Vijftien jaar geleden begon Gesien Lauxtermann aan ‘De Kooihof’, een tuin die nu stilaan zijn volwassen vorm begint te krijgen.

Toen Gesien Lauxtermann met haar man en grote kinderen uit Amsterdam wegtrok, was haar kleine stadstuin volgroeid met planten. Op aandringen van de nieuwe eigenaars, die het groen door plaveien wilden vervangen, liet ze een extra verhuiswagen aanrukken om alle vaste planten, klimplanten en struiken te vervoeren.

Niet ver van de hoofdstad, in de prachtige, waterrijke streek ten noorden en ten zuiden van Hilversum, vond het gezin Lauxtermann wat het zocht. En dat was geen toeval dat ze net daar terechtkwamen. Want voor de uitbouw van wat nu De Kooihof is, wilden ze een maagdelijk terrein waar ze van nul konden beginnen en dat ze helemaal konden aanleggen en beplanten naar eigen inzicht. Om zich op dit nieuwe leven voor te bereiden, had Gesien Lauxtermann een opleiding sierteelt en tuinieren gevolgd en ze wilde nu zelf de plannen uittekenen. Van de nieuwe, meer dan een hectare grote tuin was maar een klein gedeelte aangelegd, namelijk het stuk aan de straatkant, en daarin plantte Gesien alles wat ze had laten overbrengen.

Aan de achterkant van het terrein lag een schapenweide en daar was de grond erg vochtig. Een vorm van afwatering bleek absoluut noodzakelijk om sierplanten te kunnen laten gedijen en om een mooi grasveld te krijgen. Daarom besloot Gesien haar toekomstige tuin in tweeën te delen door middel van een afwateringsgracht met daarover een houten bruggetje.

Nu kon het echte aanplantingswerk beginnen. Een belangrijk gegeven daarbij was dat het huis en het aangrenzende terras iets hoger liggen dan de rest van het terrein. Daardoor krijg je, over de piramidale coniferen Picea glauca ‘Conica’ heen, een prachtig uitzicht op het geheel. Een panorama waar het gezin het hele jaar door van geniet en zeker op mooie warme avonden.

Eerst werd het gedeelte dichtst bij het huis aangelegd. Het werd in de lengterichting verdeeld in drie welomschreven compartimenten, die elk een verschillende sfeer uitstralen. Het grote, centraal gelegen gazon met een zonnewijzer in het midden, is zeer rustig gehouden en is een verpozing voor de blik. Aan de linkerkant is het grasveld afgeboord met een rechthoekige waterpartij, die je niet meteen ontdekt omdat ze schuilgaat achter aanplantingen. Rechts heeft Gesien mooie patronen met buxus aangelegd. In de lente zorgen een overvloed aan paarse Toronto-tulpen, die er op hun hoge stengels uit oprijzen, voor een prachtig zicht. Achterin dit deel van de tuin staat een pergola die begroeid is met de klimroos ‘Paul’s Himalayan Musk Rambler’. Begin juni zorgt de bloei van deze rozelaar met lichtroze tinten voor een waar spektakel.

Zo beschreven zou je de indruk kunnen krijgen dat het hier om een tuin met ‘kamers’ gaat, waarin kleuren en thema’s zijn geïsoleerd door middel van hoge hagen. Maar daar houdt Gesien Lauxter helemaal niet van. Zo’n ‘kamers’ vindt ze veel te claustrofobisch. Ze verkiest ruimtes die zich op een natuurlijke manier van de andere onderscheiden. Alleen voor de border met oranje en bruine tinten, waar ze twaalf jaar geleden mee begon, heeft Gesien op deze regel een uitzondering gemaakt. Omdat ze vindt dat die kleuren moeilijk met andere, klassiekere tinten als wit, blauw, groen en roze te combineren zijn. Daarom heeft ze dit buitenbeentje ook achter een heg gezet, zodat je er pas van kan genieten als je even omloopt.

Het jaar na hun aankomst namen de Lauxtermanns het gedeelte aan de overkant van de brug onder handen. Nu is elk stukje aangeplant en heeft een eigen bestemming. Zo zijn de lichtgolvende oevers van de gracht bezaaid met soorten die vroeg in de lente verschijnen, zoals Lysichitum.

Een vijver kon in deze waterrijke omgeving uiteraard niet ontbreken. Zowel de oevers als het wateroppervlak zijn getooid met bloemen: waterlelies, irissen, Rodgersia… Ook rondom staat het vol vaste planten en bloeiende klimplanten als Ajuga reptans. Ook elders in de tuin stoot je nog op een andere interessante variëteit van deze klimop: Ajuga reptans ‘Catlin’s Giant’, die hoger groeit en bloeit dan de botanische soort.

Ook al lijkt hij het perceel af te sluiten, toch heeft de vijver nog een schaduwrijk gedeelte, waar onder meer een heel mooie Viburnum plicatum ‘Rotundifolium’ groeit die in de lente bloeit. Aan de voet ervan vinden we bodembedekkers die zich als een tapijt uitstrekken: Allium ursinum, Aegopodium podagraria ‘Variegatum’, Epimedium en nog vele andere zoals het tweejarige Smyrnium perfoliatum.

Alle planten opsommen die in deze tuin groeien, is haast onmogelijk. Zo vinden we er 80 soorten clematis, bijna evenveel rozensoorten en vooral een indrukwekkende hoeveelheid vaste planten: Geranium, Allium, Hosta, Aconitum, Salvia.

Gegroepeerd per kleurthema en per zone moeten ze evenwel allemaal passen in het algemene schema met zijn strakke lijnen, zoals de laan met aan het uiteinde een bank. Want “zonder lijnen, zonder een strak basisplan, zouden deze vaste planten geen kader hebben, geen homogeniteit”, aldus Gesien Lauxtermann.

Een tuin is nooit af. Zo geniet ze nu van het laatst aangelegde gedeelte, een wilde boomgaard, die ze beschouwt als een zachte overgang, een band die als uit zichzelf is ontstaan tussen de tuin en het landschap waarin hij is aangelegd.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content