Er was eens een eiland aan de rand van Europa, hoog in het noorden en ver naar het westen, waar sagen van Vikings en vissers de herinnering aan elfen en trollen levendig hielden. Stofwolken reiken er tot in de stratosfeer, bankiers dragen er een pak van pek en veren, en de natuur is er onwezenlijk mooi.

Reizigers naar het vreemde rijk verbazen zich er steevast over het onherbergzame vulkanische maanlandschap, een steenwoestijn zonder bomen, bezaaid met zwartgeblakerde rotsen en woekerende korstmossen. Niemand vestigt zich er in het binnenland, waar een gebergte zich hult in dikke mist. Eilanders wonen in een smalle strook aan de kust, de ogen gericht op de open oceaan.

De aarde leeft er, bruisend en borrelend, vervaarlijk of vriendelijk. Geisers spuwen klokvast tientallen meters hoog stoom. Af en toe beeft de aarde er, of stuwt een vulkaan een nieuwe lavastroom op uit ongekende diepten.

Voor de reiziger het goed en wel beseft – op weg van de luchthaven naar de meest noordelijke hoofdstad ter wereld – dompelt hij zich onder in een surrealistisch warmwaterbad. De befaamde Blauwe Lagune, een verplichte stop op een boogscheut van de luchthaven, lijkt een kuuroord uit Alice in Wonderland. Romig blauw water, in de vrieskoude dampend als de adem van een draak, zoekt zich een weg tussen gitzwarte rotsen. Baders smeren zich van kop tot teen in met witte klei, drijven in het warme bubbelbad, verwonderen zich over het decor. Net als in een koortsdroom lijken de kleuren niet te kloppen, maar het thermale water doet wel Ć©cht deugd. Het warme welkom van IJsland valt moeilijk te evenaren. Dankzij de elfen ?

“Ongeveer de helft van alle IJslanders gelooft dat elfen werkelijk bestaan”, fluistert Sigurbjorg Karlsdottir, de lokale elfenautoriteit, een dame van middelbare leeftijd met een rode puntmuts en een jolige blik. “De andere helft weet het niet, maar haast niemand durft staalhard hun bestaan te ontkennen.”

Al vele jaren geeft Sigurbjorg rondleidingen door Hafnarfjordtur, de hoofdstad van de elfjes, waar we hun paleis, een klif boven de huizen, bewonderen en sporen zoeken in het stadspark. Dat we Ć©cht een elf kunnen spotten is op deze safari helaas niet gegarandeerd. Kinderen maken een betere kans. Bovendien kun je ze slechts vier nachten per jaar tegen het lijf lopen, veelal rond middernacht.

“Er was eens een eiland waar al elfen leefden voor de eerste mensen er voet aan wal zetten”, zo vertelt mijn gids. “Eva was al haar kinderen aan het wassen, toen ze plots bezoek kreeg van God. Haastig verstopte ze haar vuile kinderen. “Wat ik niet mag zien, zal geen mens ooit zien”, bulderde God. Sedert die dag leven elfen, onzichtbaar voor het mensenoog, in IJslands rotsen en bergen.”

Snorri sturluson

In een land waar maandenlang de zon onophoudelijk schijnt of helemaal niet verschijnt, vervagen droom en werkelijkheid. “Dat je soms radeloos kunt zoeken naar je gsm of naar je sleutels, tot je ze dan toch plots vindt waar je ze het minst verwacht, bewijst dat elfen bestaan”, bezweert mijn gids. “Elfen plagen graag.” En bovendien : schreef dichter des vaderlands Snorri Sturluson al niet in de dertiende eeuw dat de elfjes in Ć©Ć©n van de hemelen bij Odin leven ?

Er was eens een dichter wiens levensloop nog onwaarschijnlijker was dan de fantastische sagen die hij vertelde over Odin, Thor of Freya. Snorri Sturluson, de enige bekende middeleeuwse IJslandse dichter, creĆ«erde mee ons hedendaagse beeld van het Germaanse godenrijk. Of liever, van het Oud-Noorse. “In die tijd klonken de talen die in ScandinaviĆ«, in Noord-Duitsland of in Engeland gesproken werden erg gelijkend”, verklaart de Noorse onderzoekster Evy Tveter in Snorrastofa, het museum in Reykholt gewijd aan de dichter des vaderlands. “Saga betekent zowel verhaal als geschiedenis. De sagen verhalen de eerste eeuwen van menselijke vestiging, toen Noorse boeren hun koninkrijk verlieten en dit eiland koloniseerden.” Alle chroniqueurs uit de sagaperiode bleven anoniem, uitgezonderd de dichter-politicus Snorri Sturluson, tweemaal verkozen tot Wetspreker in de Alping, het eerste IJslandse parlement. In de Heimskrigla verhaalt hij de luisterrijke geschiedenis van de Noorse koningen. “Literatuur was een succesvol exportproduct : wie de lof zingt van de koning, wordt ruimschoots vergoed.”

In Borgarnes, op de plek waar volgens Snorri’s middeleeuwse Egill de doodskist van de grootvader van de held aanspoelde, doet het Icelandic Settlement Center zowel de vroege kolonisatie als de lotgevallen van een wrede viking Egill Skalla-Grimsson uit de doeken.

Egill, een slecht verliezer, pleegt zijn eerste moord als achtjarige. Een opvliegend karakter, zijn vader – een weerwolf – waardig. Vader en zoon lusten elkaar rauw. Als de woedende weerwolf het kindermeisje met een rots tussen de schouders vermorzelt, wreekt zijn zoon zich ’s avonds door vaders favoriete slaaf te doden.

Net als auteur Snorri, huwt en rooft de rauwe Egill zich een fortuin zonder weerga bij elkaar. Egill kan met een gedicht voor de koning de strop ontlopen, maar zoveel fortuin kent Snorri niet. De schrijver komt aan zijn eind, op een nacht neergestoken in opdracht van de Noorse heren wier lof hij ooit zong. Egills schat ligt nog ergens in de woestenij begraven, maar de erfenis van Snorri is alomtegenwoordig als Odin zelf. “Wist je dat Tolkien opgevoed werd door een au pair uit IJsland ? The Lord of the Rings haalde hier zijn mosterd.”

Elke plek lijkt op dit eiland een legendarische oorsprong te hebben. De Hraunfossar watervallen, een geheel van bronnen die opborrelen onder een lavaveld en over een breedte van Ć©Ć©n kilometer in de Hvita stromen, danken hun naam aan Hallmundur, bekend van de Grettis-saga.

Golden circle

Bij Gullfoss, een van de mooiste watervallen van het land en een halte op de befaamde Golden Circle (een daguitstap langs de bijzonderste bezienswaardigheden rond Reykjavik) kolkt de Hvita vervaarlijk. Vlakbij ligt de vallei van Haukadalur, een zeer actief geothermisch gebied. De Great Geysir, die zijn naam gaf aan elke geiser, is al jaren niet meer actief, maar de Strokkur spuwt ongeveer elke vijf minuten een stoomkolom twintig meter hoog de lucht in. In de warmwaterbron zwelt langzaam een kobaltblauwe waterbel, die plots met veel geweld ontploft, een machtig spektakel.

Pingvellir, vijftig kilometer ten oosten van Reykjavik en de laatste halte van de Golden Circle, is niet alleen een belangrijke historische plek, maar ook een buitengewoon natuurfenomeen. “Nergens anders ter wereld zie je zo aan de oppervlakte de Amerikaanse en de Europese continentale plaat botsen”, vertelt de gids. “Bovendien ligt IJsland op een hotspot, een plek waar het magma erg dicht onder de aardoppervlakte komt.”

Zouden de settlers zich van deze bijzondere ondergrond bewust geweest zijn, toen ze deze vlakte in het jaar 930 verkozen voor de Alping, het eerste IJslandse parlement dat hier tot het eind van de achttiende eeuw elke zomer vergaderde ? Pas in 1798 verhuisde het parlement naar de hoofdstad. Nog steeds verzamelen IJslanders in Pingvellir als er iets te vieren valt. In 1874 werd hier duizend jaren kolonisatie herdacht en de eerste grondwet gepresenteerd. In 1930 vierde men in deze vlakte de millenniumverjaardag van de Alpingi en op 17 juni 1944 werd hier de moderne republiek gesticht.

Sedert de middeleeuwen, toen Snorri in Pingvellir het woord voerde vanaf de Lƶgberg (de Wetrots), verzakte de vlakte vier meter. Nergens zie je beter het uit elkaar drijven van de tektonische platen, een eeuwige beweging die kloven in het landschap tekent. Op het eind van zijn leven nam dichter-viking Egill zich voor, op het drukste moment van de volksvergadering, zilverlingen in het publiek te werpen om een opstoot te ontketenen. Van failliete bankiers had toen nog niemand gehoord.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content