Een expeditiecruise is altijd een avontuur, zeker als de tocht van Ushuaia naar Antarctica gaat en via Kaap Hoorn tot diep in de Chileense fjorden. Een onvergetelijke zeereis naar het laatste paradijs ter wereld, in het kielzog van Magellaan en heroïsche poolreizigers als Amundsen, Scott en Shackelton.

Hoe ik mij el fin del mundo had voorgesteld? Een Antwerpenaar ziet dat heel simpel: daar is de boel dichtgeplakt met gazetten. Wat niet eens zo ver naast de waarheid is. Dit is het zuidelijkste punt van de bewoonde wereld, met een decor dat een van de meest dramatische op de aardbol moet zijn: rondom de baai rijzen rotsen messcherp op vanuit de zee, sommige zoals Los cinco hermanos tot 1500 meter boven het staalblauwe wateroppervlak. Hoogzomer is het hier nu, maar de thermometer wijst een zuinige 7° Celsius aan en er staat een nijdige bries. Niet dat de inwoners het aan hun hart laten komen: met liters roze, gele en lila verf en tuintjes vol bloeiende lupinen en vlammende goudenregen bevechten ze koppig het gure klimaat. In een grasvlakte net buiten het stadje sta ik ineens oog in oog met een kleine, indiaans ogende man die helemaal in zijn eentje petanque staat te spelen. Twee paarden kijken verbaasd toe. Ik steek mijn hand op, grijns breed. Enigszins schaapachtig grijnst de man terug. Petanque aan het eind van de wereld, het zou gesubsidieerd moeten worden.

In de hoofdstraat, die iemand lang geleden en zonder veel zin voor proporties Avenida de San Martin doopte, heeft Ushuaia de frontier quality van een westernstadje, met her en der magere husky’s die zich in de schrale zon koesteren. In de Cafetería Ideal bevecht ik mijn jetlag met een succulente bife cinco hermanos, mijn reisgenoot Bernard verkiest een stoofpotje van zeevruchten.

Gisteren flaneerden we nog over de brede boulevards van Buenos Aires, voorbij het gruwelijk zalmroze balkon waarop Evita Perron de menigte toesprak en de Plaza de Mayo, waar nog elke donderdagnamiddag de Dwaze Moeders samenkomen. De trendy restaurants van Puerto Madero, een soort Eilandje avant la lettre, waren voor driekwart leeg en de gevels van de bankgebouwen zwaar gehavend. Chorros en ladrones (zakkenrollers en dieven) schreeuwden de graffiti, maar in Florida, de lokale Veldstraat, danste onverstoorbaar een elegante, grijsharige man in een strak pak de tango met een schone in geladderde netkousen.

En nu zijn we op weg naar Antarctica. Het komt ons nog altijd een beetje onwerkelijk voor. Maar het klonk natuurlijk niet slecht. “Na nieuwjaar? Nee, dat gaat niet, dan zit ik aan de zuidpool!”

Drake Passage, zaterdag

Bestaat er een elegante Nederlandse vertaling voor sickbag? Aandachtig lees ik de tekst op voornoemd recipiënt. Close after use and put on the floor. Ja, wat dacht je, dat ik het op de kast zou zetten? Of er vrolijk mee in het rond zwieren? De Nordnorge bokt als een mechanische stier. Kun je eigenlijk ook van zeezakken spreken? Naar analogie met luchtzakken, bedoel ik? Mijn ingewanden vinden van wel. Maar ik vertik het om zeeziek te zijn, dat past niet in mijn zelfbeeld. Toch maar een pilletje nemen. Mijn reisgenoot, die vroeger al groen werd in een roeibootje, heeft er twee op en verklaart zichzelf perfect zeewaardig. Pure hubris, als je ’t mij vraagt. Veel medepassagiers slaan het ontbijt over, zij die wel verschijnen hebben een pleistertje achter hun oor of een acupressuur-armband om.

Leve de autosuggestie! Overigens is het perfect legitiem om hier zeeziek te zijn. Op dit ogenblik doorkruisen we namelijk de Drake Passage, de relatief smalle strook water tussen de punt van Zuid-Amerika en het Antarctische Schiereiland. Tussen de furious fifties en de screaming sixties, de vijftigste en zestigste breedtegraad waar de Atlantische en de Stille Oceaan elkaar ontmoeten, ligt ook de Antarctische convergentiezone, een soort grensgebied waar de warmere zoute wateren van het noorden zich vermengen met de koude zoete wateren die van de zuidpool komen. Smeltwater van Antarctica, waar meer dan tweederde van de wereldvoorraad aan drinkbaar water ingevroren ligt.

Voor mij vormt dit woelige gebied ook een soort psychologisch niemandsland op weg naar een ongerepte, witte wereld, waar de mens duidelijk niet tot het ecosysteem behoort. Vanuit de veilige cocon van mijn kajuit staar ik naar de witte schuimkoppen. Merkwaardig hoe snel ik dit vaartuig als mijn thuis ben gaan beschouwen. De Nordnorge is dan ook een bijzonder comfortabel en aangenaam schip, een Noorse kustvaarder gebouwd in ’97, met zeven dekken en hoofdzakelijk buitenhutten die ruimte bieden aan meer dan 400 passagiers.

Zo kort na nieuwjaar zijn er maar 240 poolreizigers aan boord, van de meest uiteenlopende nationaliteiten. Merkwaardig ook hoe snel je in zo’n hoop mensen gelijkgestemden opspoort. We wisselen lijstjes met favoriete films uit met Mags en Andrew, een Brits paar dat aan boord de 25ste huwelijksverjaardag viert; Amy, een Schotse met grijs stekelhaar bedenkt passende bijnamen voor de meer kleurrijke medepassagiers. Zo hebben we Frankensteins mother aan boord, naast de nutty professor en Brunhilde. En ik die dacht dat ik een slecht karakter had.

Deception Island, maandag

“Holy mackrel, isn’t this something?” Kerry Peeters, Canadees van geboorte en levensgenieter met borstelsnor van roeping, beent met korte, driftige pasjes over het promenadedek. Kent iedereen al bij voornaam, loopt altijd over van enthousiasme. Als ik hem bezig zie, moet ik aan die uitspraak van Steinbeck denken: “We do not take a trip, a trip takes us”. En holy mackrel, Kerry heeft gelijk: niets bereidt een mens voor op de grootsheid van Antarctica. De natuur doet nochtans haar best: eerst is er die plas water om over te steken, een voorbode van het isolement van het antarctische continent.

Dan dobberen de eerste brokken ijs voorbij, als ijsblokjes in een long drink. Daarna grotere brokken, net genoeg plek voor een soezende zeehond. Heuse ijsbergen vervolgens, majestueus en ietwat dreigend, in de meest grillige vormen: kamelen, kastelen, fregatten en gigantische bruidstaarten overgoten met Bleu Curaçao. Eilanden ten slotte en dan, als klap op de vuurpijl: het An-tarctische Schiereiland.

Op Deception Island, een vulkanisch onderdeel van de Zuid-Shetlandeilanden, gingen we gisteren voor het eerst aan land, strikt volgens het Protocol voor de Antarctische Milieubescherming. Antarctica is het enige continent dat de mens nog niet naar zijn hand gezet (lees: verknoeid) heeft en alle ondertekenaars van het verdrag zien erop toe dat dat zo blijft. Nooit meer dan honderd mensen tegelijk aan land dus en pas nadat je met de rubber omhulsels die je over je schoenen draagt een ontsmettend sproeisysteem gepasseerd bent.

In snelle rubberboten ging het naar de kust, waar de moedigsten onder ons een duik in het ijskoude sop namen vóór ze zich bibberend en snuivend in een kuil met heet thermaal water onderdompelden. Een brevet en een glas aquavit waren hun beloning. Aangezien ik geen aquavit lust, hield ik mijn kleren aan en klauterde tot Neptune’s Window, een inzinking in de kraterwand. Van hier zou de Amerikaanse zeehondenjager Nathaniel Palmer in 1820 voor het eerst het Antarctische Schiereiland in ogenschouw genomen hebben: een rij imposante besneeuwde kliffen, als een luchtspiegeling in de rozige avondzon.

Lemaire Channel, woensdag

Jarig in Antwerpen! Daar moet een mens dan zo ver voor gekomen zijn. Anvers Island, het grootste en zuidelijkste van de Palmer archipel, kreeg zijn naam van Adrien de Gerlache die hier in 1898 met de Belgische Antarctica Expeditie aanlegde. Eerste scheepsmaat was Roald Amundsen, die over de avontuurlijke tocht een dagboek bijhield. Een rare kwibus, die Amundsen. Althans volgens Bernard, die de gloednieuwe Nederlandse vertaling van het boek leest en vertelt hoe de Noor minutieus rapporteert over de aantallen zeehonden en pinguïns die zijn bemanning neerknuppelde.

Pinguïncarpaccio, je moet daar voor zijn. Gisteren volgde het schip een tijdlang twee bultruggen. “Humpback whales at port!” klonk het over de intercom waarna 240 gekken in rode parka’s aan bakboord over de reling gingen hangen. Nog een wonder dat het schip niet overhelde. Maar het is een glorieus gezicht, die walvissen met hun gevorkte staart die zo sierlijk door het water onduleren. Zeeolifanten hebben dan weer niets elegants, zeker niet als ze met die twee onnozele flippers hun dikke speklijf over grote keien proberen te sleuren. In Admiralty Bay lagen twee volwassen mannetjes op veilige afstand van elkaar, elk omringd door hun harem. Elke beweging binnen de groep lokt bij de andere een waarschuwend gebrul uit.

Dezelfde baai herbergt een Poolse wetenschappelijke basis die de reputatie heeft de meest gastvrije van heel Antarctica te zijn. Vooral dames kunnen op een enthousiaste ontvangst rekenen, stel ik vast. En dan had ik nog niet eens mijn haar gewassen. Ja kijk, hoelang hebben die Zuid-Polen al geen wezen zonder walrussnor en visadem waargenomen? Hoewel, met gemiddeld 33 cruiseschepen per zomer is Henryk Arctowski zowat de drukst bezochte basis in de verre omgeving.

Maar vandaag ben ik dus jarig en voor de gelegenheid is de hemel strakblauw. Het smalle Lemaire Channel tussen Booth Island en het Antarctische Schiereiland wordt niet voor niets de Kodak Gap genoemd. Alsof de Grote Planoloog hierboven de Pyreneeën en de Alpen tegenover elkaar in de Zuidelijke IJszee gedompeld heeft. Gewoon voor de lol, omdat hij daar nu eens zin in had. En aan het eind van het kanaal plantte hij twee grote, afgeronde en besneeuwde toppen neer, die eeuwen later een eenzame zeevaarder aan een voluptueuze barmeid herinnerden en daarom nu Una’s Tits heten. Ik trek me terug op mijn favoriete windluwe plek, de kist met reddingsvesten aan bakboord op dek 5, smeer sunblock op mijn neus en hef mijn gezicht naar de zon. Alweer een jaar middelbaarder. Wat kan het mij ook schelen, dit pakt niemand mij nog af.

Port Lockroy

Hoe zou u het vinden als uw man een pinguïn naar u noemde? Het overkwam de echtgenote van Jules-Sébastien-César Dumont d’Urville, de eerste man die voet zette op Antarctica. Een adeliepinguïn heeft witomrande ogen en is niet te verwarren met de kinbandpinguïn die een duidelijke zwarte lijn onder zijn euh… kin heeft en al helemaal niet met de ezelspinguïn, met zijn oranje snavel en witte vlek achter de ogen. Ja, sorry, een mens zou van minder pinguïnoloog worden. Overigens moet ik dringend stoppen met die beestjes te “schieten”. Ik bedoel maar, hoeveel pinguïnfoto’s kunnen er in één reisreportage? Maar dan zie ik er toch weer eentje dat nog grappiger of fotogenieker is dan de 349 vorige. Mijn medereizigers zijn al even pinguïngek als ik. Buiten Amundsen ken ik eigenlijk niemand die niet van pinguïns houdt. Zoals ze drukdruk rondredderen, borst vooruit, vinnen krampachtig naar achteren, alsof ze nog snel naar de bank moeten voor die sluit.

Of met twee platpoten tegelijk van een rots huppen. Of op hun buik via een zogenaamde pinguin-highway van een heuvel naar beneden glijden om in zee te gaan kopje duikelen. Of een keitje in hun bek nemen en dat – ondoorgrondelijk – tien meter verderop, ergens in het midden van nergens deponeren. Volgens de regels van de natuurbescherming moet je vijf meter afstand houden, maar soms moet je letterlijk op de loop voor de nieuwsgierige zwart-witte rakkers. De jongen zijn dik en wollig, alsof ze een alpaca trui aanhebben.

Petermann Island, de meest zuidelijke aanlegplaats op deze cruise is meteen ook de meest zuidelijke ezelspinguïnkolonie in de wereld. Voor het overige wonen er twee Oekraïense wetenschappers, die zowat in alles elkaars tegengestelde zijn. De magere kale, Vladimir, schuwt de toeristen en kijkt niet op of om terwijl hij onverdroten doorgaat met wat van ver nog het meest lijkt op het rechttrekken van kromme spijkers. De dikke baardige, Sergeï, neemt gretig een fles Southern Comfort van expeditieleider Thomas Holik in ontvangst en probeert een paar souvenirs aan de man te brengen. Voornamelijk aandoenlijk primitieve schilderijtjes van pinguïns. Ja, in de antarctische winter zien ze hier geen levende ziel. En nee, dat deert hem niet, hij zoekt de eenzaamheid juist op. Soms gaan er dagen voorbij dat ze nauwelijks een woord met elkaar wisselen, zijn collega en hij. In de eenvoudige houten barak hebben ze elk hun werk- en slaapplek, ze lopen elkaar niet voor de voeten. En in Oekraïne heeft hij evenmin een vrouw, zodoende.

Dan gaat het er in Port Lockroy aanzienlijk joliger aan toe. Tot in 1962 werkte Base A als meteorologisch station. Nu fungeert het hoofdgebouw in de zuidpoolzomer als postkantoor, souvenirwinkel en museum van de British Antarctic Heritage Trust. Er hangt vooroorlogs thermisch ondergoed te drogen en in de voorraadkasten zijn de flesjes HP sauce, de marmite en Quaker’s havervlokken prominent aanwezig. Een bordje uit 1956 nodigt je uit tot het lidmaatschap van de Antarctic Skiing Club, “with free ski passes for all lifts…” How very British, allemaal.

Kaap Hoorn, zaterdag

In mijn paspoort prijkt een stempel met drie pinguïns, een kostbaar kleinood voor zogenaamde continentenjagers. En het is waar, een van de aanlegplaatsen van de Nordnorge, Neko Harbour, ligt op het Antarctische continent. Maar dat maakt mij nog lang geen lid van de Brotherhood of Antarctica. Zo noemt Ian Shaw het clubje stervelingen dat verknocht is aan Antarctica en er een goed deel van het jaar werkt. “Maar niemand doet het voor het geld. Vaak gaat het om obsessieve, sterk individualistische types die houden van avontuur, van de natuur en van fysieke uitdagingen zoals bergbeklimmen en trekkings. In deze uithoek van de wereld kent iedereen iedereen en helpt iedereen elkaar, ongeacht de nationaliteit of het bedrijf waarvoor je werkt. Zo heeft de Nordnorge een turbine voor een helikopter aan boord die voor de Russische ijsbreker Kapitan Khlebnikov bestemd is. Antarctica is ook een soort verslaving: ik kan uitgekeken raken op pinguïns, op zeehonden, op walvissen zelfs, maar nooit op het ijs. En nog iets: de Antarctische zomer is een stuk aangenamer dan de Canadese winter.”

Een merkwaardige figuur, die Shaw. Was manager van de grootste discotheek van Toronto, reisde daarna de hele wereld rond en ontwikkelde een passie voor Antarctica. Op zijn 31ste kreeg hij op de Zuid-Shetlands een hersenbloeding. Dat hij dagenlang op transport moest wachten, maakte zijn toestand alleen maar erger. De rechterhelft van zijn lichaam was volledig verlamd, hij kon niet meer lopen of praten. Na een jarenlange moeizame revalidatie waarbij hij veel steun vond bij een taoïstische monnik, kreeg hij ineens een diepe inzinking. “Er zat maar één ding op, terugkeren naar Antarctica, om mijn demonen uit te drijven.

Sindsdien beschouw ik mijzelf als een soort wandelend eerbetoon aan dit continent: het heeft veel van mij afgepakt, maar ook veel teruggegeven.” Shaw, intussen 37, hield aan zijn beroerte een slepend been en een vrijwel krachteloze arm over, maar van alle gastsprekers aan boord is hij veruit de beste verteller. Zijn uiteenzettingen over de heroïc hearts – Scott, Amundsen en vooral Ernest Shackelton – zijn ijzingwekkende verhalen over uitgemergelde, aan scheurbuik lijdende en bloedspuwende mannen die schepen, sledehonden en bevroren tenen kwijtspelen, maar nooit hun wilskracht en flegma.

Het conferentiezaaltje zit eivol, iedereen hangt aan Shaws lippen. Soms heb ik het gevoel dat goeie ouwe Sir Shaks zelf met ons meereist. Er wordt ook ontzettend veel gelezen aan boord. Darwin en zijn Voyage of the Beagle, Sarah Wheelers Terra Incognita en hét Antarcticaboek bij uitstek: The worst Journey in the World van Apsley Cherry-Garrard. Het hoort bij het aangename limbo van een wereld zonder televisie, gsm en kranten vol speculaties over Irak.

Als ik een stuk wrakhout voorbij zie dobberen, weet ik dat we ‘de beschaving’ naderen. Of Antarctica nu nog grote uitdagingen kent, vroeg ik Shaw. “De grootste van allemaal: ondanks de enorme bodemrijkdom is Antarctica het enige continent waar nog nooit oorlog gevoerd werd en waar het milieu nog grotendeels onbezoedeld is. Als lid van de Antarctic Society probeer ik zoveel mogelijk mensen ervan te overtuigen het zo te houden.”

Punta Arenas, maandag

De landing op Kaap Hoorn ging niet door, nadat de eerste rubberboten te water gelaten waren, werd de zee plots te woelig. Tegenslag, na bijna twee volle dagen op zee had ik echt wel trek in land. Toegegeven, de Kaap zag er niet echt uitnodigend uit in de druilregen: een vuurtoren en een monument voor gestorven zeelui op een ongenaakbare bemoste rots.

In Punta Arenas, de Chileense tegenhanger van Ushuaia, blaast de wind zo hard tegen dat twee sleepboten de Nordnorge naar de kaaimuur moeten duwen. Ook in volle zomer stijgt de temperatuur hier gemiddeld maar twee dagen tot 20°C. De naam Tierra del Fuego slaat dan ook niet op het klimaat, maar op de vuren van de indianen die Magellaan en zijn mannen zagen op de oevers van de Straat die nu zijn naam draagt.

Indianen die door opeenvolgende generaties kolonisten zo goed als volledig uitgeroeid werden, soms zelfs met de ‘beste bedoelingen’. De oorspronkelijke Yagha’s liepen namelijk winter en zomer naakt rond, alleen beschermd door een laag zeehonden- of walvisvet. De blanke missionarissen vonden dat niet netjes en ook de ranzige geur die de indianen verspreidden stond hen niet aan. Ze boenden de ‘wilden’ schoon en trokken hen kleren aan zonder er rekening mee te houden dat de inboorlingen voornamelijk op het water leefden en hun kleren voortdurend nat waren, wat hen vatbaar maakte voor allerlei ziekten.

In Punta Arenas wonen op dit ogenblik nog twee volbloed indiaanse vrouwen, beiden hoogbejaard, weet Maurice Van de Maele, directeur van het plaatselijk Antropologisch Centrum en gastspreker aan boord. Zijn pa was een Vlaming, vandaar de veeleer on-Chileense naam.

Op zondag is Punta Arenas zo goed als uitgestorven. Lege straten, rechte houten huizenblokken naar Amerikaans model. Maar Patagonië is van een onaardse schoonheid. Schrale steppen zover het oog reikt, begraasd door schapen, lama’s en guanaco’s. Voor de rest leven hier alleen condors, nandu’s (struisvogels) en armadillo’s (gordeldieren), naast substantiële kolonies pinguïns in de nabijgelegen baaien. En Kroaten. Vele immigranten uit ex-Joegoslavië werden aangetrokken als werkkrachten op de grote schapenfarms en in de wolfabrieken. Sommigen boerden goed. Senora Yvonne Paeile, eigenares van de Estancia Olga Teresa, is een opvallend elegante vrouw van een jaar of zestig, met een porseleinen huid en gemanicuurde handen.

“Die heeft nog niet veel op het land moeten werken”, gaat het door me heen. Zoon Rodrigo geeft een demonstratie Chileens rodeorijden, don Rodolfo geeft uitleg over het werk van de herdershonden en het schaapscheren. Een scheerder verdient hier och arme 30 dollarcent per geschoren schaap. Bij de asado al palo, waarbij hele schapen geroosterd worden, helpt de hele familie, van de oude Kroatische overgrootmoeder tot de roodharige pubertweeling. Simpático. Een paar glazen pisco sour en Chileense merlot doen de rest.

Puerto Montt, donderdag

Auld lang syne na het captain’s dinner. Voorspelbaar, melig, maar ik zit toch maar met een brok in de keel. Omdat ook Chili zo schitterend was. In nevelen gehulde fjorden, de Andes met zijn watervallen en ‘wenende’ rotsen. Het nietige dorpje Puerto Eden, een overlevingsoefening voor tweehonderd moedige zielen nu een parasiet de mosselcultuur, hun voornaamste broodwinning, aangetast heeft. De vrouwen verkopen er miniatuurscheepjes van boomschors.

Het eiland Chiloé met zijn kleurige paalwoningen in een intens groen landschap dat een beetje aan Jersey doet denken. Opvallend veel boekwinkels in de steden, post-Pinochet hongert Chili naar cultuur. Morgen vliegen we naar Santiago de Chile, het eindpunt van de reis. Zoveel onuitwisbare indrukken rijker. De eerste aanblik van het Antarctische continent. Kerry die Cole Porter speelde op de piano terwijl buiten de ijsbergen voorbijschoven. De avond van mijn verjaardag, toen de zee in Paradise Bay spiegelglad was, met af en toe een stoomwolkje en een rimpeling in het water die de aanwezigheid van een walvis verraadde. En de zon die maar niet wilde ondergaan, een ‘zonszondergang’ noemde Bernard het, toen de hemel na elven nog altijd oranjerood gloeide.

PRAKTISCH

zie: Argentinië pagina 98, Chili pagina106

Tijdsverschil: Zomer: – 6 u. Winter: – 4 u

Let op: In het zuidpoolgebied gaat de zon op 21 maart onder om zich niet meer te laten zien voor 23 september, de zogenaamde poolnacht. Het is een winter zonder zon. Aan de rand van het continent duurt deze donkere periode minder lang: van 1 mei tot 23 juli. Tijdens de zomerperiode gaat de zon nauwelijks onder. Neem dus je voorzorgsmaatregelen om voldoende te slapen want het constante daglicht ontregelt je lichaamsklok.

De temperaturen tijdens de Antarctische zomer schommelen rond het vriespunt. Door de droogte is de kou goed te verdragen. Een windjack wordt aangeboden als souvenir. Muts, handschoenen, goede zonnebril, zonnemelk en lipbalsem onontbeerlijk, een waterdichte broek een aanrader.

Aan boord van de Hurtigruten Nordnorge zijn de prijzen in Noorse kronen.

Nuttige websites: Bureau Scandinavia: www.bureauscandinavia.be

Antarctica: www.antarctica.org

Het Laatste Continent: www.hetlaatstecontinent.be

Antarctica het onbekende continent: http://mediatheek.thinkquest.nl/~lla171

British Antarctic Survey: www.antarctica.ac.uk

Antarctica Heritage Trust: www.heritage-antarctica.org

Deception Island: www.deceptionisland.aq

Tekst en foto’s: Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content