Achtentwintig is ze nog maar, en toch is Vanessa Beecroft nu al een van de trendy namen in de hedendaagse kunst. Geobsedeerd door Vogue en ondergoed, mode en mannequins. Marc Holthof

Ik zag haar werk voor het eerst in ’96 in de tentoonstelling The Scream in het Arken, het museum voor moderne kunst in Kopenhagen. De Italiaans-Amerikaanse Vanessa Beecroft toonde er een video waarin mannequins paradeerden in ondergoed, maar dan het soort waarin je eerder ontkleed dan erotisch aangekleed bent. Vleeskleurige en grauwe onderbroeken, panty’s en beha’s die, hoe skinny je ook bent, in je vlees snijden en je lichaam hoe dan ook niet flatteren. De mannequins liepen in de ruimte rond op een onverschillige manier alsof ze een hekel hadden aan het publiek.

Beecroft ensceneert steeds haar eigen obsessies in haar performances: ze toont haar relatie tot haar eigen lichaam, de tijd, de wereld. De modellen die ze gebruikt zijn uiterlijk bijna identiek, wat nog geaccentueerd wordt door het feit dat ze vaak een pruik dragen. Het zijn afsplitsingen van de personages uit de modebladen (vooral Vogue) waarmee ze zich identificeert. Het zijn indirecte manieren om over zichzelf te spreken, over “het krijtwitte kind”, zoals de Nederlandse kunstcriticus Paul Groot titelde in 1993 in een van de eerste artikels die over haar verschenen.

In een recente performance in juni 1997 in het Nouveau Musée in het Franse Villeurbanne ensceneerde ze een soort tableau vivant, zonder welomschreven actie, zonder verhaal, in totale stilte. De modellen verschenen als elementen in een plastisch spel, zonder verdere reden, zonder verwijzing naar de realiteit, als ongedefinieerde vormen tussen realiteit en schijn. Beecroft tracht zo de voorstelling van de ideale vrouwelijkheid zoals die door de media opgehangen wordt te verzoenen met de ervaring die ze heeft van haar eigen lichaam.

Beecroft reageert tegen het soort feminisme dat de vrouw als zelfbewust en onafhankelijk propageert, maar tegelijk die vrouw ook nog altijd “mooi”, erotisch en verleidelijk wil laten zijn. Ze sluit met dat werk ook aan op de trash-trend, waarin een nieuw soort emanciperende lelijkheid gepropageerd wordt, en tegelijk op de herintrede van het lichamelijke in de kunst, na een paar decennia van povera, minimal en conceptual art, waarin de fysieke anekdotiek compleet moest wijken voor idee & concept. Dat lichamelijke is hard, menselijk, kwetsbaar.

Op de voorbije Biënnale in Venetië was Beecroft ook aanwezig in de tentoonstelling Future, Past, Present van intendant Germano Celant. Op de openingsdagen liet ze in de haar toegemeten ruimte in de Corderia echte mannequins defileren in hun ontluisterende ondergoed. Daar werd haar thematiek nog duidelijker: de mannequins beantwoordden bijna aan de internationale standaards van topmannequins, maar ze hadden allemaal wel iets waardoor ze naar de derde garnituur “degradeerden”: een terugwijkende kin, te dunne benen, een buikje, verkeerde proporties, te weinig présence.

Ook daar defileerden ze in smakeloze, meestal vleeskleurige underwear. Ze gunden de kijkers geen of hoogstens een hautaine blik, af en toe knoopten ze onderling een fluistergesprek aan, waarbij de buitenwereld volkomen genegeerd werd.

De dubbelzinnigheid van defileren versus afwijzen, ideaal versus stereotiepen, erotiek versus ontluistering, daar draait het om. En het werkt: op de Biënnale stond Jan Fabre met zijn werk vlak naast de Beecroft-defilés. Niet alleen stoorde het gedoe de autonome kracht van zijn eigen werk, zo vond hij, bovendien werkte de “onvolmaaktheid” van de meisjes hem danig op de zenuwen. “Dat zou ik in mijn podiumwerk nooit kunnen verdragen.” Beecroft etaleert de perfecte imperfectie, en daar hebben nogal wat mensen het moeilijk mee.

In haar eerste tentoonstelling, in 1994 in een Milanese galerie, toonde Beecroft een serie tekeningen en een dagboek dat ze gedurende acht jaar bijgehouden had. Het bevatte obsessief gedetailleerde notities over haar anorexiaproblemen en eetgewoontes, en over haar schuldgevoelens, bezoeken aan de psychiater, opmerkingen over haar ouders en citaten uit het werk van Karl Marx. De tekeningen waren oorspronkelijk bedoeld als therapeutisch antwoord op het dagboek en niet voor publicatie bedoeld.

Toen Beecroft toch besloot om deze sporen van haar gevecht met anorexia te tonen, selecteerde zij zelf haar publiek: ze koos vrouwen uit die ze op straat ontmoette. Ze moesten fysiek op haar lijken en met soortgelijke problemen geworsteld hebben, en ze gaf hen speciale kleren om hen er visueel meer homogeen te laten uitzien. Dan vroeg ze deze groep van dubbelgangers om met zo weinig mogelijk beweging en zo stil mogelijk voor een onbepaalde tijd op haar werken te reageren. “Er stonden dertig meisjes in de ruimte en ik realiseerde mij al vlug dat ze sterker waren dan het werk dat ik toonde”, vertelt ze. Dat soort situatie is de basis voor haar later werk geworden.

Vaak zijn haar performances, waarin ze nooit zelf optreedt, door de cinema geïnspireerd. Vooral regisseurs als Rainer Werner Fassbinder, Jean-Luc Godard en Roberto Rossellini schat ze hoog omdat ze de realiteit in een oogwenk in een archetypische fictie kunnen veranderen. Voor Ein blonder Traum, die ze in 1994 in Keulen presenteerde, kleedde Beecroft dertig vrouwen in ondergoed, sweaters en blonde pruiken, en gaf ze hen de opdracht om Edmund Moeschka na te spelen, de jonge hoofdredacteur uit Roberto Rossellini’s grauwe Germania, anno zero uit 1947. De modellen waren van het publiek gescheiden door een muur waarin een grote rechthoekige opening was gemaakt – als het kader van een film. In Milaan in 1994 inspireerde zij zich voor een performance op Leontine Sagans klassieker over lesbische kostschoolerotiek: Mädchen in Uniform uit 1931.

Tegen wie opmerkt dat haar werk weinig meer is dan de nieuwste combinatie van kunst en mode, antwoordt Beecroft: “Mode is een landschap dat me beïnvloedt. Ik kijk naar mode, ik kijk naar de mensen op straat, ik bewaar knipsels uit magazines, maar mijn werk gaat niet die kant uit. In die vloed van beelden kijk ik naar de portretten: het is daarin dat ik mij dingen realiseer die ik nog moet begrijpen over mijn eigen werk. Ik verkies om een gewoon uitziend meisje dat soort look te laten uitstralen boven een professioneel model dat getraind is om er zo uit te zien. Omdat ik geloof dat alle vrouwen geboren werden om bekeken te worden. Ik wil dat een gewoon uitziend meisje in een ruimte geplaatst wordt, dat ze bekeken wordt, en dat ze ook zelf terugkijkt.”

Marc Holthof

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content