Ik heb het al drie, vier keer gezien. Het ene moment stapt een broze bejaarde vrouw behoedzaam door de links en rechts van haar voorbijflitsende menigte, het volgende belandt ze pardoes met haar gezicht op het voetpad. Dit keer zie ik het gebeuren op de hoek van de 62ste straat en Madison Avenue. Is de dame gestruikeld over een oneffenheid in het beton? Is ze plots onwel geworden of heeft een snelbenende New Yorker haar te laat gezien? Wat ook de oorzaak van de valpartij is, het vervolg lijkt op alle vorige keren. Een groepje mensen – in dit geval tel ik er vijf – omringt de vrouw ogenblikkelijk. Twee ervan helpen haar voorzichtig rechtop zitten. Een derde knielt en drukt een zakdoek tegen haar gezicht. De overige twee kijken bezorgd toe terwijl ze praten en gesticuleren.

“Het is al de tweede keer deze week dat een oudje struikelt op die plaats”, zegt mijn kapper, die net mijn haar is beginnen knippen. De grote ramen van zijn zaak op de tweede verdieping bieden een onbelemmerd uitzicht op het straattheater aan de overkant. Het groepje op het voetpad heeft iets berustends gekregen. De zakdoek die de vrouw tegen haar neus houdt, is rood bevlekt. Ze zullen op een ambulance aan het wachten zijn. Niemand in de kapperszaak heeft ook maar een seconde zijn werk onderbroken. Waarom zouden ze? Er hebben zich onmiddellijk genoeg anderen over het slachtoffer ontfermd.

Het is een onuitgesproken sociaal contract tussen New Yorkers, wat buitenstaanders ook over hen mogen zeggen. Je valt, je wordt opgeraapt. Anderen die toch niet kunnen helpen, doen verder met wat ze deden.

Beneden breekt plots een concert los van wild geclaxoneer, gierende remmen en loeiende sirenes: de sterren van elk New Yorks ongeluk (de brandweer en de ambulanciers) naderen de scène. Bussen, taxi’s, auto’s en een dubbelgeparkeerde vrachtwagen drummen als ongeduldige fans tegen elkaar.

De sirenes krijsen. “Uit onze weg!” Zelfs uit deze chaos wordt uiteindelijk weer orde geboren. Een brandweerwagen en niet één maar twee ambulances zijn ter hoogte van het slachtoffer geraakt. De kring van hulpverleners rond de vrouw verdubbelt. De voetgangers moeten een nog grotere boog maken, nu tot op de straat. Dat doen ze behendig, als mieren die zich niet van hun stuk laten brengen door een obstakel in hun file.

Uit een van de ambulances wordt een brancard gehaald. De vrouw wordt er voorzichtig opgelegd. De bebloede zakdoek van de vriendelijke voorbijganger zit in haar vuist geklemd. De deuren van de auto klappen dicht. De show is afgelopen. De voetgangers lopen weer in rechte lijnen over het voetpad. Het verkeer kruipt weer langzaam verder, tot haastige politie-, brandweer- en ambulancewagens de volgende onvermijdelijke knoop leggen.

“Ik? Onmogelijk!” zou ik geroepen hebben als je me vroeger voorspeld zou hebben dat ik aan het geluid van de sirenes zou wennen. Toen ik hier kwam wonen had ik er nog nooit van mijn leven zoveel gehoord. Het was om tureluurs van te worden. Zoals bezoekers vaak opmerken: “Het is echt zoals in de films.”

Londen, Parijs, Rio de Janeiro, in geen enkele andere stad hoor je zoveel sirenes als in New York. Vorig jaar rukten de brandweer en de stadsambulances er 1,4 miljoen keren loeiend op uit. Voeg daarbij nog een miljoen gillende missies van de politie en privé-ambulances en je zal begrijpen waarom veel New Yorkers doen alsof ze doof zijn als ze sirenes horen.

Het geluid van de New Yorkse sirenes is er de laatste jaren niet aangenamer op geworden. De ondingen zijn nu digitaal. Toeters, fluiten en bellen kunnen allang niet meer genoeg aandacht trekken. In plaats daarvan huilt, kermt, bliept, kakelt en krast nu een door krachtige luidsprekers versterkt leger van hoogst individuele sirenes door de straten. “We moeten wel”, zeggen politie en brandweer. “De auto’s worden steeds geluiddichter. De chauffeurs spelen luide muziek of hangen aan de telefoon.” Arme New Yorkers dus, als een pompier in een allerlaatste poging om een auto uit de weg te krijgen met zijn speciale luchthoorn een raket van 120 decibel afschiet. Tot op een afstand van 800 meter springt iedereen, de hardhorigste bestuurder inbegrepen, een gat in de lucht.

“Sirenes luider maken, heeft geen zin”, meent mevrouw Withington, Brits professor akoestiek. “Toen onze voorouders door het woud liepen, wisten ze precies van welke kant het gevaar kwam als ze twijgen hoorden kraken. Dat komt omdat dit geluid veel subtiele frequenties bevat. Voeg meer frequenties toe aan sirenes, en de mensen zullen zich sneller realiseren uit welke richting het signaal komt.” Een door haar ontworpen sirene werd goed ontvangen in Engeland en Hongkong, maar New York bedankte ervoor. “New Yorkers zouden er ook snel aan gewoon worden”, beweert de stad.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content