ZOU HET EINDE VAN DE DESIGNGESCHIEDENIS IN ZICHT ZIJN ? EEN VERSLAG VAN DE DESIGNWEEK VAN MILAAN.

Gaat het goed met de designsector ? Het hangt ervan af hoe je het bekijkt. I Saloni, de meubelbeurs van Milaan, kreeg voor zijn vijftigste editie 321.320 bezoekers over de vloer, bijna tienduizend minder dan vorig jaar. Let wel, juichten de organisatoren, er kwamen twee procent meer bezoekers dan in 2009. Bovendien hield de Eyjafjallajökull zich koest. Er was kortom geen vuiltje aan de lucht, en 2011 zou geen rampjaar worden.

De meeste fabrikanten noemden zichzelf voorzichtig optimistisch. In de praktijk bleken ze vooral het eerste : voorzichtig. Het absolute dieptepunt van de crisis ligt achter ons. Maar dat betekent niet dat de crisis voorbij is. Rolf Fehlbaum, de grote baas van Vitra : “In 2009 tuimelde onze omzet naar beneden. We zijn daar toen echt door verrast. Intussen doen we het beter. Onze cijfers stijgen weer. Maar we halen nog steeds niet het niveau van voor de crisis.”

Topvorm, of niet

Veel fabrikanten waren in Milaan niet in topvorm. Ze leken betere tijden af te wachten, en rationaliseerden in tussentijd hun aanbod.

“Tja”, zuchtte de persattachée van een van de belangrijkste Italiaanse merken terwijl ze ons snel voorbij de nieuwe fauteuil van een nochtans beroemde designer loodste, “deze bank stelt inderdaad niet veel voor. Maar er is nu eenmaal veel vraag naar dit soort producten.” Het is duidelijk geen moment voor durf, voor risico’s, voor toeters en bellen. Maar daardoor lopen de fabrikanten het gevaar relevantie te verliezen. Want wie waagt, wint, ging toch het spreekwoord ?

De designweek was ook minder dan vroeger één groot feest.

Established & Sons, een van de meest toonaangevende merken, showde niet langer in La Pelota, de oude sportzaal in Brera waar het de voorbije vijf jaar elke keer een imposant schrijn installeerde voor zijn nieuwe meubelen. Het bedrijf verloor zijn stichter, kreeg een nieuw management en knipte in de kosten. Established streek dit keer neer in het Teatro Versace, waar de nieuwe producten, van onder anderen Ronan en Erwan Bouroullec en de Belgische Nathalie Dewez, enigszins verloren stonden in de donkere ruimte (er was tijdens ons bezoek, maandagnamiddag, ook weinig volk).

La Pelota werd dit keer ingenomen door Hermès, het Franse luxemerk, dat zijn eerder dit jaar gelanceerde meubelcollectie van Jean-Michel Franck uitbreidde met een aantal hedendaagse ontwerpen, van onder anderen Enzo Mari en Antonio Citterio. Het aanbod werd gepresenteerd in een elegant papieren paviljoen van de Japanse architect Shigeru Ban (zie interview, pagina 44). Hermès collaboreert met gevestigde ontwerpers, en dat is een forse stap verder dan de meeste andere modemerken met ambitie in de meubelsector. Maar uiteindelijk zit ook Hermès vast in een esthetiek die je nog bijna alleen ziet bij de grote spelers van de luxe-industrie : duur ogend meubilair dat perfect geschikt is voor herenhuizen, jachten en Dubai, maar in feite weinig bijbrengt voor de hedendaagse woning. Citterio is perfect thuis in dat soort producten (hij is een vaste waarde bij B&B Italia, dat de meubelen van Hermès fabriceert), maar van Enzo Mari zijn we radicaler werk gewoon.

Zona Tortona, tien jaar lang het kloppend hart van de designweek, lijkt die status kwijtgespeeld (financiële problemen, een drugsschandaal, maar vooral : te veel marketing, te weinig design). Vorig jaar kon je er nog over koppen lopen, en waren herhaaldelijke bezoeken nodig, zoveel was er te zien. Dit keer zijn we slechts één keer langs geweest, voor de presentaties van de Poltrona Frau groep (met onder meer de eerste collectie outdoormeubilair van Cassina – Le Corbusier en Perriand in weerbestendige materialen – en een opnieuw opvallend kleine collectie van Cappellini), Dedon, Modular, Moooi (een plastic stoel van Studio Job, best geschikt voor een Playmobil-kasteel op mensenmaat) en Tom Dixon, die dit jaar behalve boetiek ook restaurantje speelde. In tegenstelling tot andere jaren leek hij helemaal niets te vertellen te hebben. Alsof de entrepreneur in Tom Dixon het van de designer had gewonnen.

De melancholie van Milaan

Er hing in Milaan een zekere melancholie in de lucht. De stand van Kartell in het beursgebouw, met reusachtige billboards in vrolijk, opzichtig neon, deed denken aan de wanhoop van Las Vegas.

De oude rotten in het vak (ze zijn met niet veel meer) hadden collectief een macaber moment. Andrea Branzi verwerkte doodshoofden in zijn vazen. Zijn tentoonstelling, in een kleine galerie, werd begeleid door muziek van de Sex Pistols en de Velvet Underground. Gaetano Pesce hing in de kelders van de Triënnale een bloederig Italië aan een reusachtig kruis (een oud werk weliswaar, maar toch).

Het jonge Brusselse architectuur- en designerscollectief Rotor, vorig jaar al opgemerkt in het Belgisch paviljoen van de architectuurbiënnale van Venetië, was in Milaan uitgenodigd door de Fondazione Prada. De tentoonstelling Ex Limbo, een hoogtepunt van de designweek, was vooral een kunstproject, maar dan wel één dat perfect de tijdgeest uitdrukte. Rotor toonde in het oude fabrieksgebouw van Prada de uit elkaar gehaalde onderdelen van oude defilédecors van het merk. Miuccia Prada heeft dat materiaal sinds 1993 bewaard. Ze vergelijkt die decors met voorwerpen, kleren en andere spullen die je niet meer gebruikt, maar die je toch liever niet weggooit, bijvoorbeeld omdat je er emotioneel aan gehecht bent. Een zaal met op elkaar gestapeld detritus. Rommel als statement. Design in de traditie van Marcel Proust.

De tentoonstelling van Rotor was belangrijk omdat ze je deed nadenken. Wat te doen met al die spullen (lees : meubelen) ? Hebben we niet genoeg producten ? Biedt recyclage een uitkomst ? En kun je dat dan wel design noemen ? Heeft design een toekomst ? Weegt het verleden van de designgeschiedenis misschien te zwaar op de jongere generaties ontwerpers ?

In een normaal jaar vind je in Milaan altijd wel een rode draad. Dan zie je de retour van het minimalisme, of een plotse gedeelde passie voor oranje, en dan valt alles vanzelf op zijn plaats. Dit jaar overheerste vooral de indruk van kakofonie. Een collectief gebrek aan focus, misschien. Alsof iedereen, van groot tot klein, maar wat aanmodderde.

Maar Ex Limbo gaf ons houvast. Plotseling zagen we het verband, om maar één voorbeeld te geven, tussen de kuipstoel Moon van Tokujin Yoshioka voor Moroso en het met edelstenen versierde antieke schildersbankje van Lachaert & Dhanis. De Moon was, voor wie goed keek, vorig jaar al te zien in Milaan, als de basis van een ander meubel van Yoshioka, Memory, in wezen een omhulsel van zilverpapier. Het bankje, een van de fascinerendste voorwerpen in Milaan dit jaar, is net zo goed een vorm van recuperatie.

Meer van hetzelfde bij B&B Italia, waar de Tufty Too wordt beschreven als een ‘herwerking’ van de Tufty van Patricia Urquiola uit 2005. Zes jaar later lijkt het model zijn houdbaarheids- en verkoopdatum min of meer te hebben overschreden. Dat wordt heel concreet opgelost met een refresh van de blokjessofa : de structuur is dezelfde, maar de afwerking is minder strak, de stof zit losser en, ook niet slecht, de prijzen liggen lager. Bij Vitra was nog een andere variant te zien : de nieuwe kuipstoel van Alfredo Häberli werd er onder meer gepresenteerd op een onderstel van Charles en Ray Eames uit het midden van vorige eeuw, of iets dat er in elk geval zeer sterk op leek. Noem het knutselen met de voorvaderen.

Er werd dit jaar nog vaker teruggekeken (ons land herinnerde zich plotseling dat het nog twee kunstenaarsresidenties uit de jaren dertig had liggen op Isola Comacina in het Comomeer, zie p.38). En dat gebeurde minder dan anders met heruitgaven.

Soft Power, of toch robuust ?

Op de beurs merkten we dat veel fabrikanten hun collecties ‘softer’ benaderden dan anders. Dat textiel goedkoper is dan leder, zal daar veel mee te maken hebben gehad. Het Zwitserse De Sede, doorgaans tuk op leder, bracht voor het eerst in stof overtrokken banken. Ook Natuzzi, Living Divani en Meridiani toonden meer stof. Molteni introduceerde het sofabed Oz, van Nicola Gallizia, met gewatteerde bekleding. Het Duitse E15 verzachtte een stoeltje van Stefan Diez voor meer comfort.

We zagen linnen- en katoenstoffen, maar ook opvallend veel chenille, een zachte, tactiele stof gemaakt van pluchegaren. De ultieme hang it loose stof kwam, enigszins tot onze verrassing, van Konstantin Grcic voor Established & Sons. Hij drapeerde letterlijk een soortement fleece deken over een sofa (“Verschillende stoffen zijn mogelijk : een warmere in de zomer, een lichtere voor in de winter”, aldus de bijbehorende tekst). Eerlijk gezegd : we hadden zowel van het label als van de ontwerper toch wel wat meer verwacht dan een interpretatie van de Paola Navone-look.

De Britse fabrikant had ook slimmere toepassingen van textiel in zijn aanbod : Folio, van de broers Bouroullec, is een houten rek met een vilten schuifgordijn ervoor, het resultaat van een denkoefening rond het werk van schilder Sonia Delaunay, vertelde Ronan Bouroullec. Moroso bracht een boekenrek met stoffen tussenschotten van Monica Armani, en het jonge Italiaanse meubelmerk Lago presenteerde als kleerkast een tussen plafond en vloer gespannen textieldoek. Dat is, in de woorden van het bedrijf, akoestisch interessant, goedkoop en snel vervangen. Het allerzachtste meubeltje om in te ploffen was misschien het poefje Slumber van de Poolse Aleksandra Gaca voor het Belgische Casalis, in een driedimensionale elastiekstof, gepresenteerd in zachte pastelkleuren.

Maar niet alles wordt poeslief, wollig teder en zacht. We zagen in Milaan ook stoerder meubilair, met opnieuw Grcic aan het voortouw. Zie zijn uit de kluiten gewassen maar toch lichte kampeerstoel Waverbij Vitra, en zijn door de transportindustrie geïnspireerde clubstoeltje Avus bij Plank. Nog meer vroem vroem-inspiratie bij Alias, met enerzijds een meubel uit de archieven van auto-ontwerper Pio Manzù en anderzijds de Hydrochair van Alberto en Franscesco Meda, die gemaakt wordt met een techniek uit de automobielsector (hydrovormen : het in vorm duwen van holle buizen met de hulp van water in plaats van in een klassiekere pers). Ook bij Nils Holger Moormann geen franjes. De Pressed chair is gemaakt uit een superdunne geplooide aluminiumplaat.

Nieuwe helden

Onze conclusie : 2011 is geen goed designjaar, maar de toestand is ook niet hopeloos. Misschien heeft de sector nood aan een revolutie, of ten minste aan nieuwe ideeën. Hier en daar werd in Milaan druk gepalaverd over de betekenis van design in 2011. Bijvoorbeeld bij de Nederlandse stichting Premsela, of door de mensen van het tijdschrift Domus.

Z33, het cultuurcentrum uit Hasselt, bracht in de industriewijk Lambrate de tentoonstelling New Times, New Heroes, met als kroonstuk het ambitieuze onderzoeksproject van Thomas Lommée rond Open Structures. De designer bouwt op het idee van modulair design. Zijn project schakelt de klassieke fabrikanten uit. Het is tegelijk een infrastructuur en een database van losse elementen, die door om het even wie kunnen worden ontworpen : designers, architecten, amateurknutselaars. Ze gebruiken daarvoor de rooster en afmetingen van Lommée, waardoor alle elementen in elkaar passen, in de traditie van Lego of Meccano. De stukken kunnen vervolgens worden gebruikt om voorwerpen mee te maken. “Dit is een betatest”, zei Lommée. “Het is een systeem dat zich aanpast aan de gebruiker. Tegelijk hightech en lowtech. Op dit moment is het nog een beetje zoeken waar precies het potentieel ligt. Het idee van een modulair systeem is niet nieuw. Maar er zijn wel nieuwe mogelijkheden. Mijn streefdoel is : over tien, twintig jaar op een rommelmarkt komen en daar een voorwerp vinden dat met mijn systeem gemaakt is.” Als er tegen dan nog rommelmarkten bestaan.

DOOR JESSE BROUNS EN LEEN CREVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content