tientallen meters van ons verwijderd graast een fors mannetje. Zijn dikke harige pels hangt tot op de grond. Blijkbaar heeft hij onze aanwezigheid niet in de gaten, zodat we hem van heel dichtbij kunnen observeren. Tot onze geur hem plots in de neusgaten prikt en hij op een holletje tussen de rotsen verdwijnt.

Fjorden en meren

De dagen glijden voorbij. Het landschap wordt steeds mooier, gevarieerder en fascinerender. We zijn stilaan het gebied van de ijsbergen binnengevaren. Eerst wat kleintjes die al met de nodige oh’s en ah’s worden onthaald, maar stilaan worden ze groter en majestueuzer. Als witte monolieten torenen ze meters boven de boot uit. Het is puur genieten. Al vroeg in de ochtend varen we uit met de zodiacs. Vladimir, de jongste Rus, is mijn favoriete stuurman. Hij is snel en behendig en houdt van gecontroleerde capriolen. We leggen aan in Blomsterbugt, in de schilderachtige Sofia Fjord, en klimmen naar de hoger gelegen meren. De bodem is bedekt met een kleurrijke herfsttooi. De blaadjes van de arctische berk zijn oranje en de alpijnse berenbes geeft een pracht aan felrode schakeringen prijs. Het donzige groene mostapijt, waarop laag struikgewas groeit, voelt aan als een verende mat. De meertjes glinsteren tussen de bergen, de hemel kleurt het water helblauw. Van op de top van de heuvel zien we de ijsbreker als een suikerklontje liggen in de imposante fjord.

Na de middag cruisen we tot diep in de Kaiser Franz Joseph Fjord. Het strijklicht van de lage zon kleurt de besneeuwde bergtoppen, die zich spiegelen in het rimpelloze wateroppervlak. Naarmate we vorderen, worden de brokstukken van het gletsjerijs groter en talrijker. Het schip zoekt er zich rustig een baan door tot dicht bij de gletsjerwand, waarna we met de zodiacs verder klieven tussen de ijsschotsen. Als een immense torenflat schittert de verblindende ijsmuur loodrecht boven ons uit. De majestueuze kracht die ervan uitgaat, is overweldigend en zoveel schoonheid en zuiverheid bezorgen me een euforisch gevoel.

De RĆøde Fjord dankt zijn naam aan de opvallende rode kleur van de rotsen. Het is een heldere ochtend. De boot glijdt geruisloos door het water. IJsbergen liggen pluksgewijs verspreid. Het blauwwitte ijs contrasteert met de rode gloed van de steile geĆ«rodeerde bergwand. Mijn zintuigen staan op scherp om zoveel mogelijk van dit landschap in mij op te nemen. We vorderen met zeven knopen, zo’n vijftien kilometer per uur. Het is een ritme van beleving. Net die ’traagheid’ maakt een bootreis zo boeiend. Elke seconde telt, elk moment is van belang, elk beeld wordt gebrandmerkt. Tijd krijgt een andere verhouding en het ritme van de dag een andere cadans.

Ook op de stuurbrug is het tijdens het varen leuk toeven. De Russische bemanningleden zijn echte schatten en alles wat we willen weten, leggen ze geduldig uit. Iedereen is er op gelijk welk tijdstip van de dag of de nacht welkom, en er valt altijd wel iets te zien. Het is er niet alleen de beste plek om baardrobben te spotten, de activiteiten van de stuurlui zijn een attractie op zich. Pavel, de derde stuurman, staat achter het roer. Zorgvuldig en stoĆÆcijns kalm checkt hij onophoudelijk de positie en stelt de koers bij. Hij duidt me op prachtige gedetailleerde zeekaarten onze positie aan en tekent de route bij. Ondanks alle gesofisticeerde apparatuur komen passer en potlood hier nog steeds goed van pas.

Trofee

De reis loopt op zijn einde. Ik ben helemaal opgewonden als ik van op het dek de kleurrijke stippen van de huisjes van Scoresby Sund als een bont bloemenveld tegen de kale rotsen zie opdoemen. Vandaag zetten we voet aan wal in de enige nederzetting van Noordoost-Groenland, aan de zuidelijke grens van het Nationaal Park. Ik popel om er de eskimobevolking te ontmoeten en een glimp op te vangen van hun dagelijks leven. Maar er is meer. Christian heeft me verteld dat de mensen hier op muskusossen jagen voor het vlees. Omdat ik nogal gek ben op dierenhuiden, heb ik me voorgenomen om een vel van een muskusos op de kop proberen te tikken. Niet dat ik de prachtige dieren met hun lange vacht niet liever levend over de steppe zie hollen, maar als er dan toch minder fortuinlijke exemplaren zijn die op het bord van de Groenlanders terechtkomen… Hoe ik aan zo’n vel kom, is een ander paar mouwen, want er zijn hier uiteraard geen goed gevulde toeristenwinkeltjes en als souvenir ligt zo’n kleinood niet bijster goed in de markt. Wie haalt het nu in zijn hoofd om met een pak haar van zo’n 25 kilo rond te sjouwen ?

Scoresby Sund, of in het tongverstuikende Groenlands ‘Ittoqqottoormiit’, ligt er opgewekt kleurrijk bij. Sledehonden liggen opgerold tot donzige bolletjes in de zon te soezen. Een oude man met een verweerd gezicht en de indiaanse trekken van zijn voorvaders tuurt met een verrekijker over de vlakke zeespiegel. Ik steven af op het vrouwenhuis, het Kvinne Hus. Daar naaien vrouwen wanten, mutsen en ander fraais van zeehondenbont. Misschien weten zij iets meer van muskusossen ? Ze lachen me hoofdschuddend toe : wat moet ik daar nu in ’s hemelsnaam mee ? Buiten komt er een man op me toegelopen die me met een tandenloze glimlach een joekel van een berentand toesteekt. Zijn oprecht enthousiasme werkt aanstekelijk en als ik het glanzende kleinood van hem koop, hangt hij het als een jachttrofee om mijn hals. En ik krijg er nog een pakkerd en een stevige omhelzing bovenop. Geen muskusossenvel maar wel een berentand, ik stel me tevreden met de gedachte dat het transport in ieder geval lichter is. Tot een Deense gids komt melden dat er drie weken voordien een flink mannelijk exemplaar werd geschoten. Of ik kandidaat-koper ben ? Voor ik het goed en wel door heb, zit ik geplet onder een loodzwaar pak en ben ik eigenaar van een diepgevroren en, jawel, ongelooid muskusossenvel !

Omdat de weersomstandigheden zo gunstig zijn en we de stroming en de wind van achteren hebben, besluit de kapitein nog even langs de Nansen Fjord te varen alvorens we de Danmark Straat oversteken naar Keflavik in IJsland. We zetten voor de laatste maal voet op Groenlandse bodem en maken een stevige wandeling over de noordelijke flank van de fjord, met een spectaculair zicht over de Christian IV-gletsjer. Op het strand, bezaaid met aangespoeld pannenkoekenijs, ligt het wrak van een verongelukte Cessna, met rond het vliegtuigje de afdrukken van een ijsbeer. Vers volgens Christian ! De kapitein stuurt de boot nog even richting gletsjer. De blauw dooraderde ijsmassa torent boven het schip uit. Terwijl iedereen op het dek geniet van de laatste overweldigende indrukken worden we opgeschrikt door een hels gedonder. Op zo’n honderd meter van het schip komt in een wolk van stuifsneeuw een enorme brok ijs los van de gletsjer en stort met donderend geraas het water in. Er ontstaat een zware deining. IJsschotsen met afmetingen die meerdere malen de Mikheev overtreffen, stevenen op het schip af, een reusachtige ijsblok wentelt zich in het kolkende water. Maar de kapitein houdt het hoofd koel en loodst langzaam maar beslist het schip veilig richting open zee. n

Tekst en foto’s Kat De Baerdemaeker

Net als we voorbij de ijswand varen, komt er met veel geraas een enorm stuk los, vele malen groter dan ons schip.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content