Wat gebeurt er als je koeien op de vijfde verdieping laat grazen? Kunnen we zonder verkeerswisselaars? Wat als je een park op een bos stapelt? “Je bent maar beter voorbereid”, vindt Winy Maas van het Nederlandse architectenbureau MVRDV.

M VRDV huist op de hoogste verdieping van een oud, afbrokkelend havengebouw in Rotterdam, verstopt achter een drukke ringweg, een muur van verlaten stapelplaatsen, en een ongebruikt treinspoor. De kortste weg leidt langs een verroeste trap, een veld met onkruid, een rammelende ladder, omheiningen, en de spoorpartijen. Er is een ander, minder omslachtig maar langer parcours, over de kade, voorbij de lokalen van Stuntteam & Cascadeclub Mr Nick Holiday, voorbij een blauwgeschilderd frietkraam waarop staat te lezen: Patat sinds 1972. In de verte, boven het water, een ballet van kranen, en dichterbij een schip van Greenpeace, dat stil voorbijvaart.

In het kantoor gaat een weids panoramisch zicht over Rotterdam gedeeltelijk achter rolluiken verborgen. Steunkolommen zijn in verschillende kleuren geschilderd en op elke tafel en kast ligt een stapel papier. Het hoofdkwartier van MVRDV, waar 32 mensen werken, is een doolhof, “een Baarle Hertog-achtige compositie van kamers”, zegt Winy Maas, de 40-jarige architect en stedenbouwkundige. “We zaten destijds een eind verderop, in dezelfde wijk, in een kamer van 4 bij 4 meter. Toen de eerste klanten zijn gekomen, hebben we extra ruimte moeten zoeken. Uiteindelijk zijn we in dit labyrint terechtgekomen.”

Bijna zeven jaar geleden is het dat Winy Maas met Jacob van Rijs en Nathalie de Vries MVRDV heeft opgericht, een perfect geolied en dus succesvol samenwerkend verband. “MVRDV betekent opgaan in een groter geheel”, zegt Maas. “Samenwerking is zinvol. Als je praat, ontstaan er motieven en argumenten, en zo worden architectuur en stedenbouw bespreekbaar.” MVRDV is het meest besproken en interessantste Nederlandse architectuurfenomeen sinds Rem Koolhaas. Hun bekendste gebouw, het hoofdkwartier van de televisiezender VPRO, is wereldwijd bejubeld. Naar hun ontwerp voor het Nederlandse paviljoen op de nakende Wereldtentoonstelling in Hannover, Expo 2000, wordt met spanning uitgekeken. Hun vorig jaar verschenen boek over densiteit, Farmax, is een bestseller tot in Frankrijk en Korea. MVRDV is al lang geen klein bureautje meer, wel een goed draaiende machine, die bijna 24 uur op 24 ideeën en concepten spuit.

Tijd voor bezinning is er niet, hoogstens een kort gesprek, aan honderd per uur. “De architect die met wapperende haren en hoed binnenkomt en het dan kunstzinnig over zijn intuïtie heeft, die is hier niet aan de orde”, zegt Maas. “We leven in een tijd waarin een enorme schaalvergroting plaatsvindt, de economie wordt grootschaliger, en daardoor moet je grotere groepen overtuigen van je programma’s, van het nut van investeringen.”

Het feit dat je objecten neerzet is goed, vindt hij, “maar het is interessant als je objecten een boodschap hebben, als ze refereren aan die grotere schaal. Er is al een zee van objecten, en elk ervan vraagt aandacht. Daar word je een beetje moe van. Als je langs Boom rijdt of over de Périphérique rond Parijs, dan kijk je niet meer naar de gebouwen, dan wordt het een soort soep. De schaalvergroting is er en dat betekent dat we ons met dat fenomeen moeten bezig houden.”

Volgens Winy Maas zijn ze nu met het bureau in een tweede fase terechtgekomen. “Een aantal van onze agendapunten op stedenbouwkundig en verkeerskundig gebied kunnen verder worden ontwikkeld.” En hij ontvouwt, bij wijze van inleiding, plannen van MVRDV om de Europese wegeninfrastructuur beter te benutten. “Neem de singel in Antwerpen, of grote stukken van de Ring rond Brussel: die zones lijken de meest toegankelijke ter wereld, maar dat zijn ze niet, onder meer omdat er te weinig afritten zijn gemaakt. Die zones zijn slecht bereikbaar, ze hebben de laagste grondprijs ter wereld en ze worden nauwelijks gebruikt. Die paradox moeten we zien op te lossen. We moeten die gebieden aanwijzen, we moeten ze beter gebruiken. Wat wij voorstellen is niet alleen een soort transitzone, maar een stadsboulevard waar je 120 km per uur mag rijden, maar waar je ook parallelwegen hebt waar je aan 80 of 60 km per uur rijdt. Zodat je met je auto, hop, je garage en je woning inknart, of je kantoor binnenrijdt. Daardoor krijg je een ander soort steden. Dat is niet eenvoudig, en het is in eerste instantie ook niet goedkoop. Maar als je het afweegt tegen het alternatief – nog meer op het platteland bouwen – dan is het wel weer goedkoper, omdat je op een compactere manier meer programma kunt maken. Dat is wat we met dat agendapunt beogen.”

“Je kan zo’n droom hebben,” vervolgt Winy Maas, “maar je moet die ook invullen. De gemeente Eindhoven, bijvoorbeeld, wil een stuk van haar ring volgens onze denkwijze herinrichten, en dus hebben we een middel gezocht om kruispunten zodanig te veranderen dat dat mogelijk wordt. We gaan nu een stuk bouwen volgens het oorspronkelijke concept, maar op een eenvoudige manier. Dat wordt een bedrijventerrein waar je zonder stoplichten of tegenliggers tegen te komen je bedrijf kan inzoeven. Er is ook een vraag van de Rijksoverheid naar een algemeen onderzoek: wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de mobiliteit?”

Winy Maas heeft iets tegen verkeerswisselaars. “Wat je ziet in Europa is een soort rotondeziekte. Probeer maar eens van Parijs naar Orléans te rijden over de route nationale, je wordt helemaal knettergek van de rotondes. Ze wekken irritatie op, ze zijn niet comfortabel, je moet voortdurend afremmen. Wij denken aan een andersoortig circuit, we willen tegengestelde stromen uit elkaar trekken, zodat je rotondes kan vermijden. Dan staan er geen voorrangstekens op het wegdek geschilderd: je laat de verkeersstroom langzaam in elkaar weven.”

Het systeem wordt straks toegepast in Eindhoven, en wordt nu al op kleine schaal getest op de Erasmusbrug in Rotterdam.

Winy Maas lijkt geobsedeerd door cijfers, maten en gewichten. Met MVRDV bouwt hij het dunste huis van Nederland en het dunste kantoorgebouw ter wereld. Hij is geïnteresseerd in maximalisatie, het grootste, het kleinste, het dikste, het dunste. Een manier om de grenzen van het mogelijke te verkennen. Wat kan en wat niet kan. “Ik ben niet bang van extremisme”, zegt hij. “Alles kan of lijkt te kunnen, en toch wordt er veel middelmatigs gebouwd. Nederland, België, heel West-Europa eigenlijk, kan worden gelezen als een tapijt van middelmatigheid. Tot de uitersten gaan, heeft zin omdat je breekt met die middelmaat. Het woord extremisme wijst erop dat je inderdaad limieten tegenkomt, dat je zegt: we bouwen het dikste gebouw, maar dat het op een gegeven moment niet dikker kan omdat de wetgeving het niet toelaat. Een superlatief helpt je doelen te stellen. Je verkent de grenzen van het mogelijke en die grenzen stel je uiteindelijk ter discussie.”

“Vanaf het moment dat je in nood zit, ga je oplossingen bedenken. Daarom ben ik niet tegen apocalyptische scenario’s. Iedereen is bang van files, maar ik vind ze niet zo erg. Want daardoor zullen we misschien eerder oplossingen verzinnen, wordt misschien veel sneller een auto met een schone motor bedacht. Dat gevoel van een naderende ramp omzetten in positieve energie, daar gaat het om.”

Extremen kwamen ruimschoots aan bod in Farmax, een boek van meer dan 700 pagina’s over extreme densiteit, waarin onder meer wordt bestudeerd of ruimte anders kan worden ingevuld. Er wordt momenteel aan het vervolg gewerkt, gewijd aan de driedimensionele stad.

“We werken aan een serie boeken die de agenda van het bureau moeten verklaren”, zegt Maas. “In het nieuwe boek onderzoeken we alles wat met de driedimensionale stad heeft te maken. Is stapelen een denkbare oplossing? Is het doenbaar om op de 20ste verdieping je kinderen op te voeden? Kan je daar bovenop ook nog parken bouwen? We kijken of er voorbeelden bestaan van driedimensionale steden in Nederland en in de wereld, en hoe die gemaakt zijn. In China vind je onwezenlijk mooie voorbeelden van wegen die op elkaar zijn gestapeld. En er bestaan zeer intrigerende steden met grote hoogteverschillen: Luxemburg, La Paz. Hoe wordt met dat hoogteverschil omgegaan? Soms zie je heel curieuze oplossingen. Op een bepaald moment krijg je een soort quantumsprong in je programma. Dan gaat dat hoogteverschil in de gebouwen zitten, of in stadsdelen. Het hoogteverschil wordt als het ware verdikt. Moet je dan roltrappen maken om naarboven te komen, om de stad te laten verdergaan? We proberen ook na te gaan hoe zo’n stad economisch realiseerbaar is. Want iedereen roept natuurlijk onmiddellijk: het kost te veel geld. Op dat moment moet je je afvragen hoe je het betaalbaar kan maken. En dan komt ook nog de psychologie aan de orde: valt in zo’n stad wel te leven?”

Je krijgt de indruk dat Maas geheel overtuigd is van de leefbaarheid van zijn driedimensionale stad, maar het antwoord op zijn eigen vraag klinkt genuanceerder: “Ik denk dat die leefbaarheid niet vroeg genoeg bestudeerd kan worden. In een aantal gevallen zal het helemaal niet werken, in andere gevallen uitstekend. Laten we dus beginnen met de situaties te bestuderen, want anders weet je het gewoon niet. In het geval van bossen, parken en recreatie is het concept zeer goed mogelijk, voor bepaalde vegetaties en landbouwproducten is het ook al voorstelbaar. Skiën gebeurt soms al indoor, dus waarom niet bovenop een gebouw?”

In een verwant project, Meta City / Data Town, gaat het over schaalvergroting. Een gedachte-oefening in de stijl van het computerspel Sim City, maar wel wetenschappelijk verantwoord. “We hebben ons afgevraagd of we een grootstad konden ontwerpen die, zeg vier keer zo dichtbevolkt is als Nederland. 250 miljoen mensen in een stad van 400 kilometer doorsnee. Hoe los je dat op? Hoe groot zijn de problemen? Wat voor landschappen levert dat op? Wat doe je met bosbouw, landbouw, energievoorziening? Dan ga je aan het rekenen.” Het resultaat is een getallenstad. En het ultieme bewijs, volgens MVRDV, “dat het heel zinvol is dat soort punten op de agenda te zetten van de nationale planning.”

Het bureau denkt overigens luidop aan een adaptatie van zijn Meta City / Data Town voor Nederland. Dat wordt dan NL City, onderwerp van een nota voor de minister van Ruimtelijke Ordening. “We stellen voor dat Nederland als één entiteit wordt beschouwd. Zo groot is het land nu ook weer niet, 16 miljoen inwoners, net zo groot als Kaïro. Bekijk dat land nu eens als een immense, beetje platte stad. Wil je een groot centraal park? Dan moet je dat maken. Dan moet je de Veluwe uitbreiden en de dorpen daar weghalen, of ze verkleinen. Wil je ergens een leeg stuk? Nou, dan verklaar je het noorden als leeg gebied. En je zet het tjokvol met windmolens. Op die manier ben je niet meer afhankelijk van aardgas en aardolieproductie, dan kan je het in één keer daarmee doen. Wil je een stad? Laten we van Rotterdam dan ook echt een stad maken, met drie miljoen inwoners. Hoe kan dat? Hoeveel moeten we wegschrapen van de Maas of de Rijn om een ongelooflijke vallei te krijgen die je kan gebruiken voor afdoende waterafvoer en zuiveringscapaciteit, en voor woningbouw? We stellen een aantal grand projets voor, die de ministeries niet uit elkaar drijft, maar ze nader bij elkaar brengt: waterbouw in samenwerking met volkshuisvesting, energievoorziening met landbouw in een hok. Dat is een van onze ambities: met ’s lands mogelijkheden ongelooflijke landschappen maken.”

Wat de voorstellen van MVRDV extra interessant maakt, is het feit dat er door de overheid ook naar wordt geluisterd. NL City was een opdracht van Ruimtelijke Ordening, en het bureau voert gesprekken met de betrokken minister en een aantal staatssecretarissen over een vervolg. “Het idee is om een soort ateliers te organiseren: 60 witte jassen in één gebouw, stedenbouwkundigen, architecten en planologen die de ideeën uitwerken tot een uitvoerbaar nationaal plan.”

“Het zou fantastisch zijn,” zegt Maas, “nu jullie ook zo’n geweldige coalitie hebben in België, dat iets gelijkaardigs ook bij jullie zou kunnen. Het zou prachtig zijn als onderkend werd wat je met zo’n land kan doen: Wat houden we leeg? Waar maken we stad van? Is het voorstelbaar om de Ardennen ook nog voor andere doelen in te zetten dan alleen maar recreatie? Moeten we sommige stukken van de Ardennen verder verdunnen? Moeten we andere recreatiegebieden voorzien? Moeten er hekken weg, zodat de mouflons van Luxemburg naar Bastogne kunnen lopen?”

Hij ziet zich al een park stapelen tussen een wolkenkrabberpartij in de Brusselse Noordwijk, “zodat je vanaf de tiende verdiepingen van die gebouwen zo het bos in kunt lopen, zo over een begraafplaats kunt wandelen. Dat zou op dit moment het ultieme project zijn.”

Het stedenbouwkundig onderzoek echoot in een aantal gebouwen van MVRDV. En Maas noemt op: een museum in de Japanse bergen, een tentoonstellingspaviljoen in MalmO, een gestapeld woningcomplex op poten in Wenen. Het bureau is ook gevraagd een voorstel in te dienen voor het Musée de l’Homme aan de Quay Branly in Parijs, en voor Antwerpen wordt gewerkt aan een masterplan voor de stationsbuurt (zie kader). In Nederland werkt MVRDV aan een faculteitsgebouw voor de universiteit van Nijmegen, aan een kantoorgebouw in Amersfoort, en aan een appartementsgebouw en twee woningen in Amsterdam, waaronder het dunste huis van Nederland – 2,5 meter breed.

“In een woontoren die we nu bouwen in Hengelo hangen we tuinen aan de gevel, enorme lappen zijn het, met zwembad. Want iedereen zegt toch: Ik wil een huis met een tuintje. Dit is dan misschien de ultieme oplossing geworden.”

De spectaculairste toepassing van het stapelidee is het Nederlands paviljoen, nog een overheidsbestelling, voor de Wereldtentoonstelling in Hannover, volgend jaar. Dat paviljoen is niet alleen een laboratorium, maar ook een monument in wording, met een bos op de derde verdieping en een waterval in de gevel. De begane grond is overal en nergens. “Als je Nederland wilt tonen aan de buitenwereld, dan is de vraag: hoe wil je dat doen? Klompen, folklore, dat is flauwekul, nonsens. Daarnaast zie je in de geschiedenis van de wereldtentoonstelling veel objecten die symboolwaarde krijgen. Het Atomium, dat onderzoek moet symboliseren, is een heel aardig ding, al is het helemaal verslonsd. Hetzelfde geldt voor de Eiffeltoren, of voor de geodetische koepel van Buckminster Fuller in Montreal. Sevilla? Die expo ging gewoon over commercie, over toerisme.”

“Wij wilden een object maken dat spreekt tot een grote groep mensen. Dan moet je een aantal dingen doen. Dan moet je inhoud of onderzoek mengen met massacommunicatie, je moet Disney als het ware toepassen in combinatie met experiment, onderzoek met entertainment. Nederland heeft een traditie om het gebrek aan ruimte op te lossen in de tweede dimensie: de polders. Maar waarom zouden we ons daartoe beperken? Kunnen we geen ruimte creëren in de derde dimensie? Kunnen we niet eens alles wat normaal gezien niet mag worden gestapeld toch stapelen? Woningen en kantoren, dat gaat makkelijk, maar kan je ook bosbouw en waterbouw en recreatie op elkaar stapelen? Is de begane grond op 40 meter hoog voorstelbaar? Kan je koeien op de zesde verdieping laten grazen? Kunnen bomen er groeien? Wat met lucht en water?”

Winy Maas zegt dat hun plan voor het paviljoen toch weerstand ondervond. “Er is een droom, en er is een realisatie, en de realisatie is een deel van de droom.” Ideeën werden herwerkt, bijgestuurd, geschrapt. “We wilden een soort arboretum op de vijfde verdieping: alle planten van Nederland bij elkaar zetten, drie meter hoog, een massief lexicon, het compactste arboretum ter wereld. Een tomaat net onder een champignon en daaroverheen nog een hortensia. Als je daardoorheen kijkt, krijg je een ongelooflijk woud. Dat voorstel is afgeschoten. Er kwam een ethische discussie op gang tussen de ministeries: kan de boodschap wel zijn dat we in Nederland tomaten kweken in het donker, zonder zonlicht? Nu zijn onze tomaten in Nederland niet te eten, maar desalniettemin, dat zou dan tegen het exportproduct zijn. Goed, daar raak je een ethische en economische grens. Oké, dat is dan zo, dat accepteren we. Koeien, dat zou ook kunnen. Je zou een prachtige mestcyclus kunnen maken, die meteen weer de planten een niveau lager bemesten, maar vanuit dezelfde ethica werd ook dat afgewezen. Water is wel aanwezig in het paviljoen. De vraag was: kan je water stapelen, een waterval langs de gevel die dan weer leidt naar een mistlaag in het bos? En het antwoord was: dat kan.

Het bos is natuurlijk een eyecatcher van jewelste. Welke planten heb je nodig om het te beschermen, hoeveel lampen heb je nodig? Vandaar de windmolens op het dak, om het ecologisch verantwoord te maken. Die windmolens waren eerst groter. Het was de bedoeling dat het paviljoen zelfvoorzienend zou zijn en daarom hadden we uitgerekend hoe groot de windmolens moesten worden. Het waren prachtige dingen, 60 meter hoge joekels boven op het dak, maar dat bleek niet betaalbaar binnen het budget, en we konden niet op tijd sponsors vinden, dus hebben we een beperkt aantal windmolens. Het is een spel tussen droom en realiteit dat hiermee een stapje verder komt.”

Het buitenland wenkt, maar voorlopig blijft MVRDV geankerd in Rotterdam. “Het aantrekkelijke van Rotterdam is dat je een zee van ruimte hebt”, vindt hij. “En dat het een onbekommerde stad is, niet al te pretentieus. Het is een werkstad. Je wordt niet continu verleid om heel erg gezellig te gaan eten of voortdurend naar theaters te gaan. Dat er wat minder cultuur is, maakt dat je meer op je werk gefocust bent. En een laatste punt is het feit dat Rotterdam geen mediterraan klimaat heeft. Het regent vaak en dat maakt dat je niet de hele tijd naar het strand verlangt of een safari wilt maken.”

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content