Het is een bekend fenomeen. Die van Antwerpen voelen zich beter dan die van Gent. De Hutu’s voelen zich beter dan de Tutsi’s. En die van Manhattan? Die voelen zich beter dan elke sukkel die niet op hun eiland woont en begrijpen niet waarom iemand uit vrije wil ergens anders gaat wonen. “Waarom woon jij in Staten Island“, vroeg een Hollandse journalist me onlangs. Zelf hokt hij in een waanzinnig duur en minuscuul eenslaapkamerflatje in Manhattan. “Stoort het je niet dat die plaats zo’n onhip imago heeft? En dat men jullie in Manhattan beschouwt als deel van de bridge and tunnel crowd (de denigrerende beschrijving voor mensen die rond Manhattan wonen en dus bruggen of tunnels moeten gebruiken om naar het eiland te komen)?” Ik lachte en zei: “Dat stoort me aan geen kanten. Ik ben hier beland omdat ik hier ruim kan wonen voor veel minder geld dan in Manhattan. Wat mij betreft is het hier niet onhip genoeg. Staten Island kent al jaren de grootste bevolkingsgroei van alle stadsdelen van New York. Ik vind dat jammer. Ik zou liever hebben dat iedereen in Manhattan ging wonen.”

Het was niet de eerste keer dat ik zo’n conversatie had over mijn woonplaats en het zal niet de laatste keer zijn. Staten Island, dat hebt u intussen al begrepen, heeft meer nog dan zijn broertjes, Brooklyn, Queens en de Bronx, een imagoprobleem. Dat werd onlangs mooi geïllustreerd door de affiche van een nieuwe film. Mike Logan, een politieagent, staat teneergeslagen te kijken op het bovendek van de Staten Island Ferry, met Manhattan op de achtergrond. Hij is gestraft met overplaatsing naar het onhippe eiland omdat hij een politicus een oplawaai heeft gegeven. Zijn enig verlangen is om terug naar Manhattan te gaan, maar eerst moet hij dat verdienen door in Staten Island een maffiamoord op te lossen. Hij is, zoals de titel van de film zegt, Exiled, ‘Verbannen’. De boodschap is duidelijk. Staten Island is een vervelende plaats waar de maffia woont en waar het stinkt naar de grootste vuilnishoop ter wereld (die weliswaar vooral bestaat uit afval van Manhattan en in 2001 godzijdank wordt gesloten).

Een opiniepeiling in 1998 vroeg New Yorkers naar hun redenen om naar Staten Island te gaan, als ze er tenminste gingen. Het meest frequente antwoord was: “Om vrienden en familie te bezoeken”, gevolgd door “Op weg naar ergens anders”. (Dat is natuurlijk ook de reden die veel Amerikanen geven als je hen vraagt waarom ze naar België gaan.)

Staten Islanders hebben zelf ook bijgedragen tot hun isolement. Zes jaar geleden werd er een, tot in het buitenland aandacht krijgend referendum gehouden, over een voorstel om het eiland af te scheiden van de rest van New York City. Deze radicale stap terug in de tijd (Staten Island was onafhankelijk tot 1898 toen het deel werd van New York-stad) werd echter geblokkeerd in het parlement van de staat New York.

Staten Island is, in tegenstelling tot het stereotiepe beeld dat veel New Yorkers er nog van hebben, lang niet meer de semi-rurale uithoek die het was tot aan de Tweede Wereldoorlog. De laatste stukjes bos en moeras worden aan een hels tempo platgewalst voor nieuwbouw. Op het ogenblik wonen er 450.000 mensen en het volk blijft toestromen. De meerderheid van de nieuwkomers zijn immigranten. Russen, Indiërs, Filipijnen, Afrikanen, Mexicanen, Albanezen, Belgen – mensen die gemeen hebben dat ze kost wat kost in New York willen wonen en gehoord hebben dat ze op dat eiland iets kunnen huren of kopen en ook nog wat van hun loon overhouden. Het imago van Staten Island kan hen gestolen worden. In de meeste gevallen – dat was ook zo voor ons – hebben ze er geen benul van. Staten Island is voor hen deel van New York City. Vervuiling, drugs, misdaad, armoede, gettovorming, overbevolkte scholen, files – het is er allemaal. Maar er zijn ook stranden, jachthaventjes, parels van 19de- en 18de-eeuwse architectuur, wandelpaden, uitgestrekte parken, paarden en, mooist van al, die prachtige gratis boottocht die ons slechts 25 minuten van Manhattan scheidt.

Voor de toerist is Staten Island nog geen trekpleister. Van de 20 miljoen mensen die jaarlijks de overtocht maken, zijn er 1,5 miljoen toeristen. Onnoemelijke keren hebben toeristen het mij en mijn vrienden gevraagd, wanneer de boot in Staten Island aanlegt: “Wat is er hier te zien?” Ons antwoord is dan altijd: “Heel wat, maar niets is dichtbij.” Als we de burgemeester mogen geloven, komt daar in de komende jaren verandering in. Om te beginnen zijn er plannen voor een spiksplinternieuw ferrygebouw met winkels, restaurants en terrasjes. Rechts van de aanlegplaats zou een baseballstadion met 6500 zitjes komen en verder een kunstmuseum en het enige vuurtorenmuseum van de Verenigde Staten. We spreken hier over een slordige 250 miljoen dollar. Niet dat het een jota zal veranderen aan het imago van Staten Island in de ogen van de kinkels van Manhattan.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content