Ik probeer twee mannen in de gaten te houden. De eerste ligt op dertig meter van me. Hij hoest hardnekkig lang, draait zich enkele keren luid kreunend om en blijft dan roerloos op zijn buik liggen. Hij ziet eruit alsof hij in poedersuiker is gedoopt. Van top tot teen is hij bedekt met het fijne witte zand waarvoor dit strand bekend is. “Het zand van Sarasota is 99 procent puur kwarts. Het is het fijnste ter wereld volgens geologen van Harvard University“, las ik vanochtend in een toeristische brochure over Florida. Het is geen gezicht zoals hij daar ligt met zijn neus in het zand. De golven raken zijn tenen nog net niet. Als hij nog niet dood is, zal hij straks verstikken of verdrinken. Ik kijk even naar de andere man die in de verte in het water ligt. Aan de vloedlijn staat iedereen die daarnet nog aan het vissen, zonnen of wandelen was, intens naar hem te kijken. De enige die zich niets aantrekt van de man in het water, is de man in het zand. Leeft hij nog? Ik stap naar hem toe. “Sir? Are you OK?” Geen antwoord. “Sir? Do you need help?” De man kreunt. Zonder zijn hoofd op te heffen mompelt hij: “God, I love women.” Hij leeft en hij is ladderzat. “Meneer,” zeg ik, “zou u niet opstaan? Straks wordt u nog weggespoeld.” Met zijn gezicht nog steeds in het zand brabbelt hij: “God, I love your body.” Mijn padvindsterdiensten zijn hier duidelijk overbodig.

Wat verder staat de rest van het strandvolk nog steeds naar de man in het water te kijken. “Mama, ik wil er ook naartoe”, roept een klein, dik meisje in een spannend geel bikinietje. “Jij blijft hier”, gebiedt de moeder. De man in het water is Tom. Hij zwemt met langzame bewegingen rond de plaats waar we daarnet heel even een vin zagen van iets wat duidelijk een groot beest was. Maar wat? “Een walvis”, dacht de vader van het kleine meisje. “Misschien is hij gekwetst.” Een visser die van op zijn bootje naar het wateroppervlak tuurde, gaf hem gelijk. “Een pilootwalvis wellicht,” zei hij, “waarschijnlijk is hij gedesoriënteerd en vindt hij de uitgang van de baai niet meer.” “Dat is geen walvis,” zei een andere visser, “maar een grote manatee (zeekoe). Ze is aan het grazen. Het staat hier vol met zeegras, daar zijn ze dol op.”

Nog meer vissers, nog meer opinies. “Ik zwem er eens naartoe,” zei Tom, “misschien zie ik dan wie er gelijk heeft.” De kinderen vonden het een schitterend idee. De volwassenen zag je denken: liever hij dan wij. Ik zei voor een keer niets. Normaal ben ik een van die doe-dat-toch-nog-niet-schatje-vrouwen wier eeuwige bezorgdheid avontuurlijke mannen alleen maar nog meer lijkt te stimuleren om het noodlot uit te dagen. Maar ik wist ook dat een walvis geen mensen aanvalt en dat de zeekoe een van de allerliefste wezens op aarde is. Het dier is zo on-Amerikaans als het maar zijn kan: het is zachtaardig, traag, veeleer schuw en teruggetrokken, zonder verweersysteem en compleet ongevaarlijk. Zijn voornaamste bezigheden zijn eten, rusten en rondzwemmen. Zijn dichtste verwant is de olifant. Het beestje kan 4,5 meter lang worden en 700 kilo wegen. Ze zijn een van de meest bedreigde diersoorten. Als er nog 3.000 van overschieten in Florida zal het veel zijn. De lijst van de gevaren die hen beloeren, is lang: bootschroeven rijten hun ruggen open terwijl ze grazen, sluisdeuren verpletteren hen, fuiken en visnetten verstrikken hen. En dan zijn er natuurlijk de vervuiling en het verlies van leefruimte door de onophoudelijke groei van menselijke activiteit in de kustzones. Daarbij komen allerlei aandoeningen zoals verkoudheden, want hoe kloek zeekoeien er ook uitzien, ze kunnen niet tegen temperaturen die kouder zijn dan normaal. Ik heb hun grappige snoeten alleen nog maar gezien in aquaria zoals het Mote Aquarium vlakbij, dat als hospitaal dient voor gekwetste zeekoeien.

Had ik genoeg lef dan zwom ik ook naar de zeekoe toe. Maar die heb ik dus niet. Pas na een hele poos komt Tom weer aan land. Intussen zijn er nog meer nieuwsgierigen bij onze groep komen staan. Hoe beschrijf je de gelaatsuitdrukking van een man die voor de allereerste keer van zijn leven met een zeekoe in het lauwe zeewater heeft gedarteld? In zijn blauwe ogen blinkt kinderlijke verrukking. “Ik had eerst wel een schrikreactie toen ze vlak naast me opdook omdat ze zo enorm groot is”, vertelt hij. “Je zou wel met twee moeten zijn om er je armen rond te leggen. Ze is twee keer zo lang als ik. Ze was helemaal niet bang en vond het heel leuk om zich te laten strelen. Ze keerde en draaide om zich overal te laten krabben. Haar vel voelde wat aan als dat van een olifant. Op haar rug toch. Haar buik is zachter. Ze heeft diepe littekens op haar rug, van boten denk ik, maar ze leek er geen last van te hebben. Ook niet van het mos en de schelpen die op haar rug groeien. Ik denk dat ze het liefst op haar buik werd gekrabd. Ze lag lang op haar rug, af en toe een diepe zucht slakend. En dan liet ze plots een grote scheet…”

Ineens krijgt de dronken man in het zand wat verder weer een hoestaanval. “Maak je toch geen zorgen over hem,” zegt een van de vissers, “dat is een dakloze. De strandpolitie komt regelmatig langs om ze van het strand te rapen.” “Kijk! De zeekoe komt hierheen gezwommen”, roept een kind. Tom draait zich om. “Ze is vast op zoek naar mij”, zegt hij met bijna iets verliefds in zijn ogen.

Jacqueline Goossens, even niet vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content