Piet Swimberghe

Midden in het Brusselse Warandepark ligt een klein openluchtteater dat nooit dienst deed. Nu woont er een heer van stand, die zich helemaal uitleeft in het opknappen van zijn privé-monument.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : JAN VERLINDE

“Ik heb een tuin van twaalf hektare, soms zelfs voor mij alleen, ” zegt baron Eric d’Huart terwijl hij fier naar buiten kijkt. “Het gebeurt dat de hekkens worden gesloten en niemand meer binnen kan. Behalve ikzelf, omdat ik een sleutel heb en er via mijn tuin in kom. Dan wandel ik heel alleen in het hart van Brussel, dat ook het hart is van Europa en dus van het melkwegstelsel. ” Eric d’Huart zegt het met een brede grijns, want beter dan wie ook weet hij dat deze plek niets meer is dan een relikt. Rondom werden zoveel mooie buurten vernield, waaronder de Leopoldswijk, dat je hier oogkleppen moet opzetten om van de omgeving te genieten. Gelukkig is het Warandepark aan die kaalslag ontsnapt. Op zijn manier draagt Eric d’Huart een steentje bij tot de herwaardering van dit stukje Brussel : hij restaureerde en bouwde de voormalige Waux Hall om tot woning. Het kostte hem wel een klein fortuin om de ruïne te redden.

De Waux Hall is een onbekend monument, verscholen in het groen, in de schaduw van het Parkteater. Daar werd de eerste Waux Hall rond 1780 opgetrokken. Dit soort parkgebouwen vindt zijn oorsprong in het Engeland van de 17de eeuw, waar de graaf van Breauté, bijgenaamd “Faulk”, vermakelijkheden organizeerde in zijn tuinen. Die werden de Vaux Hall Gardens genoemd. Naar dit voorbeeld de naam werd verbasterd werden twee eeuwen geleden Waux Halls gebouwd in Brussel, Spa en Parijs.

De Waux Hall in het Warandepark bestond uit een teater, een koffiehuis en een balzaal. Er werden ook boeken, juwelen, parfums, gravures en oudheden aangeboden. Het gebouwencomplex in de noordelijke hoek van het park werd vele malen verbouwd. De Waux Hall van baron d’Huart kwam er als laatste bij in 1913. Het gebouw kreeg wel de mooie naam opgeplakt, maar bestond eigenlijk alleen uit een openluchtteater met een grote scène waarachter loges voor akteurs en allerlei coulissen. Het kwam in de plaats van een Moorse kiosk waarvan architekt François Malfait het silhouet overnam.

“Het teater werd nooit gebruikt. In 1914, toen de stad het interieur wilde afwerken, brak de oorlog uit. Nadien was er geen interesse meer”, vertelt Eric d’Huart. In 1933 werd er wel nog een akkordeonwedstrijd gehouden en in ’58 kreeg het gebouw ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling nog een laagje verf. Dat was het laatste wapenfeit.

Toen d’Huart de Waux Hall ontdekte, diende het gebouw als onderkomen voor drugverslaafden en als stapelplaats voor teaterdecors. Het pand was dringend aan restauratie toe en eigenlijk rijp voor de sloop, want het hout was aangetast door de allesverslindende huiszwam. “Het ging zoals in dat mooie fabeltje”, grapt de bouwheer. “Ik was de charmante baron die de schone prinses, na een slaap van 70 jaar, kwam wekken. ” Daarvoor deed hij een beroep op architekt Johan Van Dessel en kunsthistoricus Guido Jan Bral die het verleden van het gebouw grondig uitploos. Buiten de muren aan de parkzijde, moest vrijwel alles worden gesloopt. De heropbouw ging vrij vlot. “En sneller dan ik had verwacht, want in één jaar stond alles weer recht, ” vertelt d’Huart. “Maar dan heb ik wat gewacht voor de afwerking. Ik wilde tijd nemen om na te denken, want eenvoudig is het uitgangspunt niet. Ik moest van een gebouw waarin nooit iemand heeft gewoond, een woning maken. Het mocht ook niet té teatraal worden. Een teaterdecor is leuk voor één keer, maar niet om er elke dag in te wonen. ” Nog voor het af was trok hij erin : “Ik stapte in de prehistorie, er waren zelfs geen trappen. Ik moest op ladders klimmen van de ene verdieping naar de andere en ik deed mijn afwas in het bad. ” Zo leerde hij het pand grondig kennen en werd alles stap voor stap gedekoreerd. Het interieur is nog lang niet af, maar ademt toch de grandeur uit waar de baron tuk op is.

“Mijn grootste luxe is dat ik plaats zat heb”, bekent hij. “Als kunstenaar en restaurateur heb ik ook veel ruimte nodig. Ik werk en leef overal. Salon en atelier durf ik wel eens door elkaar haspelen. “

Het gebouw telt twee niveaus. Beneden vinden we de inkom en verschillende opslagplaatsen. Een ervan doet dienst als “kliniek voor oude luchters”. Het ligt er vol uit elkaar gehaalde lichtkronen en dozen met parels. Eric d’Huart herstelt en herbouwt ze. Daarnaast ontdekken we een plaasteratelier waar allerlei dekoratieve ornamenten worden gegoten. Er is ook een kelder om kaarsen op te bergen. Want baron d’Huart brandt in zijn huis niet minder dan 4000 kaarsen per trimester !

Boven hangen trouwens verschillende somptueuze lichtkronen. “Ik heb daar iets mee”, verklaart de baron. “Wat precies weet ik niet, dat laat ik over aan een psychanalyst. De mooiste kandelaars die ik heb, zijn de girandoles in mijn klein salon. Deze rariteiten zijn een kompromis tussen een luchter en een gewone kandelaar. Ze zijn gemaakt door een Spaanse dekorateur en versierd met rotskristal en vuurverguld brons. Heel erg oud zijn ze niet maar ik ben er erg fier op, want ze zijn niet alleen mooi, ze behoorden ooit toe aan Coco Chanel en verlichtten haar appartement in de rue Faubourg Saint-Honoré. “

In dit intieme kamertje staan echte Turkse sofa’s van rond 1870. Echt mooi zijn ze niet, maar dat stoort d’Huart niet : “Ze zijn een beetje de kitsch van vroeger, dat is nodig om de deftige sfeer van de kamer te breken. Ik schrik er niet voor terug om allerlei dingen met elkaar te kombineren. Er staat wel meer dat niet waardevol is. De kandelaars op de schouw zijn gewoon van verguld porselein. Ze zijn ook niet antiek, maar dat geeft toch niet in dit teaterdecor ? “

Midden in de Waux Hall is een grote zaal die statig werd opgedirkt met imposante Venetiaanse luchters. “Ook die zijn niet oud, maar ik liet ze maken naar antieke modellen uit de Ca’Rezzonico in Venetië, een huis waar ik verliefd op ben. Nu zien ze er nog nieuw uit, maar met al het stof hier merk je dat over twee jaar niet meer. ” Aan de muren van de hoofdkamer hangen dekoratieve schilderingen op doek, afkomstig uit een Naams herenhuis. De aardbeien die erop staan, verwijzen naar de teelt die in de 18de eeuw rijkdom bracht in de streek. Later kwamen de schilderingen in een Brusselse herenwoning terecht, waar Eric d’Huart ze op het nippertje redde van de vuilsnismand. In zijn huis hangen ze wondermooi. Ze zijn fraai gepenseeld door een getalenteerd dekorateur. Aan de wervelende rocailles te zien, dateren ze van rond 1760, een periode die de bewoner zeer nauw aan het hart ligt. “Toch fascineert de 19de eeuw mij evenzeer, omdat de mensen van toen verzot waren op hun voorgangers. Denk maar aan de gebroeders Goncourt en de familie Rothschild. Allen waren ze verliefd op de tijd van de verlichting. De invloed van dit tijdperk is voelbaar tot een heel eind in de vorige eeuw en zelfs later. Het koninklijk paleis, bijvoorbeeld, werd pas in 1904 verbouwd, maar in 18de-eeuwse stijl. Hier word ik trouwens omringd door resten uit de 18de eeuw. In de Warande staan beelden uit de tijd van Karel van Lotharingen, afkomstig uit het oude kasteelpark van Tervuren. Bijna heel de Koningsstraat is nog 18de-eeuws. Spijtig genoeg werden de gebouwen van de Generale afgebroken en herbouwd. Dat voel je : die gevels zijn wat droogjes, maar gelukkig werden de proporties gerespekteerd. Verder is er het parlement en de Hertogsstraat waar van oudsher veel ambassadehuizen gevestigd zijn. “

Ook d’Huarts Waux Hall is een ode aan de eeuw van Mozart. Het gebouwtje zit in een klassicistisch pak en zou niet misstaan in het park van Versailles. d’Huart laat het met veel liefde en passie voor het verleden restaureren. Momenteel worden de treillages hersteld. Dat is het dekoratieve netwerk van houten latten dat tegen de gevels staat. Deze typisch Franse dekoratie was destijds erg populair voor tuinhuizen. Waar hij ook kan, maakt d’Huart gebruik van traditioneel geschoolde ambachtslui. “Ik vind het fascinerend dat je aan de vooravond van het jaar 2000 na enig zoeken weliswaar nog zoveel kunstambachtslui vindt die werken als twee eeuwen geleden, zoals hun voorouders. In die zin is mijn huis een hommage aan het talent van toen. “

Restaurateur Eric d’Huart aan het werk in zijn feestzaal. Van de vervallen Waux Hall maakte hij een heel aparte, riante herenwoning.

De fameuze girandoles uit de flat van Coco Chanel.

Eric d’Huart houdt wel van wat pronk, maar “breekt” die deftigheid met ongewone dekoratie-objekten.

De hele restauratie gebeurt artisanaal. Ook de trappen zijn volgens de regels van de kunst gemaakt.

De bewoner “heeft iets” met lichtkronen. Deze luchters liet hij maken naar voorbeelden uit de Ca’Rezzonico.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content