Meer en meer enthousiaste tuiniers telen zelf hun groenten. Sommigen kweken er ook nog kippen of schapen bij. Vier portretten van natuurminnaars die van de tuin hun provisiekast maakten.

Pieter van Doveren / Foto’s Tony Le Duc

Wie een eigen tuin heeft waarin alles groeit en bloeit, is te benijden. Een gezonde moestuin is immers een plezier voor het oog en voor het gehemelte. Groenten uit eigen tuin komen knapperig-vers op tafel, met een maximum aan vitaminen en smaak. Maar niet alleen het lichaam geniet van de moestuin en de oogst, zelf telen is ook erg boeiend en tegelijk rustgevend.

Een goede partner van de natuur werkt het milieu niet tegen, maar zal integendeel een handje helpen door bijvoorbeeld afval te hergebruiken om de vruchtbaarheid van de bodem in de stand te houden. Hij zal ook natuurlijke methoden toepassen ter bestrijding van plantenziekten. Biologisch tuinieren houdt rekening met de complexe wijze waarop de natuur met succes het leven honderden miljoenen jaren in stand heeft gehouden. Door veel verschillende planten te kweken, probeert de biologische tuinier een miniatuur eco-systeem op te bouwen van ongedierte en zijn belagers, zodat niet één soort de kans krijgt om een onacceptabel overwicht te verwerven. Alleen op die manier kunnen de basiskringloop (planten voeden dieren en dieren voeden planten) en andere levensnoodzakelijke cyclussen, zoals de water- en stikstofkringloop, in stand worden gehouden.

Milieuvriendelijk tuinieren is een onderwerp dat al heel wat emoties heeft losgemaakt. Fervente aanhangers verkondigen dat organisch kweken de enige mogelijkheid is om de aarde te redden. Ondertussen ontgroeide het biologisch tuinieren het geitenwollensokken-circuit, en zijn het al lang niet meer uitsluitend bebaarde alternatievelingen op sandalen die zich met het organisch kweken bezighouden. Iedere tuinier met gezond verstand probeert de biologische kweekmethode uit om tot gifvrij voedsel en een schoner milieu te komen.

De moderne organische tuinier kiest voor een mengsel van traditioneel tuinieren en moderne technologie. Hij maakt gebruik van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, dat voor betere en sterkere landbouwgewassen zorgt. Opbrengsten worden vergroot door de verlenging van oogstperiodes met behulp van glas en plastic, en niet door de natuur uit te putten met kunstmest. De moderne tuinier ziet in dat het gebruik van chemicaliën de gronden levensloos maakt en onze waterwegen vervuilt. Daarom gebruikt hij opnieuw organische mest. Houdt men kippen, dan is er, naast verse eieren en zo nu en dan een kippenbout op tafel, ook kippenmest om de composthoop te activeren. Daarom vormen kippen een prima aanvulling van de moestuin en het zelfverzorgend tuinieren. Ook eenden, konijnen die bijna 100 liter mest per jaar leveren, voldoende om een grote composthoop te activeren en bijen dragen ertoe bij om meer zelfverzorgend en milieuvriendelijk te werk te gaan.

Wie van plan is om een deel van zijn tuin voor de teelt van groenten, kruiden en fruit te gebruiken, zal eerst moeten nagaan of dit mogelijk is. De nutsgewassen stellen namelijk specifieke eisen aan hun groeiomgeving (licht, lucht en beschutting). Wil men met succes kweken, dan moet men in de eerste plaats zijn tuingrond leren kennen (zand, klei, leem). Voor de verbetering van de tuingrond zijn compost en oude stalmest de bodemverbeteraars bij uitstek. Zij zorgen voor een losse grond die makkelijk te bewerken is en die voldoende lucht en water voor de plantengroei bevat. Biologische tuiniers beschermen hun tuin tegen de gure noorder- en westenwinden door een haag, waarin natuurlijke vijanden van schadelijke insecten hun onderkomen vinden. Een onderzoek wees uit dat op een prikkeldraadafscheiding van een mijl lang, 500 lieveheersbeestjes (natuurlijke vijanden van bladluis), 1,5 vogels, 84 muizen en 8 kleine, nuttige dieren voorkwamen. In een haag van dezelfde lengte woonden 20.000 lieveheersbeestjes, 21 vogels, 21 muizen en 28 kleine nuttige dieren.

Ondanks de natuurlijke bestrijders worden de meeste tuinen op onverwachte momenten toch nog geteisterd door explosieve ziekten en plagen. Het bestrijden kan men met chemische of plantaardige middelen doen. Biologische tuinliefhebbers kiezen voor plantaardige middelen, zoals alsempreparaat, brandnetelpreparaat, knoflookpreparaat en equisetumpreparaat.

Wanneer men na jaren tuinieren de smaak te pakken heeft, biedt een serre supplementaire mogelijkheden. In zo’n kas kunnen gewassen worden geteeld die in ons klimaat nauwelijks of niet willen groeien, zoals paprika, komkommer, aubergine en perzik. In de kas hoort ook een bak voor de opkweek van plantmateriaal.

Investeringen, inspanningen en geduld worden uiteindelijk beloond. Het moment van de oogst moet met zorg gekozen worden. Plukken doe je voordat groenten en fruit volledig rijp zijn en al een groot deel van de aanwezige suikers zijn omgezet in zetmeel, wat meestal een negatieve invloed op aroma en smaak heeft. Voor het bewaren dienen groenten en fruit gezond en onbeschadigd te zijn. Men kan groenten inzouten hiervoor zijn vooral klimbonen geschikt, die gezouten nog beter smaken dan uit de diepvries. Witte kool kan men verwerken tot zuurkool. Men kan fruit drogen, inleggen in azijn, wecken, invriezen of verwerken tot jam, gelei, chutney, wijn en sappen. Een gedreven landbouwer, klein of groot, heeft altijd tijd te kort.

Vier portretten van geestdrifige tuiniers die van hun tuin de provisiekast maakten.

Oorwormen en sluipwespen als wapens

Chantal en Marc Broeks zijn in voorbeeldige vorm. Zij zijn alle twee leraar lichamelijke opvoeding en in hun vrije tijd fervente tuiniers met, aan de rand van een eikenbos, een kruiden-, groenten- en bloementuin van zo’n 20 are. Acht jaar geleden is het echtpaar bescheiden begonnen met een broeibak gemaakt uit blokken beton en oude ramen. Nu staat er op dezelfde plaats een prachtige, oude druivenserre, die in Hoeilaart werd afgebroken en hier terug opgebouwd. Het gezonde duo beschouwt het telen als een hobby en probeert niet te fanatiek te zijn. Het hoeft allemaal niet op en top in orde te zijn. Marc en Chantal streven naar een natuurlijk evenwicht, zodat zij zo weinig mogelijk hoeven in te grijpen. Dat evenwicht kan je bevorderen door het moeilijk te maken voor schimmels en schadelijke insecten. Bladluizen worden bestreden met lieveheersbeestjes, oorwormen zijn ook welkom en worden verwend met een kunstmatige schuilplaats gemaakt van omgekeerde bloempotten vol stro, en in de serre wordt de sluipwesp ingezet om de witte vlieg te lijf te gaan. Wortel- en uienvliegen zijn lastige insecten en worden tegengehouden door de plant te beschermen met tunnels van vochtdoorlaatbaar doek. Ondanks al deze milieuvriendelijke voorzorgsmaatregelen gaat het regelmatig mis, zoals dit jaar met de rode bieten en de venkel. Droogte en hongerige konijnen reduceerden de oogst. Tot op heden heeft men de spuit met chemische middelen nog nooit gebruikt. ?Als je gaat spuiten, kan je evengoed je groenten in de winkel kopen?, zegt Marc. De groenten uit eigen moestuin zijn niet alleen gezonder, maar bovendien verser en beter van smaak. Ook dochter Sarah kan dat beamen en geniet van wat er thuis op het bord verschijnt. Als je gewend bent aan groenten die rechtstreeks uit de moestuin komen, trek je je neus op voor wat er op de markt ligt, en vooral voor wat er in restaurants op tafel verschijnt. Marc spit de grond met de hand om. Als hij van school komt en een paar metertjes omdraait, is hij weer helemaal rustig. De Kempense zandgrond is makkelijk te bewerken, maar arm. Daarom wordt de aarde verbeterd met eigen compost, afkomstig van drie verschillende hopen : een voor tuin- en keukenafval, een voor paardenmest uit de stal van een vriend, en een opgebouwd uit lagen mest, groenafval, zand en kalk. De compost wordt eerst gezeefd met behulp van een oud bedchassis, voordat hij de aarde in gaat. Om de grond niet uit te putten en om geen ziekten, schimmels en ander ongedierte te kweken, schuiven de teelten ieder jaar op naar een ander perceel. Wat er groeit, is gevarieerd : reuze pompoenen, pâtisson (tulbandkalebas), aardappels waarvan de knollen dit jaar veelal boven de grond uitgroeiden, sla die hier en daar is uitgeschoten tot gezellige torentjes, winterprei, paarse boontjes die groen worden bij het koken, aardbeien, frambozen zo groot als kersen, kruiden, vlierbloesem (goed om te frituren of om tot siroop te verwerken), kersen (als de jonge spechten niet alles oppeuzelen) en perziken (zolang de vlinders en bijen de rijpe vruchten niet hebben ontdekt). In de serre lonken mooie, grote tomaten, bestemd voor soep en saus, paprika, komkommer, meloenen en druiven, waarvan het overschot tot wijn wordt verwerkt. In huize Broeks wordt weinig vlees en veel groenten en fruit gegeten. Groenten komen rauw, kort gestoomd of snel in de wok gebakken, en zo goed als zoutloos op tafel (in groenten zitten al heel wat natuurlijke zouten). Zo nu en dan heeft er wel eens iemand rugpijn van het tuinieren, maar voor de rest blaakt de familie van de gezondheid.

Met het drieslagstelsel

Walter De Rop zit in het verzekeringswezen en Andrea De Wit is lerares. Veel naar de groentenwinkel lopen doen ze niet, want hun moestuin van 1,5 are voorziet de vijf leden tellende familie bijna volledig van groenten. Wanneer er van iets te veel is en van iets anders te weinig, wordt er met familie geruild. En wat overblijft, wordt weggegeven. Vijftien jaar geleden werd besloten om de tuin in tweeën te delen : aan de ene kant werden fruitbomen geplant en scharrelen sindsdien legkippen en schuifelen barbarie-eenden, terwijl de andere kant van de tuin werd ingericht tot moestuin. Walter doet het zware werk, zoals de grondbewerking. Hij spit met de hand, zoals zijn vader hem dat leerde. Bij het planten gaat hij te werk volgens het drieslagstelsel, dat reeds in de middeleeuwen werd toegepast. Er wordt jaarlijks van teelt gewisseld en twee stukken worden bewerkt, terwijl er een derde braak blijft liggen. De bemesting gebeurt met groenbemesting (mosterdzaad), stalmest en compost. De groenbemesting trekt minder vijandige larven en insecten aan dan stalmest, en de bodem krijgt meteen ook de gepaste gesteldheid voor regenwormen. Die zorgen voor irrigatiekanaaltjes en zuiveren de grond tegelijkertijd. Ongedierte houdt Walter met speciale netten van de wortels en uien weg. Rond de kool komt een kraagje van asfaltpapier om de koolvlieg op afstand te houden, en wanneer er luizen op de boontjes zitten, worden ze met warm water weggespoeld. Moet er toch ingegrepen worden, dan gebeurt dat met biologische middelen. Walter en Andrea proberen zo veel mogelijk met de natuur mee te gaan en niets te forceren. Als de opbrengst een jaar minder is, dan accepteren zij dat.

In de serre groeien tomaten, paprika’s en broeikaskomkommers. Het glazen huisje wordt ook gebruikt om eind februari de eerste sla te zaaien, zodat er in april verse kropsla op tafel komt. Walter slaagt erin, dankzij de serre, om tot eind november zelfgekweekte sla binnen te brengen.

Onder de fruitbomen scharrelen zo’n twintig jonge eenden, die zoals vroeger in het ouderlijk huis van Walter, eigenhandig worden geslacht als ze vier maanden oud zijn. De borsten zijn het fijnst en worden door Andrea gebraden en met verse groenten op tafel gebracht. Van de vleugels maakt zij vleessla, van de billen stoofsel en van de karkassen een krachtige bouillon. Andrea verzamelde heel wat recepten om eend op verschillende wijzen bereid, op tafel te kunnen brengen. De legkippen worden na anderhalf jaar vervangen, want dan is het vlees nog niet te taai voor consumptie. Op een ander stuk grond worden kalkoenen vetgemest. De beesten zijn gereserveerd voor de feestdagen en zijn dan meestal zo groot dat Andrea’s oven te klein is om ze in hun geheel te bereiden. Daarom worden de kalkoenen versneden en ook hier zijn de borstfilets het populairst. Van de kleine afvalstukjes maakt Andrea brochetten en de gekookte billen zijn voor een vol-au-vent.

September is de drukste maand. De oogst moet geplukt, verwerkt en opgeslagen worden in vier diepvriezers (het was praktischer geweest om in het begin een diepvrieslokaal te installeren). Prinsessenboontjes worden niet meer eerst geblancheerd, maar gaan rauw de diepvriezer in. Om ze te bereiden gaan de bonen vanuit de diepvriezer onmiddelijk het kokend water in. Van witte kool wordt zuurkool gemaakt door de kool met botermelk en peperbollen in een aarden pot met waterslot en twee stenen op de deksel te laten fermenteren. Na zes weken kan de zuurkool gewassen worden. Het fruit verwerkt Andrea tot confituur, sap, gelei en taarten. Wanneer de tuin leeg is en de provisiekast gevuld, blijven er nog genoeg karweitjes voor de winter over : onderhoud, bloemen verplanten, documenteren en plannen. Een tuinier hoeft zich nooit te vervelen.

De natuur toont de weg

Marie-Josée Van Steirteghem is moeder van zes kinderen en ontwikkelde rond haar woning een miniboerderij, want daar houdt ze van. Ze herinnert zich de gelukkige kinderjaren op het landbouwbedrijf van haar ouders nog maar al te goed. Niets is haar te veel. Op het erf lopen kippen, eenden, pauwen en honden en in de weide grazen schapen en een pony. Achter het huis ligt de bloemen- en groententuin, er is een amandelboom en op een beschutte plek staat een rijkbeladen vijgenboom. Wat verderop is de boomgaard met kersen-, peren- en appelbomen. Op de akkers groeit het graan, dat bestemd is voor de kippen, eenden en pauwen, en de rode bieten die vooral door de schapen en de pony’s worden gegeten. De aardappelen zijn bestemd voor de familie. Liefde voor de natuur en de waardering voor eigen producten zijn Marie-Josées drijfveren. Bovendien voelt zij zich na een dag buitenwerk wonderwel. Bij ziekten van gewassen of plagen, wordt zo weinig mogelijk ingegrepen. Groeit iets niet, dan is dat spijtig. Marie-Josée is er bijvoorbeeld nooit in geslaagd om watermeloenen te kweken. Vallen de beestjes aan, dan is de plant voor de belagers. Pas als het echt te erg dreigt te worden, wordt er met een biologisch product gespoten. In de moestuin groeien vooral alledaagse boerengroenten, zoals prei en wortelen. Chinese kool en andere bijzondere gewassen worden niet meer uitgezet, omdat de pauwen de oogst voortijdig opvraten. Van de fruitopbrengst wordt confituur of wijn gemaakt (krieken, rode bessen, stekelbessen, kweeperen en pruimen). De vruchtenwijn is zo koppig dat je na één glaasje zingend buitengaat. Marie-Josée droomt ervan om alles rond haar woning in orde te hebben. Maar als ze twee dagen hard in de weer is, kan ze weer van voor af aan beginnen. Weggaan doet ze zelden, vooral niet in de periode wanneer de Texelse schapen lammeren. Dan moet Marie-Josée dag en nacht stand-by zijn om te helpen bij het bevallen (het aftrekken). De koppen van de lammeren zijn namelijk zo dik, dat je aan de beestjes moet sleuren om ze buiten te krijgen.

Eigen kweek smaakt best

Helena Eeckhout is secretaresse in twee PMS-centra en haar man Jan Van Beeck is computerdeskundige. Het echtpaar installeerde zich twaalf jaar geleden in een oude boerenwoning. De hoeve werd ruim zeventig jaar geleden gebouwd met op het erf gebakken stenen. Het was een gezamenlijke droom van Jan en Helena om zoveel mogelijk aan zelfvoorziening te doen. Het avontuur begon met het vetmesten van enkele varkens, kippen en konijnen. Later kwamen daar kalkoenen, eenden, parelhoenders en schapen bij. De beesten worden vetgemest op biologische manier, dus met tuinafval van biologisch gekweekte planten en 50 kg aardappelafval van de boer, dat dagelijks in een grote pan moet gekookt worden. Dat vetmesten is een intensief werk, vooral als je geen voedermeel wil gebruiken omdat daar antibiotica in zit. Slachten doet Jan zo veel mogelijk zelf. Eenden en vethanen zijn reeds na vier maanden slachtrijp, kalkoenen en varkens na zes maanden en schapen na tien maanden. Het vlees besterft een nacht, voordat het wordt versneden en in de diepvriezer gaat. Van de varkens verwerkt Helena zo goed als alles : kleine stukjes vlees worden gehakt en gaan in pasteien en worsten, het bloed is voor de pensen en de wangen zijn voor de geperste kop. De vethanen hebben vlees, dat zo stevig is als biefstuk. Als je dat eenmaal hebt geproefd, lust je niets anders meer. Er is ook een moestuin van zo’n 3 are groot. Die geeft genoeg groenten en fruit voor een familie van vier personen om het jaar door te komen. Er groeit van alles : rode en witte kool, spruiten, warmoes, rode bieten, courgette, pompoenen en uien. Meestal lukt het wel spontaan, maar dit jaar waren de kolen een echte ramp en schoot de sla te snel uit. Als het weer het toelaat, zijn Jan en Helena dagelijks buiten in de weer. Zieke planten uittrekken of ingrijpen als het onkruid de overhand neemt : er is altijd wel iets te doen. Jan en Helena gaan volledig biologisch te werk, behalve voor de jonge prei die, ter voorkoming van ziekten, voor het planten met de wortels in een scheutje javelwater wordt gedompeld. Zelfs brood wordt in huis gebakken. Jan kocht een oude broodoven van een boer en installeerde die in de garage. Sindsdien bakt Helena iedere zondagmiddag brood voor de hele week. Omdat het manuele kneden zo zwaar is, is zij dringend op zoek naar een professionele kneedmachine waarin zo’n 15 kg deeg aangemaakt kan worden. Omdat de broodoven toch warm gestookt is, bakt zij ook nog snel wat pizza’s, cakes en brownies. Jan en Helena deden heel wat kennis op via het boek Leven op het land. Dat gaat over een Engelse familie die alles zelf doet, tot het maken van de werktuigen. Sindsdien dromen ze van een eigen boerderij in Frankrijk.

Chantal en Marc Broeks : Ben je gewend aan groenten uit eigen tuin, dan wil je niets anders meer.

Andrea De Wit en Walter De Rop : respect voor het natuurlijk evenwicht.

Marie-Josée Van Steirteghem : Na een dag buitenwerk, voel ik mij wonderwel.

Helena Eeckhout en Jan Van Beeck doen alles zelf, van het vetmesten van varkens tot het bakken van brood.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content