Voor Kris De Geeter en Lieve Dhaenens is tuinieren meer dan een aangenaam tijdverdrijf. Hun tuin is een kreatie die ze met veel geduld en tijd tot stand brachten. Een avontuur dat ze uitvoerig beschrijven in het boek “De tuinman is een dame”.

JEAN-PIERRE GABRIEL

Wie bij Kris De Geeter en Lieve Dhaenens het geplaveide voortuintje betreedt, merkt al dat planten hier geliefd zijn. Geen overdaad, maar enkele zeer zorgvuldig gekozen vaste planten, klimplanten en potplanten sieren de gevel en de onmiddellijke omgeving. Achter het hoevetje groeit en bloeit een tuin van 40 are. Er zijn uiteraard verscheidene manieren om een dergelijke oppervlakte aan te leggen, van een grasveld met een haagje errond tot een leuke nonchalante beplanting, die allebei weinig werk vergen. Maar dat was niet wat deze twee tuiniers in hun hoofd hadden toen ze begonnen aan het avontuur dat ze beschreven in een boek en voor eigen rekening uitgeven onder de titel “De tuinman is een dame”. Kris, die pedagogie onderwijst, vertelt ons hoe de rollen tussen hem en zijn echtgenote verdeeld zijn : “Ik werd zaaier, maaier en vijverman, maar Lieve bleef de tuinman. “

Zoals de meeste mensen hebben Lieve en Kris toen ze dit huis kochten eerst hun woning gerenoveerd en ingericht, en de tuin een tiental jaren gelaten zoals hij was : een leuke, hoogstammige boomgaard en een rechthoekig grasveld afgezoomd met kegelvormige cypressen. Dat kwam toen goed uit voor de kinderen die er konden voetballen, badminton spelen en heerlijk ravotten. Maar Kris en Lieve wilden het daar niet bij laten. Tuinieren is voor hen ontspanning : buiten zijn, met de handen werken, iets creëren. Zo kwamen ze in 1987 op het idee om het aanpalende perceel te kopen, waardoor ze de oppervlakte van de tuin met 20 are vergrootten. “Om niet opnieuw te vervallen in amateurisme sprak Lieve twee onafhankelijke tuinarchitekten en twee tuinondernemingen aan om ontwerpschetsen te maken. Naargelang van hun status bleken ze daartoe al dan niet vrijblijvend bereid. Voordien hadden we nauwelijks beseft dat er mensen waren die daarmee hun brood verdienden. Zelf hadden we enkele ideeën op papier gezet : een droge voet tot ver in de tuin, grote kleurvlakken met vaste planten, mogelijkheden tot vertikaal tuinieren, strukturele elementen, geen wilde tuin maar ook niet overdreven formeel, én een waterpartij, ” verduidelijkt Kris.

Met die krachtlijnen werd wel degelijk rekening gehouden. De vertikaliteit kreeg enerzijds gestalte in een pergola vlakbij de oranjerie, waarnaast een regelmatig gevormd waterbekken werd aangelegd, en anderzijds in een groot prieel met klimrozen (Alberic barbier en Seagull).

Het idee om een prieel te bouwen, komt uit Zuid-Engeland, met name uit Bateman’s, de voormalige tuin van Rudyard Kipling die nu beheerd wordt door de National Trust en dus toegankelijk is voor het publiek. Kris en Lieve maken er trouwens geen geheim van waar ze hun inspiratie vandaan haalden. Als echte journalisten beschrijven ze in het hoofdstuk “De kroon op het werk” aan welke Engelse tuinen ze de mooiste herinneringen hebben bewaard. Voor hen waren Tintinhull in Yeovil (de tuin van Penelope Hobhouse), Jenkin Place (Bentley, Hampshire) en Packwood House (Lapworth, Warwickshire) de mooiste ontdekkingen. Jenkin Place bijvoorbeeld heeft een van de schitterendste mixed borders die er bestaan. In Tintinhull heeft men dan weer prachtige effekten weten te bereiken met plantenmassieven, zoals een dubbele laan met Nepeta (kattekruid) ‘Six Hills Giant’. Zoals andere tuinliefhebbers hebben Kris en Lieve van hun reizen naar Engeland ook gebruik gemaakt om variëteiten mee te brengen die men hier moeilijk vindt. Om een idee te hebben, hoeft men slechts het volledige plantenrepertorium (achterin het boek) van hun tuin even te raadplegen.

Een alfabetische lijst van de botanische namen volstaat echter niet om een tuin te begrijpen. Het zijn de onderlinge kombinaties die de tuin boeiend maken. Om ons mee te laten genieten van hun ervaringen, namen Kris en Lieve in hun boek zes akwarellen op die de kleurenkombinaties in de borders aanschouwelijk maken. In de “blauwe” border vinden we bijvoorbeeld Artemisia stellerina, Delphinium (ridderspoor) belladonna ‘Cliveden Beauty’, Aconitum (monnikskap) henryi ‘Spark’ en Salvia sclarea, met hier en daar een stipje geel van de Phlomis fruticosa. In een andere border voeren geel en oranje twee zeer agressieve kleuren de hoofdtoon met bijvoorbeeld Papaver orientale ‘Victoria Louise’, Hemerocallis (lelie) ‘Citrina’, Achillea (duizendblad) millefolium ‘Maskerade’, Eremurus ‘Cleopatra’ of Verbascum (toorts) bombyciferum ‘Polarsommer’.

Het tweede deel van het boek vormt het dagboek van Kris en Lieve, waaruit we allemaal wel wat kunnen opsteken inzake organizatie van het werk in de tuin. Seizoen na seizoen, maand na maand, bijna dag per dag worden alle werkzaamheden in detail beschreven. Maart is bijvoorbeeld de maand waarin de eenjarige planten worden gezaaid. Deze vormen een boeiend alternatief om borders tot laat in de zomer in bloei te houden en om door winterschade ontstane gaten tijdelijk te vullen. Wat dit betreft, kunnen we nog heel wat leren van de Nederlanders, meer bepaald van de dikke zadenlijst van de Cruydt-Hoeck (te bestellen door overschrijving van 10 gulden op postgirorekening 4058000 ten name van Cruydt-Hoeck, Postbus 1414 in 9701 BK Groningen). Hèt referentiewerk ter zake is overigens “Een tuinboeket eenjarigen” van Julia Voskuil (uitg. Terra in Zutphen).

April is volgens Kris en Lieve de drukste tuinmaand. Zo druk dat Lieve enkele dagen vrijaf moet nemen en Kris er uiteraard zijn paasvakantie aan opoffert. Lieve kan dan de talrijke borders onderhouden en Kris het grasveld dat meer dan één bezoeker met verwondering slaat omdat het kort, dik, groen, vlak en vrij van onkruid is. “De echte verklaring is : grondig vertikuteren en bijzaaien in het voorjaar, maandelijks bemesten en twee keer per week kort maaien met een cilindermaaier. Per seizoen spenderen we zeker zestig uren aan het onderhoud van het grasveld, de boomgaard en het graspad, samen 9 are groot. En dat is maar een peulschil in verhouding tot het onderhoud van de borders. Een tuin zonder werk, wij kunnen het ons, eerlijk gezegd, moeilijk voorstellen. “

In deze direkte en toegankelijke stijl hebben Kris De Geeter en Lieve Dhaenens hun ervaringen van de jongste acht jaar neergeschreven. Ervaringen van tuinliefhebbers die alles waarover ze tegenwoordig kunnen beschikken, willen aanwenden om het lapje grond dat hun woning omringt, zo mooi mogelijk te maken. Er zijn niet veel mensen die dat even intens kunnen doen, want heel wat doorgewinterde tuiniers zullen het beamen : “gardening is a full time job”. En dan rijst de vraag waar zij de tijd nog vinden om een boek te schrijven. Het antwoord is heel eenvoudig : in de winter. Verplichte rust ten gevolge van een ongeval bracht Lieve op het goeie idee. Vandaar.

De rode Astilbe arendsii ‘Glut’ kontrasteert mooi met het groene lover.

Juffertje in ’t groen (Nigella damascena ‘Blue Midget’) :een frêle verschijning.

Een paarse stokroos (Alcea rosea ‘Nigra’).

De Papaver somniferum Giganteum krijgt na de bloei schitterende zaaddozen.

Voor Kris en Lieve was een waterpartij in de tuin een absolute must.

Zowel in de blauwe als in de rode border ontdek je een zee van kleuren.

Bladeren in allerlei vormen en kleuren, zoals hier de bladeren van de Canna, geven de tuin een apart karakter.

Lieve Dhaenens en Kris De Geeter in hun prieel : een idee dat ze haalden uit de Engelse tuinen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content