Some guys have all the luck, denken nogal wat mannen als iemand een eersteklas acteur is, bewonderd wordt door vrouwen van alle leeftijden en ook nog eens het geluk heeft Heldenbergh te heten. Dat sommigen zich door het leven moeten slaan als Sap of Turtelboom terwijl anderen als Heldenbergh worden aangeroepen : de ongelijkheid in de wereld komt al mee met de familienaam die wij van onze vader krijgen – en waarbij ik mij soms afvraag hoelang moeders zich op dit vlak nog lijdzaam zullen laten discrimineren.

Dat, en een paar soortgelijke dingen, dacht ik terwijl ik naar Broken Circle Breakdown zat te kijken, waarin voormelde Heldenbergh een van de hoofdrollen speelde. Het was de opening van het Filmfestival, een gelegenheid waarvoor ik als lichtschuw wezen gaarne bereid ben mij uit de knusse spelonk te laten lepelen. De film, zo bleek uit de aankondiging, was een echte tranentrekker en ging over een dochtertje dat het onderspit delfde tegen de ziekte die we allemaal vrezen. Ik vroeg mij af of het wel een aangewezen prent was voor iemand als ik, die thuis een dochter van vijf jaar heeft en eentje van zeven weken, en bovendien al genoeg vrienden en voorouders aan ziektes allerhande heeft moeten afgeven.

Af en toe voelde het alsof iemand met een breinaald geniepig in een boezem of ventrikel van mijn hart peuterde, maar al bij al viel het wel mee met de emotie. Waterlanders bleven uit, noch had ik mijn geruite zakdoek nodig, wat mij deed vrezen dat het onvermijdelijke dan toch was gebeurd en ik eelt op mijn ziel had gekregen. Misschien heeft het te maken met mijn toenemende nuchterheid, die zich niet alleen manifesteert bij de aanblik van platgereden dieren langs de snelweg, maar ook bij nieuwsberichten, films en televisieseries. Ik hoor de regisseur nogal vlug roepen vanuit de coulissen, zie de acteurs hun rollen spelen, en stel mij voor hoe zij ’s avonds naar huis zullen gaan en tegen hun vrouwen gekscheren, hoe zij soep met vermicelli zullen eten, hun baarden bevuilen en des ochtends misschien aan hun sokken ruiken om er achter te komen of zij die nog een dag langer kunnen gebruiken .

Het was een sterke film, niettemin, met acteurs die speelden met het soort rauwe naturel dat je doorgaans slechts in motels en in herbergen aantreft. Er zaten knappe vondsten in, zoals wanneer de moeder met de moed der wanhoop eindelijk het speelgoed opruimde van het gestorven kind, en een speelgoedje vastpakte dat tu-wuut deed, zoals het waarschijnlijk vaak genoeg tu-wuut had gedaan toen het kind er nog mee speelde. Misschien was dat tu-wuutje voor mij zelfs het hoogtepunt van de film, omdat alle leed van de wereld erin zat vervat, minstens even onverdund als in de overdosis en de tattoos, de bluegrass, de dialogen of in de snelle ritten met een pick-up langs bomenrijen, waarbij de kijker zich afvraagt of men zich al dan niet te pletter zal rijden met bijkomend leed tot gevolg.

Achteraf was er de receptie van het Filmfestival, waar de cava vrijelijk stroomt en je meer bekende Vlamingen per kubieke meter aantreft dan ambrosiapollen bij pieken van herfsthooikoorts. De talrijk opgekomen fotografen gedroegen zich als vliegen op zoek naar een bolus en ik hoefde maar een paar woorden met een actrice te wisselen of wij stonden al samen op de foto. Men kan dan maar hopen dat er een van de volgende dagen niets naars zal verschijnen in een van de talrijke bladen die van achterklap hun broodwinning maken. Ik liep ook mensen tegen het lijf die ik in geen tien jaar had gezien, wat onveranderlijk gesprekken opleverde over kinderen die waren geboren, echtscheidingen die waren geleden en hersenbloedingen waaraan was bezweken. Veel meer blijkt er niet te zijn in het leven, als je er met zevenmijlslaarzen doorheen stapt.

In mijn dunne hemdje en een te krappe paarse trui die ik geleend had, reed ik per fiets door de kilte van het najaar huiswaarts. Mens en dier sliepen daar al en ik werd welkom geheten door de weldadige gloed van de zoutlamp. Ik streelde met mijn vingertoppen over de mobile in de maxicosi, over de eenhoorn die hinnikt als je op het knopje duwt en over stickers van prinsessen die blond zijn en te rozig. “Het leven is niet genereus”, echoden de woorden van Veerle Baetens nog in mijn hoofd. “Je mag niemand graag zien, want het leven lacht je in je gezicht uit.”

In het donker dacht ik hier nog geruime tijd over na maar viel dan, zoals wel vaker, in een slaap die even droomloos was als gesprekken met coalitiepartners.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Waterlanders bleven uit, wat mij deed vrezen dat het onvermijdelijke dan toch was gebeurd en ik eelt op mijn ziel had gekregen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content