De komende weken staan de spots op Anne Provoost. Haar gelauwerde boek ‘Vallen’ is net verfilmd, in Zuid-Frankrijk en met een Engelstalige crew. Voor regisseur Hans Herbots is dit zijn filmdebuut.

Doden is soms nodig om zuiverheid te bewaren”, zei hij. “Je doodt de zwakken opdat de sterken overblijven. Wie ’t niet doet, ondermijnt het ras.” Aan het woord is Benoît, een van de personages uit het boek Vallen, van Anne Provoost. Benoît is stoer, maar bang van vuur, en zijn vriend Alex draagt nooit een helm. Uit principe, zegt hij, maar voor betogingen maakt hij een uitzondering.

Een subtiel boek maken met een thematiek als deze blijkt al jaren een talent te zijn van schrijfster Anne Provoost. Wie het boek gelezen heeft – het is ondertussen in negen talen vertaald – kan niet anders dan geïnteresseerd uitkijken naar oktober, want dan komt de film Falling in de bioscoop. Anne Provoost (37) en regisseur Hans Herbots (31) over een verhaal dat herboren wordt in beelden.

De trailer en de affiche van Falling zeggen genoeg. Het wordt een Vlaamse product, opgenomen in Frankrijk, met een Vlaamse crew, Belgische muziek en Vlaams, Brits en Amerikaans acteertalent. De geafficheerde, intense blik van hoofdrolspeler Lee Williams brengt je meteen bij het uitgangspunt van het verhaal. “Dit is Lucas, een verdrietige jongen”, wijst Cornelius, het achtjarige zoontje van Anne Provoost. Maar na het zien van de brandstichting op de trailer, gebruikt hij liever de woorden ‘stoute jongen’. “Het is een jongen die verdrietig is omdat hij iets stouts gedaan heeft”, legt mama Provoost uit. En daarmee doet Provoost waarin ze ook in het boek uitblinkt: thema’s aanraken zonder grote woorden te poneren.

Hoofdpersonage Lucas is met zijn moeder op vakantie in Frankrijk, in het huis van zijn overleden grootvader. Hij komt er onder de invloed van mooiprater Benoît, in de film vertolkt door Koen De Bouw, en van Caitlin, een meisje dat op bezoek is in het klooster naast de deur. Het wordt een zomer van langzame onthullingen over het oorlogsverleden van zijn grootvader, en van een parallelle tweestrijd in het hart van Lucas. Vallen is een genuanceerde aftasting van begrippen als extremisme, onverdraagzaamheid, collaboratie, beïnvloeding en schuld. Thema’s die breed maar toch nauwkeurig zijn overdacht en afgewogen, en die in het verhaal zeer geloofwaardige en tot inleving uitdagende vormen aannemen.

Is het niet moeilijk om een boek als Vallen af te geven voor herwerking?

Ik heb relatief weinig last van dat zogenoemde geesteskindgevoel. Ik hang niet zozeer vast aan de beelden, maar wel aan het ideeëngoed en de manier waarop het is opgebouwd. Ik hou ervan de lezer de klei te geven die nodig is om aan het werk te gaan, maar wil zelf het werk niet in zijn plaats doen. Als dit principe bij een verfilming bewaard kan blijven, ben ik tevreden. Welke beelden dan juist gekozen worden, komt voor mij niet op de eerste plaats.

Toen producent Tharsi Vanhuysse me vroeg om het scenario mee te schrijven, heb ik ook neen gezegd. Het was mijn vak niet, vond ik. Bovendien was het al jaren geleden dat ik het boek geschreven had en had ik geen zin om het opnieuw te kauwen en te formuleren. Maar toen regisseur Hans Herbots zijn eerste versie voorlegde, werd ik er toch weer helemaal ingetrokken. Vooral omdat ik voelde hoe verschillend het medium film is en er mee voor wilde zorgen dat Hans genoeg afstand van het boek zou durven nemen. Ik herinner me een scène waarin Caitlin kwam aangejogd en zei dat ze een ree had gezien. Dat kan een zin in een boek zijn, maar in een film is zoiets zeer onproductief. Caitlin moet al joggend gefilmd worden, en je moet haar blik zien en ook de ree zien lopen. Ik besefte toen dat in de film andere standpunten mogelijk werden, terwijl ik me in het boek enkel aan het gezichtspunt van Lucas had gehouden.

Het begin van een intensieve samenwerking?

Eigenlijk staken Hans en ik elkaar zo aan met ons enthousiasme, dat de samenwerking echt fiftyfifty ging verlopen. Zo hebben we ook beslist dat er in de film een soort tikkende klok moest komen die telkens de noodzaak van de volgende scène zou benadrukken. Zulke spanningselementen zijn voor een film nog veel meer van belang dan in een boek.

We hebben dan uiteindelijk gekozen voor het toevoegen van een herdenkingsfeest in het klooster. Daarop zouden de vijf nonnen herdacht worden door de joden die tijdens de oorlog onrechtstreeks de aanleiding van hun executie waren geweest. In de film wordt van in het begin duidelijk dat er in het klooster een feest in voorbereiding is, en dat ze daar in het huis van grootvader aanvankelijk niets van weten. Ik had me bij het schrijven van het boek nooit moeten afvragen waar ze zich in het klooster mee bezighielden, waarover ze spraken. Waarom komen Caitlin en haar moeder uit New York naar dat klooster toe? Wat zeggen ze tegen elkaar? In het boek bespiedt Lucas hen en ziet hij dat ze kransen maken, maar wat doen ze verder? En waarom maken ze die kransen? Het invoegen van dat joodse feest zorgde voor een extra dimensie: dat Lucas zich nog meer uitgesloten voelt en nadien ook zelf gaat uitsluiten. In een film moet zoiets allemaal zeer visueel geïnduceerd worden.

Is het niet vreemd om je fantasieën te confronteren met de concrete locaties?

Ik weet dat er een vooronderstelling leeft dat zoiets teleurstellend moet zijn. Ik zie die plaatsen inderdaad terwijl ik erover schrijf, maar eigenlijk vergeet ik ze na een tijdje weer. Bovendien zijn er een heel aantal dingen die ik niet had ingevuld, zoals bijvoorbeeld de kleding. Het idee voor mijn boek ontstond begin de jaren negentig, dus in een tijd met een andere mode. Ik ben blij dat dat nu zeer eigentijds is ingevuld, compleet met olifantenpijpen en smalle korte truitjes.

Voor de rest vind ik het zuiver als je je als auteur houdt aan beschrijvingen van de relevanties. Ik moest in het boek bijvoorbeeld haarfijn duidelijk maken dat er een niveauverschil was opdat binnengluren en in een afgrond rijden geloofwaardig zou zijn. Een verfilming is daarin flexibeler: je ziet het, dus je gelooft het. Als je op de set staat, merk je dat in realiteit beelden uit verschillende locaties in één scène worden samengeplakt. Anderzijds zijn er in het boek ook beschrijvingen die onmogelijk in beeld gebracht konden worden. De frustratie van de moeder bijvoorbeeld kon ik in het boek weergeven door de mededeling dat ze naar drank rook, in de film hakt ze de tafel aan diggelen waarop Lucas naar het klooster heeft staan loeren, en spijkert ze het raam dicht.

Ook de leeftijd van de personages is aangepast. En er is een zoenscène bijgekomen.

De figuren moesten rijp genoeg zijn om iets te kunnen overbrengen. Natuurlijk staat dat los van leeftijd, maar toen de casting vaststond, is veel daaruit voortgekomen. Lee Williams en Angela Bettis zijn beiden zevenentwintig en dus rijper dan de personages in het boek. Ik geloofde aanvankelijk absoluut niet in de kusscène, maar het werd geloofwaardig vanwege hun leeftijd en hun nieuwe typering. Ze staan, meer dan in het boek, als evenwaardigen tegenover elkaar. Ze zien eruit alsof ze genoeg verstand hebben om te weten dat het eventueel een one-night stand kan zijn. Ik herinner me nog levendig dat ik, toen ik vijftien was, dacht dat grote liefde voor altijd was, zonder enige reserves. Wie wat ouder wordt, heeft iets van ‘zien of het lukt’. Het kussen in Falling krijgt door de iets oudere leeftijd van de acteurs dan ook een andere betekenis.

Heb je als schrijver ook zicht gekregen op het vak van regisseur?

Ja, zeker omdat het een artistiek ambitieus project was. We wilden geen pretentie, geen sensatie. Als ik weer eens bezorgd was om een of andere scène, zei Hans Herbots regelmatig: ‘Maar neen, ik ga het klein brengen.’ Gaandeweg zag ik wat hij daarmee bedoelde: suggestieve camerastandpunten, niet te veel inzoomen, veel nadruk op het onnadrukkelijke. Geen Inspector Morse-toestanden dus, waarbij zo hevig op een fotootje op de schouw wordt ingezoomd dat het belang ervan meer dan overduidelijk is. In de stijl van Hans gaat de camera gewoon langs de schouw, zonder nadruk.

Je hebt het boek in het begin van de jaren ’90 geschreven, het is negenmaal vertaald en nu verfilmd. Word je het niet beu?

Dat is het voordeel van de keuzes die ik maak. Ik kom bij thema’s terecht waarvan ik weet dat ze zich niet snel zullen prijsgeven. Er zal nooit een moment komen waarop ik kan zeggen dat ik extremisme volledig begrijp. Het gegeven is zo complex en zo uitdagend en met de jaren worden mijn meningen ook wel bijgevijld. Ik zou het eerlijk gezegd sterk vinden als iemand van mijn leeftijd zou zeggen: ‘Dat extremisme interesseert me niet meer.’ Het is essentieel in deze tijd. Kijk rond en je wordt voortdurend uitgedaagd om erover na te denken. Het is niet mijn keuze om dingen te schrijven waardoor je kunt vergeten. Zulke boeken hebben wel bestaansrecht, alleen vind ik ze niet boeiend. Ik wil zwemmen in mijn onderwerp, gesprekken voeren, opzoekingen doen.

Ook het onderwerp van je nieuwe boek, De arkvaarders, is een moedige keuze. Vanuit het bijbelverhaal van de ark van Noach schrijf je over schuld en verantwoordelijkheid. Verraden zulke thema’s een idealistische inborst?

Het woord idealiste hoor ik niet graag. Ik schrijf niet vanuit het geloof dat ik iets kan veranderen of heb ook helemaal niet de boodschap dat alles uiteindelijk goed komt. In mijn boeken wil ik het juist over dat dubbele hebben. Mensen slagen en falen. Soms is er hoop en soms is er wanhoop, optimisme of pessimisme. Helemaal boodschapvrij schrijven is natuurlijk moeilijk. Liever zie ik het woord boodschap breed geïnterpreteerd. Ik wil ter sprake brengen, een licht werpen op, verwarring scheppen, doen nadenken. Dat ik van thema’s hou die daartoe aanzetten, heeft veel te maken met het feit dat ik bij elk hoofdstuk opnieuw wil kunnen vechten. Ik ben nogal barok als ik schrijf, maar ik ben dan ook gemiddeld vier jaar met een boek bezig.

Reken je op inhoudelijke reacties bij het uitkomen van de film?

Tot hiertoe hoorden we enkel stilistische reacties. Vakmensen kijken vooral naar de esthetische waarde. In Londen kreeg ik een reactie van een vrouw uit de Baltische staten die vond dat ik jongeren leer hoe ze een molotovcocktail moeten gooien. Dat vind ik een zeer conservatieve houding, waaraan ik trouwens geen geloof hecht. Ik wil anders praten over kunst en jongeren.

Beïnvloedbare jongeren vind je overal. Denk je dat deze ‘Lucassen’ bij het zien van de film nauwkeuriger gaan nadenken?

Dat denk ik wel, de film is op dat vlak nogal ondubbelzinnig. Het is het verhaal van de tragische val van een goede ziel, en de vraag hoe dat kon gebeuren dringt zich op. En omdat het verraad met mededogen in beeld is gebracht, zegt het ook iets over verdraagzaamheid. Hij is schuldig, maar in welke mate? Het zal hoe dan ook aanzetten tot nadenken of discussie.

Er zit ook schoonheid in de film. De dansrepetities van Caitlin bijvoorbeeld. Muziek, dans, een zuiders landschap, hitte: het lijkt wel alsof je van tevoren een film in gedachten had.

Men zei me van bij het begin dat Vallen een filmisch boek was. Ik vond zintuiglijk een passender woord. Filmisch betekent alles beschrijven wat je ziet, terwijl ik in mijn boeken net veel belang hecht aan ruiken, gewaarwordingen, het gevoel van de huid. Ik zeg niet: de vrouw is boos. Ik laat haar een glas op de grond gooien. In het dagelijkse leven moet je toch ook voortdurend uit het gedrag van mensen de betekenissen deduceren.

De opnames vonden plaats in Frankrijk. De acteurs spreken Engels. Zal Falling als een Belgisch product de wereld in gaan?

Ik had de heuvels en de hitte van Zuid-Frankrijk nodig voor de ontwikkeling van het verhaal. En bovendien kan ik me moeilijk laten prikkelen door mijn doordeweekse omgeving, want daarin moet ik vooral boodschappen doen en op tijd zijn om de kinderen op te halen. Wat betreft de taal: ik voel me wel in zekere zin verantwoordelijk voor het Nederlands, maar niet voor een of andere cultuur. Natuurlijk ben ik er trots op dat het een Belgische film is, maar het moet daarom toch niet over België gaan? Identiteit bestaat uit cirkels: ik ben Provoost, West-Vlaming, Antwerpenaar, Belg, Europeaan. En cultuur mag geen rigide begrip zijn. Belg zijn is meer dan bloemkool met kaassaus eten. Het is ook multicultureel zijn en verschillende talen spreken.

Beeldspraak

Voor wie van tekenende beelden houdt, zijn de boeken van Provoost een zaligheid om lezen. Als in het boek Vallen hoofdpersonage Lucas naar binnen gaat om een telefoon van zijn ‘beïnvloeder’ Benoît te beantwoorden, vliegt er een wesp mee binnen. Aan regisseur Hans Herbots, bekend als cineast van onder andere Wittekerke en de Vlaamse Disneys Tarzan en Atlantis, vroegen we of de wesp ook mee naar de set mocht.

“Neen, de wesp zit er niet in. Maar de sfeer die Anne met zulke beelden oproept, probeer ik te vertalen in andere middelen. Ik gebruik bijvoorbeeld een killer, blauwer licht om een onbehaaglijk gevoel op te roepen of voeg gekraak of een metallisch geluid aan de omgevingsgeluiden toe. Ook de keuze van het beeld is belangrijk. In de scène van de wesp gebruik ik geen close-up maar laat naast Lucas ook alles zien wat hem omringt. Zo krijg je het gevoel dat de omgeving begint te wegen.”

Nog een beklijvend beeld: na een gevecht denkt Lucas dat een betrokken Arabier brutale dingen roept, maar dan lees je dat hij pas veel later ontdekte dat hij om zijn moeder riep.

Ook mij is die zin bijgebleven. Het is ook zo herkenbaar, en het doet nadenken. Zinnen als deze zijn voor mij de reden waarom ik aan dit boek wilde werken. Maar toch is het zeer moeilijk om ze in filmische taal om te zetten. Lucas moet de woorden dan onthouden en ze later in een woordenboek gaan opzoeken, en dat zou te veel tijd kosten. Ik loste het op door zijn mimiek te laten spreken, iets wat je in een film veel beter dan in een boek kunt benadrukken. Je ziet hem kijken naar iets wat we enkel horen, en ondertussen ontwaar je subtiele emoties.

Waarom kozen jullie voor het Engels?

We wilden vooral dat alles heel oprecht zou klinken. Omdat deze film een locatie nodig had waarin ruwheid en zachtheid konden samengaan, kon het bijna niet anders dan Frankrijk worden. Ook in het boek is de suggestie van Frankrijk erg groot. En dan hadden we nog die verschillende talen: de personages uit het dorp moesten Frans spreken, maar het waren deels Vlaamse acteurs, Caitlin en haar moeder zijn Amerikaans, en Lucas en zijn moeder moesten ook uit het buitenland komen. Het zou te geforceerd geklonken hebben om al die talen en accenten te mengen. Dus kozen we voor het Engels, en lieten we Lucas uit Londen komen, waarheen zijn familie na de oorlog gevlucht was.

Is het dan nog wel een Vlaamse film?

Zeker. We hebben met vrij veel geld van de Vlaamse Gemeenschap gewerkt. Maar het belangrijkste is dat alle medewerkers uit België komen. Er spelen wel zes buitenlandse acteurs in Falling, maar verder is alle werkkracht voor techniek, decor, kleding en regie Vlaams.

Natuurlijk heeft de crew wat van de Vlaamse cultuur meegenomen naar Frankrijk. De Britse en Amerikaanse acteurs waren in de wolken over de Vlaamse knowhow. Ook hadden ze bewondering voor een heel eigen professionaliteit: onze relativeringskracht en het vermogen om een gemoedelijkheid te creëren die het creatieve proces nog intenser maakt.

Heeft het thema van de film invloed gehad op de samenwerking?

Ik herinner me een moment in een hotelkamer. De actrices Jill Clayburgh en Angela Bettis waren er, door de ramen kwam Frankrijk binnenwaaien en ikzelf vertelde over de situatie van de verschillende culturen in Antwerpen. Ik kreeg toen het gevoel dat we met zeer universele dingen bezig waren.

Dat mooipraters je proberen te beïnvloeden, was voor iedereen herkenbaar. Ik ben er zeker van dat het bekijken van deze film sommige mensen zeer ongemakkelijk zal maken. We kregen al reacties in die zin, maar daar wil ik niet op ingaan. Ik hoop dat de nuances die we legden duidelijk zijn. Maar je hebt natuurlijk altijd mensen die liever in grote lijnen denken.

Falling is al voorgesteld op de officieuze filmmarkt van Cannes. Wat waren de reacties?

Men had mij verwittigd dat het een onprettig gebeuren zou zijn, omdat de kopers voortdurend de zaal in en uit lopen. Er zaten geen honderden kijkers, maar ze bleven wel bijna allemaal de hele film uitzien, en dat is voor mij een goed teken.

En de muziek?

Mijn keuze voor Praga Khan en Axelle Red was intuïtief. Ze zijn Belgisch met een internationale allure maar passen vooral goed bij de stedelijke leefwereld van Lucas. Ik wist dat de muziek van Praga Khan onder andere in de film Basic Instinct zat en in Dinosaurs van Disney, maar ik wist ook dat ze nog geen specifieke filmmuziek hadden gecomponeerd. Toch vroeg ik hen, omdat ik hield van de stuwing in hun nummers, wat ook voor de dansnummers van Caitlin zeer belangrijk was. Daar moest de muziek het immers overnemen van de taal. Het nummer met Axelle Red weerspiegelt de dreunende vragen in Lucas’ hoofd. Ook op het einde van de film geeft dit lied een extra dimensie.

En het einde is?

Lucas gaat weg. Dat is anders dan het open einde in het boek. Ik wilde per se dat hij niet in de omgeving bleef waarin hij eigenlijk graag was gebleven, omdat dit beter illustreert dat hij de gevolgen van zijn gemaakte keuzes moet dragen. Ik weet het, het is een minder plezierig einde, maar het is wel duidelijk. Zijn vertrek was noodzakelijk.

Première van Falling op het filmfestival van Gent op 15 oktober, en vanaf 24 oktober in de bioscoop.

Op 16 oktober plant het filmfestival een concert van Praga Khan met de filmmuziek.

Gretel Van den Broek / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content