De dagen voor Kerstmis leken dit jaar extra donker. Er druiste ook regen neer, zoveel dat ik vreesde dat het huis van de helling zou spoelen, waarop het gebouwd is. Maar zijn gewelven en gebinten hielden koppig stand. Tastend waarde ik door kamers en schroefde met behulp van onleesbare handleidingen meubels in elkaar. Ik woon hier pas drie maanden, kort genoeg om kruipkelders en scheerzolders nog een zweem van geheimzinnigheid te geven.

Toen ik het huis huurde, zomerde het nog en vond ik de veranda een pluspunt. Nu, met die regen, lijkt het soms of ik mij in een soort van aquarium bevind. Een aquarium dat gevuld is met lucht, terwijl buiten overal het water heerst. Zo claustrofobisch moeten aquariumvissen zich voelen. Bij volle maan baadt de veranda in een blauwig licht waarbij je zelfs de krant kan lezen. Een titel als Man beroofd terwijl hij lekke band vervangt krijgt daar spontaan iets poëtisch bij. Vanuit bevroren stiltes duiken dingen op om over na te denken. Zoals Saddam die werd gegrepen. Ik vond dat hij iets van Karl Marx had, met die grijzende baard. Een geallieerde dokter stak zo’n stokje in de mond van de dictator. Zien of daar geen bacteriën in schuilden, zoals Saddam zelf in een gat in de grond had geschuild. “A”, zei de tiran, minder overtuigend dan de miljoenen die eerder door zijn toedoen “a” hadden gezegd.

Hoewel het uit het Hindi schijnt te komen, torst het woord ‘veranda’ veel troosteloosheid op zijn schouders. Toch zit ik er op ongebruikelijke uren graag in te denken. Dat denken is altijd al mijn probleem geweest, zo hebben schurftige saxofoonblazers en verkopers van stofzakloze stofzuigers mij meermaals verzekerd. Het leven schijnt makkelijker te verlopen als men minder denkt. Dat lijkt mij echter ondoenlijker dan onder invloed van paddo’s elegant de flikflak te draaien. Het denken zit mij ingebakken en de jaarwisseling zet mij traditioneel nog tot grotere beschouwelijkheid aan. “2004”, prevel ik in mijn veranda voor mij uit, amper gelovend dat dit wel degelijk het tijdvak is dat we ingaan. Een jaartal als een ufo. Als kind was ik een grote fan van de thans compleet vergeten sf-serie Space : 1999, die zich afspeelde in wat toen nog verre toekomst was. Laserpistolen maakten er de dienst uit, alsmede een curieus soort ruimtetuig dat ze eagle noemden en dat ik samen met mijn schoolvriend David nog heb proberen na te bouwen. Met zes Porsche-motoren moest dat lukken, dachten we.

Hoe zou het nog met David zijn, vraag ik mij plots af. Hij behoort niet tot de stoet medereizigers die mij op tragische wijze zijn ontvallen. Nico, zestien toen hij in de Dronkaardstraat ( no kidding) door een zatlap van zijn brommer werd gereden. Jean-Luc, achttien toen hij in de operatie voor zijn aangeboren hartkwaal bleef. Jan, vijfenwintig toen hij aan mucoviscidose bezweek. Na zijn hartlongtransplantatie stond hij nog op zijn ziekenhuisbed te dansen. David verdween op subtielere wijze uit mijn leven, zoals dat wel vaker met hartsvrienden gaat : hij verdampte.

“O, al de balzalen van mijn jeugd”, schreef de dichter,

“zijn nu bestoft en door velen verlaten.

De vrienden die er bleven zijn mij vreemd.

Maken geluid door de barst in hun gelaten.”

Lang geleden zwoer ik bij mijn vrienden en ging voor ze door het vuur. Ik dacht dat ze eeuwig zouden blijven. Nu weet ik dat zelfs vrienden komen en gaan, zoals de mandarijntjes en de mosselen (al schijnen die tegenwoordig dan weer het hele jaar door voor te komen). Sommige, gelukkig, blijven wat langer hangen. Mijn oudste vriend ken ik sinds we drie waren. Tien jaar zijn we elkaar eens uit het oog verloren. Toen we elkaar terugzagen, waren onze haren geknipt en onze buiken verdikt. Maar we konden wel het gesprek voortzetten alsof er slechts tien dagen tussen zaten. Misschien is dat wel een kenmerk van echte vriendschap.

Goede voornemens heb ik voor 2004 niet gemaakt. Doe ik allang niet meer. Daarvoor heeft het leven mij te doeltreffend van zijn gladheid overtuigd. Als een sumoworstelaar is het, die zich van kop tot teen met olijfolie heeft ingesmeerd. Grip krijg je daar amper op. Toch durf ik mijn gedachten wel eens laten afdwalen naar wat het komende jaar zal brengen. Van alles kan dat zijn : van een winnend kraslot over een enge ziekte tot de vrouw van je leven. Bevreemdende gedachte, dat er op dit moment ergens iemand rondloopt die je van haar noch pluim kent maar die een cruciale rol in je leven zal spelen. Zoals in dat liedje van Abba : The Day Before You Came. Raar nummertje vind ik dat, in mijn veranda, op deze gure winterdag waarvan de kilte door een flesje Eristoff Fire wordt verdreven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content