Mijn vriend T. heeft zich gespecialiseerd in zeeverzekeringen. Daarnaast is hij een onverbeterlijke believer in de liefde.

Onlangs nam hij onverwacht de trein en kwam tegenover een jonge vrouw te zitten aan wie hij op slag zijn hart verloor. Ze droeg een jurk met zo’n vintageprint, die haar een soort zedige charme gaf waarvan hij dacht dat ze sinds lang was uitgestorven. Haar huid was stralend zoals in de reclame, maar boven haar wenkbrauw zat een litteken dat haar street credibility gaf. “Het is moeilijk te geloven,” zegt hij, “maar tijdens die korte rit raakten wij aan de praat over dingen als de schijngestalten van de maan en de blauwheid van de hemel. Toen ik uitgestapt was, schonk ze mij van op de trein een glimlach waarin, naast die aantrekkelijkheid die mij de adem benam, een onweerstaanbare zweem van droefenis zat.”

Bijzonder ook waren haar ogen, die volgens T. een zachtheid uitstraalden die je bij jonge vrouwen nog maar zelden ziet. “Alsof zij veel had meegemaakt, liefde en dood en deodorants die hun beloften verloochenen, maar daar niet bitter van geworden was – de zonsopgang integendeel meer was gaan waarderen.”

Ik roer in mijn koffie, op een manier die in stationsromans bedachtzaam zou worden genoemd, en vraag me af of T. in de val trapt om een glanzend innerlijk toe te schrijven aan wat er van buiten prettig uitziet. “Misschien had ze een saaie dag op het werk achter de rug”, werp ik op, “en vond ze het prettig om verlustigde blikken te krijgen van een aantrekkelijke oudere kerel.”

“Alsof ik mij daaraan zou laten vangen”, zegt hij. “Ik ken ze maar al te goed : de meiden die door de wereld zweven als in een videoclip uit de eighties. Hun ogen kaatsen op alles af, hun ego is een put waarvan je de bodem niet ziet. Nee vriend, deze jonge vrouw was anders. Ze was het type waarmee je over E.A. Poe kon praten zonder het risico te lopen dat ze die met Winnie the Pooh verwart. Seks was, voor het geval je daarop aanstuurt, wel het laatste waaraan ik dacht. Ik voelde het verlangen dit meisje te beschermen tegen de hardvochtigheid van de wereld.”

“Hardvochtigheid”, grinnik ik. Zolang ik T. ken, heeft hij een voorliefde voor de bewegingen van hemellichamen en voor woorden die in onbruik zijn geraakt. Zijn karakter lijkt wat op zeeverzekeringen : tegelijk gortdroog en naar verre avonturen ruikend. Het zilt van de zee gestipuleerd in juridische bewoordingen.

“De trein was het station aan het uitrijden,” zegt hij, “toen ik het gevoel kreeg dat ik iets onherstelbaars liet gebeuren. Ik ben naar beneden gerend, naar de gewelven onder de perrons, om op de tabel met de dienstregelingen te kijken hoe laat ze aankwam in De Panne. Helaas bleek het onmogelijk haar nog met de auto in te halen en onderweg kon ze in al wel vijf stations afgestapt zijn, waaronder Tielt en Lichtervelde.”

Op het stationsplein was hij gaan zitten op een bankje, bij de fontein en de platanen. Er stond een wegwijzer die maar zo’n beetje naar de wolkenloze lucht wees nadat iemand er tegenaan was gereden. Afscheidszone, stond erop te lezen. “Dat woord was te zwaar voor het vertrek dat daar onophoudelijk plaatsvond, maar het weerspiegelde hoe ik mij voelde. Ik moest aan strooiweides denken en aan mijn vader, meer bepaald aan iets wat hij heeft gezegd in 1983, kort voor hij stierf, over de beste manier om penselen te reinigen. Zo’n praktische opmerking die je om de een of andere reden glashelder bijblijft, compleet met de geur van terpentijn en het zonlicht dat die avond door de vensters scheen. Op dat moment was die jonge vrouw op de trein nog niet eens geboren – geen enkele vrouw trouwens die nu jonger is dan 28. Het leven gaat verder, op zijn onstuitbare, onuitstaanbare wijze.”

“Misschien kun je volgende week op hetzelfde uur en dezelfde dag dezelfde trein nemen”, opper ik, vooraleer T. zich verliest in verdere beschouwingen. “Ik heb eens gehoord van een vent die dat maandenlang deed. Naar het schijnt heeft hij de vrouw waarop hij verkikkerd was op die manier teruggevonden en zijn ze later zelfs getrouwd.”

Voor dat soort uitsloverij is T. zowel te nuchter als te romantisch. Hij gelooft in de kracht van toeval en kent – naast bepalingen uit het Wetboek van Koophandel – No, No Nanette van K. Schippers rats uit het hoofd :

Tea for two heeft voor de oorlog

iets voor mijn vader gedaan.

En ook voor mij.

Hij liep langzaam om

het langer uit een huis

te kunnen horen

en miste zo lijn 2.

In de volgende zat mijn moeder.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content