We houden hun hand zo graag stevig vast. Want het is daarbuiten zo druk geworden. Zo vol gevaren. Zo complex. En we willen het zo goed doen. Maar varen onze kinderen daar wel bij ? Is angst een goede raadgever in de opvoeding ?

Door Guinevere Claeys I Foto Saskia Vanderstichele

Door Guinevere Claeys / Foto Saskia Vanderstichele

Er waren de naschokken en de verwerking van Luna. Er was de klap van de vermoorde Annick Van Uytsel. Het verdriet om Stijn Bastiaens, voor wie een scoutskamp in de Ardennen fataal werd toen hij een balk op het hoofd kreeg. Er was de pijn om opnieuw tientallen kinderen en jongeren die fietsend van de weg gemaaid werden. De machteloosheid om weer enkele tieners die in de drugsvalkuil trapten. De kwaadheid om onschuldige kinderen die ontvoerd werden. En het onbegrip om dat handvol jongeren, zelfs een kind, dat het leven te zwaar om dragen vond en er wraakroepend snel uitstapte.

Andermaal een jaar, kortom, dat de kwetsbaarheid van prille levens pijnlijk duidelijk maakte. En dat vooral dit in onze opvoeding aanwakkerde : de angst. En van daaruit : een almaar grotere veiligheidsdrang en een overbeschermende reflex.

Tijden zijn veranderd. Dat is duidelijk. Treffend duidelijk zelfs, als je zo’n typisch gezinstafereel bekijkt op een Permekeschilderij : Moeder en vader aan tafel. Eten stilzwijgend. Kind eet een stuk brood, op de grond tegen de tafelpoot. Net zo stilzwijgend. Het tafereel treft door die hiërarchie die een kleine eeuw later volledig is omgegooid. Anno 2007 zitten kinderen aan tafel op een verhoogde troon, zodat we ze goed in het oog kunnen houden, en kauwen we hun hapjes net nog niet voor. Uiteraard is dat een positieve evolutie.

Maar helde de balans in Permekes tijd iets te hard naar de ene kant door, dan doet hij nu net hetzelfde naar de andere kant. Want het lijkt erop dat onze opvoeding steeds sterker gedirigeerd wordt door wat onze samenleving in een wurggreep houdt : de angst. Althans als we de Britse socioloog Frank Furedi mogen geloven, die al enige tijd luidkeels waarschuwt voor de verlammende effecten van angst voor onze samenleving. “Ouders laten hun kinderen amper buiten spelen”, chargeert hij in zijn boek Bange ouders, “uit schrik voor aanslagen of uitlaatgassen, en intussen liggen ze wakker van de schrik dat hun kinderen obesitas krijgen door ze binnen te houden.” Angst dus. Altijd. Overal. Liever kinderen wat te veel beschermen, dan door die ene kleine nalatigheid een onherstelbare fout te maken.

Scharen ? Te gevaarlijk.

“Ik volg Frank Furedi wel, vrees ik”, zegt Bruno Vanobbergen, pedagoog aan de Universiteit Gent. “De angst begint inderdaad steeds grotere proporties aan te nemen. Onlangs was ik in een kleuterklas waar de kinderen niet meer met scharen mogen werken. De week ervoor had een kind een klasgenoot met de schaar verwond, en de ouders hadden heel kwaad gereageerd. De kleuterleidster wou dan maar liever geen risico’s meer nemen. Meer en meer scholen schrappen ook de zwemlessen : te gevaarlijk. Of kijk naar die achttienjarigen die aan het handje van vader of moeder bij de professor komen aankloppen om hun resultaten aan te vechten : welk signaal geven die ouders hier aan hun bijna-twintigers ? Dat lijken me allemaal bijzonder trieste evoluties.”

De almaar grotere veiligheidsdrang en ouderlijke overbescherming worden uiteraard blij aangemoedigd door de commercie. Het assortiment aan spulletjes die inspelen op die bezorgdheid, dikt continu aan. Van enkelbanden die piepen zodra het kind zich buiten een straal van 100 meter bevindt, tot complexe internetbeveiligingen zodat ouders twee kamers verder het scherm van kindlief mee kunnen volgen. “Vreselijk”, zucht Vanobbergen. “Of het voorstel van Pieter De Crem, enige tijd geleden. Om in de Aalterse crèches webcams te installeren, zodat ouders op het werk hun kind kunnen volgen. Voorbeelden genoeg ook bij de jeugdbewegingen. Zo had de Waalse regering geëist dat jeugdbewegingen het programma van hun Ardennenkamp van uur tot uur doorgeven. Gekkenwerk.”

Waarom we de teugels zo graag strak houden ? “Niets zo’n sterke motor als angst”, zegt pedagoog Gerard Gielen. “En ook : álles wat fout loopt, al is het in het uiterste zuidwesten van Nieuw-Zeeland, horen en zien we in de media. Dag in dag uit vernemen we al wat kán fout lopen. Veel heeft uiteraard ook te maken met de gezinsverdunning. Vroeger werd de aandacht over zeven kinderen verdeeld, nu over twee. En dan nog iets : de scheidingen. Je merkt dat moeders en vaders hun kinderen vaak extra stevig aan zich willen binden. Een grote afhankelijkheid bevestigt vaders en moeders nu eenmaal bij uitstek in hun ouderschap.”

Achterbankgeneratie

“Het leven ís er natuurlijk niet rustiger en eenvoudiger op geworden”, zegt Gielen. “Het verkeer alleen al. Vroeger fietsten kinderen zorgeloos naar school. Nu is dat een waar hindernissenparcours. Ja, we kunnen wel jammeren over de achterbankgeneratie, de generatie die van hot naar her gevoerd wordt, maar het verkeer laat nu eenmaal niet veel nonchalance toe.”

Vanobbergen beaamt, maar nuanceert. “Natuurlijk. De wereld is complexer geworden. Maar we moeten af van de illusie dat we die complexiteit kunnen beheersen. We maken onszelf wijs dat we alles in de hand kunnen hebben. Dat we alles kunnen controleren en sturen. Dat is onmogelijk. Maar hoe meer we dat geloven, hoe banger en verkrampter we opvoeden. Trouwens : laten we de positieve kant van die complexe wereld niet vergeten. Ja, internet heeft valkuilen. Maar wat een wondere wereld van communicatie en informatie is er voor onze kinderen niet opengaan ?”

Een jammerlijk neveneffect van die ouderlijke controle-illusie is wat Vanobbergen “de medicalisering van de opvoeding” noemt. “De minste eigenzinnige karaktertrek en er wordt een diagnose opgeplakt. Een kind is wat uitbundiger dan zijn klasgenootjes en hup : het heeft ADHD. Of een kind begint vroeg te spreken, en het wordt meteen getest op hoogbegaafdheid. Je ziet vaak dat de diag-nose dan geruststelt. ‘Het ligt niet aan ons dat ons kind soms moeilijk doet. ‘ Het is opnieuw een verkapte vorm van controle uitoefenen op de werkelijkheid. Een manier ook om zichzelf geen verwijten te maken. Alles vertrekt vanuit goede bedoelingen, laat dat duidelijk zijn. Maar die medicalisering baart me zorgen. Alleen al de hoeveelheden rilatine die geslikt worden. En dan die constante doemberichten : crèches zijn schadelijk, de schoolopvang is schadelijk, geen of een te korte borstvoeding is schadelijk… Ouders worden banger en banger.”

Ouders die als de dood zijn om fouten te maken ? De boost aan opvoedingsprogramma’s doet er alvast geen goed aan, meent Vanobbergen. “Ik houd het hart vast als ik altijd weer die ‘experts’ aan het werk zie. Supernanny’s die komen tonen hoe het moet. Alsof de ideale opvoeding bestaat. Neem een gouden opvoedingsregel als ‘wees consequent’. Elke ouder weet dat je onmogelijk altijd consequent kunt zijn. En toch wordt het er telkens opnieuw ingepeperd. Het enige gevolg is dat ouders een dag met schuldgevoelens rondlopen als het die ochtend in de drukte even niet gelukt is om consequent te zijn. Ik pleit veeleer voor gespreksgroepen : ouders en opvoeders die ervaringen en tips uitdelen. Liever dan alwetende experts die de tien opvoedingsgeboden komen voorlezen.”

Pestslachtoffers, want overbeschermd

Maar de vraag is vooral : hebben kinderen te lijden onder een overbeschermende opvoeding ? Volgens een recente Britse studie van het Onderzoekscentrum naar Ouderschap en Kinderen van de universiteit van Oxford alvast wel : overbeschermde kinderen zouden kwetsbaarder zijn voor pestkoppen. Interviews met zevenduizend tieners toonden aan dat slachtoffers van pesterijen vaker klagen over overbezorgde en overbeschermende ouders. De verklaring laat zich raden : betuttelde kinderen zijn niet weerbaar genoeg om van zich af te bijten en hebben niet leren omgaan met conflicten. Tot overmaat van ramp reageren ouders vaak, uit liefdevolle bezorgdheid, door zelf naar de pestkoppen of de ouders ervan te stappen : opnieuw de boodschap dat het kind niets zelf kan en moet oplossen. Een sneeuwbaleffect, dus.

“Ik vind dat nogal zwart-wit gesteld”, reageert Vanobbergen. “Overbescherming leidt uiteraard niet rechtstreeks tot gepeste kinderen. Maar de vraag of betuttelde kinderen weerbaar genoeg gemaakt worden, is wél interessant. Een collega doet onderzoek naar de opvoedingsomstandigheden van Gentse buurten. Daarin werd onder meer de gegoede buurt Sint-Pieters naast de eerder achtergestelde buurt Nieuw-Gent geplaatst. De eerste : een veilige en groene buurt met hoger opgeleide inwoners. De tweede : een drukke, onderkomen wijk met inwoners van uiteenlopende origines. De eerste : een paradijs om in op te groeien. De tweede : een vrij harde plaats voor die eerste stappen. Maar laten we eerlijk zijn : de wereld daarbuiten lijkt meer op de tweede dan op de eerste omgeving. Wie is dan beter gehard en voorbereid op later ?”

Jawel. Het is een dunne grens tussen opvoeden en betuttelen. Tussen beschermen en overbeschermen. Tussen bezorgdheid en angst. Opvoeden ? Een schoolvoorbeeldige paradox is het. “Opvoeden doe je net zolang tot je jezelf overbodig maakt”, knikt Vanobbergen. “Opvoeden is jezelf, als ouder, opheffen. Dat is niet alleen een bijzonder moeilijke evenwichtsoefening. Dat is ook geen leuke waarheid om te aanvaarden.”

Opvoeden is loslaten. Weten we allemaal. Maar doe het maar eens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content