In de zomermaanden werkt Weekend Knack undercover. Deze week ontvangen we Belgische toeristen aan de Costa Blanca.

En hoe laat komt de bus ons dan halen, meneer?” De 170 passagiers van vlucht SLR 2563 staan amper in Alicante, of daar is de eerste vraag over de terugreis. Ze zal me deze week nog honderd keer gesteld worden. Op de bus naar Benidorm leg ik uit dat alles enkele dagen voor vertrek te vinden is op infoborden in het hotel. Als blijkt dat een retourbevestiging niet hoeft, zijn vooral de Blauwe Permanentjes – de BP’s – zichtbaar opgelucht. “Da’s wel gemakkelijk, hé”, stoten twee getoupeerde vriendinnen elkaar aan.

Het is pas halfnegen ’s ochtends, maar boven het dorre landschap breekt de zon door. “Zo gaat dat hier bij ons aan de Costa Blanca”, zeg ik in de microfoon, want een mens voelt zich thuis waar hij gasten heeft. Met een spiekbriefje in de hand geef ik de eerste inlichtingen: de locatie van het JetAir-kantoor, de aankondiging van de welkomstcocktail, onze bezoekuren in de hotels en de voornaamste stranden. Ook de waarschuwingen voor leidingwater en time sharing-valstrikken ontbreken niet.

Zoals de opleiding het wil, mijd ik verkleinwoorden als pesetatjes en vouchertjes – “Oudere mensen zijn geen klein mannen” – en tracht ik vastberaden te klinken. Een vakantiehost moet immers niet alleen vertrouwen inboezemen, maar ook het tijdschema bewaken. Ik verschuil me weliswaar achter een zonnebril, want deze ochtend rinkelde de wekker al om vijf uur. Enkele uren geleden hebben we op dezelfde luchthaven immers een lading Belgen ingecheckt. Regelrechte stress, want een vliegtuigpassagier is in het beste geval zenuwachtig en prikkelbaar, in het slechtste vergeetachtig.

Ook het bejaarde echtpaar voor mij is vermoeid, maar verder zo verliefd als jonge tortelduiven. Hun handen zijn innig verstrengeld, hun hoofden leunen op elkaar. De jongere stellen daarentegen zitten erbij als wrakken en kunnen niet snel genoeg ter plaatse zijn. Ze mompelen afkeurend als ik onze aankomst rond halftien voorspel. “Typische zomerklanten”, zegt David (22), collega bij JetAir en voor een week mijn gastheer. “Werken het hele jaar rond, sluiten de computer op het allerlaatste moment en pakken hun koffers ’s nachts.”

Chauffeur Enrique, die elke wulpse tolbeambte een complimentje maakt, haalt een paardenmiddel boven. Pittoreske vissersdorpen en Julio Iglesias, dat krijgt iedereen stil.

Huwelijkskandidaat

Na drie kwartier zijn de passagierslijsten en hotelvouchers gecheckt, de stadsplannetjes verdeeld en de bushaltes uitgelegd. Achter de heuvels doemen de wolkenkrabbers en hijskranen van Beniyork op. In Spanjes populairste vakantieoord zit altijd rek op het hotelaanbod, want de witgouden zandstranden en het helderblauwe water trekken jaarlijks vier miljoen toeristen aan. Het oord is de ultieme toeristendroom: laserdiscotheken, cabaretshows, golfterreinen, pret- en safariparken, winkelcentra, een casino – Benidorm heeft het allemaal.

Zelfs Vlaamse slagers en een Antwaarps café, want ook de Belgen komen in groten getale. JetAir krijgt er maandelijks 8000 over de vloer. Een service center met twaalf vaste medewerkers leidt er alles in goede banen. De vakantiehosts, vier jonge twintigers, zijn echter seizoenarbeiders: acht maanden hier, vier maanden winterbestemming, enkele weken België – het zijn geen honkvaste zielen. “De een komt voor de uitdaging of het goede weer, de ander wil België ontvluchten”, vertelt David me op de terugweg. Hij was als kind gefascineerd door reisfolders en herkende zelfs de hotels op foto’s van familieleden.

Of hij België mist? “Dan hou je dit niet vol. Mijn vriendenkring wordt elk seizoen kleiner. Eerst willen ze allemaal je verhalen horen, daarna worden de telefoontjes steeds schaarser. Ik zie wel wat de toekomst brengt. Zolang de sleur er maar niet inkomt.” Die kans lijkt me klein. Voor we Hotel Agir, Don Pancho en Tropicana Gardens bereiken, heb ik mijn levensverhaal al aan de halve bus mogen vertellen. “Zijde gij getrouwd?” – “Hoeveel kost uw appartement?” Het is van lieve schat hier en zoeteke daar.

Ook ’s namiddags, als we zeven hotels bezoeken, trekt het uniform de aandacht. Terwijl David de vluchtinfo ophangt, check ik met de receptionisten de nieuwe reservaties. Aan het traditionele klapke in de hotellobby valt echter niet te ontkomen. “Als je een minuut te laat bent, hebben ze soms al het noodnummer gebeld”, lacht David. Ik voel me als een opgewachte postbode, en soms een begeerde huwelijkskandidaat.

Niet dat onze klanten dringende problemen hebben. Eentje beweert dat hem een kamer met gratis wijn en uitzicht op zee is beloofd, maar de meesten willen gewoon een praatje slaan. Over de schoonzoon uit Brugge (“Een nietsnut, meneer, voor niets goed”), de onfortuinlijke buren uit Merksem (“Een perte total, zo zat als een patat”) en de braderij van Aywaille (” C’est pas comme avant“).

David heeft de verhalen al eerder gehoord, want er zitten veel habitués tussen. Ze vermelden steevast het aantal vakanties in Benidorm. “Al vijf of zes keer, en altijd met JetAir”, alsof het een wedstrijd is. Een vakantiehost krijgt de intiemste details te horen, zegt David: “Echtscheidingen, alcoholverslavingen, ik moet soms op mijn tanden bijten.”

Snoopy

De volgende ochtend staat een welkomstcocktail op het programma. Het avondje stappen met de collega’s heeft me echter geen goed gedaan. Een uur merengueles, tapa’s in La Cava Aragonesa en een borrel op de dijk van Playa Levante, de lokale place m’as-tu vu, dat hakt erin.

“Wie hier een luilekkerleventje zoekt, komt bedrogen uit”, zegt Stéphanie. De jonge West-Vlaamse heeft sinds maart één keer op het strand gelegen. “Twee halve dagen vrij op zeven, vroege luchthaventransfers, kantoorwerk tot acht uur ’s avonds, dat houden fuifbeesten niet vol.” Mijn wallen indachtig, beperkt ze mijn rol tot het serveren van de sangria. Engelse en Spaanse vakantiehosts nemen de etiquette dan wel niet zo nauw, Belgische toeristen staan op hun strepen.

Stéphanie zegt een ochtendhumeur te hebben, maar daar is op de informatiemeeting niets van te merken. De openingsuren van de markten, waar kun je goedkoop telefoneren, wat als je ziek wordt, mijn collega beantwoordt geduldig alle vragen. Minder geïnteresseerde toehoorders maant ze tot stilte aan met korte pauzes.

Halverwege zijn sangriaglas klampt een oudere man met een radiotoestel me aan. Hij is overstuur omdat hij er geen Vlaamse posten op kan ontvangen. “En al die Spanjaarden hier. Voor zo’n toeristenoord!” Verbluft door zoveel averechtse logica, stop ik hem een Vlaamse krant toe. “Een vakantiebegeleider moet soms een knop omdraaien”, beaamt Stéphanie.

Rond halftwaalf keren we terug naar het service center, waar ik meteen achter de balie beland. Terwijl mijn collega’s huurauto’s reserveren, excursies boeken en geld wisselen, rinkelt mijn telefoon onophoudelijk. “Wette gij al hoe laat de vlucht vertrekt?” – “‘k Hem nen doktoor nodig voor mijne Snoopy.” Het lijkt wel een satellietverbinding met Antwerpen.

Net voor de siësta ontstaat commotie. Een roodaangelopen jongeman uit Tongeren heeft door eigen toedoen zijn vlucht gemist en vloekt het hele kantoor bij elkaar. Ik probeer hem uit te leggen dat er pas overmorgen weer een vliegtuigstoel vrij is, maar er valt geen speld tussen te krijgen. De redding komt uit onverwachte hoek: de andere klanten manen hem tot kalmte aan.

“Sommige mensen denken alleen aan zichzelf”, knipoogt een oudere vrouw. Ik bespaar haar alle foefjes die ik hier al heb gehoord. Lange benen, zwakke aders, bevriend met de chauffeur, bril vergeten – als het gaat om de eerste rijen in de bus, een rolstoel op de luchthaven of een raamplaats in het vliegtuig zijn de Belgen de creatiefsten van de klas.

Tegen twee uur zit ik erdoor. Mijn keel is kurkdroog, de warmte bezorgt me haast een appelflauwte. Zodra de deur op slot is, trek ik met David naar Aqualandia, een waterparadijs met glijbanen, golfslagbaden en slappe Luikse wafels. Het vakantiegevoel is echter van korte duur. Enkele ligstoelen verder hebben twee Belgen ons meteen in het snotje. “Psst, dat zijn die van JetAir”, zie ik ze fluisteren. Ook ’s avonds, op het terras van het Café de Paris, het ontmoetingscentrum van onze landgenoten, zou ik het liefst een badhanddoek over mijn hoofd trekken. “Maak je geen illusies,” zegt David, “een vakantiehost is nooit anoniem.”

Volgende week is Wim Denolf scheepsmaatje in Zeebrugge.

Tekst Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content