Afslanken, haaruitval tegengaan, rimpels voorkomen… of gewoon je gezondheid op peil houden. De industrie van de voedingssupplementen draait op volle toeren. Een handje geholpen door de dioxinecrisis, kent deze sector de jongste tijd een sterke ontwikkeling en een groeiende professionalisering.

Voedingssupplementen zijn extra dosissen vitaminen, mineralen of andere voedingsstoffen die tekorten kunnen aanvullen. Er bestaan natuurlijke supplementen die chemisch geëxtraheerd worden uit voedingsmiddelen, en synthetische, waarbij de moleculaire structuur chemisch wordt nagebootst. Deze laatste zijn goedkoper in productie, maar minder effectief. De Belgische wetgever vereist nochtans niet dat het etiket vermeldt of het al dan niet om natuurlijke dan wel synthetische supplementen gaat.

Over wie supplementen zou moeten nemen, bestaan verschillende meningen. Luc Delmulle, wetenschappelijk adviseur van Naredi, de beroepsfederatie van producenten, groot- en kleinhandelaars in de natuurvoedingssector, stelt dat iedereen daarvoor in aanmerking komt. “Als je lichaam honderd procent fysiologisch functioneert, zou je met een volledig ongeraffineerde voeding, geteeld in grond die niet bewerkt is met pesticiden of herbiciden in principe geen supplementen moeten hebben. Maar dat is de realiteit niet. We eten te veel bewerkt voedsel, wat ons dieet verarmt. In de moderne wereld hebben voedingssupplementen zeer zeker hun nut.”

Martine De Clercq, als diëtiste verbonden aan het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen, houdt niet van zo’n veralgemening. “Voor mensen die ziek zijn, veel stress hebben of tot een risicogroep behoren, zoals kinderen, zwangere vrouwen of ouderen, kunnen extra vitamines naast een normale, gezonde voeding zinvol zijn. Maar voor de rest van de bevolking volstaat een gezonde, evenwichtige voeding.” In het Bulletin van het Nederlandse Vitamine Informatie Bureau lezen we dat bepaalde leeftijdsgroepen inderdaad een lagere inname van bepaalde stoffen hebben, maar of dat ook leidt tot echte tekorten, zou een individueel bloedonderzoek moeten uitwijzen. De behoefte aan vitaminen is namelijk afhankelijk van factoren als erfelijke aanleg, levenswijze, voeding, leeftijd en lichamelijke conditie.

“Ik houd er niet van dat men een pilletje voorstelt als oplossing voor elk kwaaltje”, zegt De Clercq. “Met een gezonde, evenwichtige voeding krijgen de meeste mensen alles wat ze nodig hebben.”

“Het is inderdaad zo dat je beter een appelsien eet, dan dat je hem in een pilletje perst,” reageert Delmulle. “Maar als je dat fruit niet lust of verdraagt, is zo’n capsule een handige manier om de nodige hoeveelheid vitamine C toch binnen te krijgen.”

Zijn alle verkrijgbare voedingssupplementen veilig en kan men ze onbeperkt innemen? “Het risico van overdosering is niet denkbeeldig,” weet De Clercq, “met name voor de in vet oplosbare vitamines A, D, E en K.” Deze vitamines blijven langer in het lichaam dan de in water oplosbare vitamines B, C en H, die permanent worden afgevoerd in zweet en ontlasting. Grote dosissen kunnen toxisch zijn en risico’s voor de gezondheid opleveren. De Clercq stelt zich ook vragen bij supplementen die een aantal keer per dag moeten ingenomen worden, en bij supergeconcentreerde versies die meer dan vijfmaal de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid bevatten. “Het is nog maar de vraag of dat zo interessant is voor onze gezondheid.”

Delmulle is er gerust in: “Net om overdosering te voorkomen, geeft de wet op de nutriënten (1992) een minimum- en een maximumnorm voor vitaminepreparaten: onder de 15 procent van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid hebben ze geen zin, boven de 150 procent wordt het een medische aangelegenheid die toezicht of controle van een arts of apotheker vereist.” De veiligheid van de preparaten wordt gegarandeerd door het Plantenbesluit (1997). Dat stelt dat alles wat als voeding op de markt komt, per definitie veilig moet zijn. “Veilig in termen van toxiciteit, maar ook volgens het principe dat een leek deze preparaten kan gebruiken zonder enig gevaar, zelfs in geval van vergissing”, legt Delmulle uit. ” De Hoge Raad Van Gezondheid heeft drie lijsten opgesteld: voor gevaarlijke planten, paddestoelen en veilige planten. Er zijn veel restricties ingebouwd en er bestaat een strenge controle op.”

Het grootste probleem van de natuurvoedingssector is het geitenwollensokkenimago: rond plantaardige preparaten en voedingssupplementen hangt nog altijd een alternatieve sfeer. Deze producten worden vaak op één lijn gezet met zogenaamde wondermiddelen, zoals afslankingsproducten of middelen tegen kaalheid. “Dergelijke producten zijn op zich bonafide vitaminecocktails, want ze zijn door de eetwareninspectie goedgekeurd voor ze op de markt kwamen. Of ze de gestelde beloftes kunnen inlossen, is een andere zaak”, zegt Delmulle. “Productaansprakelijkheid valt onder de wet van de publiciteit. Er bestaat wel een reglementering, maar geen controle. Enkel als er sprake is van onveilige stoffen kan er snel worden opgetreden. Maar meestal hebben zo’n cowboys al grof geld verdiend, nog vóór het proces begint. Bij veroordeling halen ze het product van de markt, en lanceren ze gewoon een ander ‘wondermiddel’. Een werkgroep binnen de Hoge Raad van Gezondheid is nu bezig aan een ethische code voor productclaims. De claims zullen a priori worden gecontroleerd. Een commissie zal daarbij toezien op de navolging van de ethische code.” Maar dat is toekomstmuziek. Het beste wat u als consument op dit moment kan doen, is letten op de aanwezigheid van een kwaliteitslabel, zoals het biogarantie- of het ecolabel. Winkeliers moeten betalen voor zo’n etiket. Hun bijdragen financieren de werking van een controlecommissie die onverwachte staalnames analyseert. Zo’n kwaliteitslabel geeft de consument de garantie dat hij veilige supplementen van een hoge kwaliteit koopt.

De laatste jaren is de sector sterk geprofessionaliseerd: er wordt gewerkt aan hoge kwaliteitsnormen en sluitende controlemechanismen. “Bij Naredi werken we aan een ethische code en ijveren we voor de verplichting van het diploma van herborist voor verkopers van plantaardige producten”, vertelt Delmulle. “Zo’n opleiding duurt twee jaar, is ministerieel erkend en zorgt ervoor dat men met kennis van zaken kan verkopen, maar ook beoordelen, zodat de praatjes van vertegenwoordigers niet klakkeloos worden overgenomen.”

Sofie Albrecht / foto Diane Hendrikx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content