DE VALLEI VAN KATHMANDU, OP DE DREMPEL VAN DE HIMALAYA, TELT EEN VAN DE HOOGSTE CONCENTRATIES UNESCO-ERFGOED TER WERELD. NA EEN DIP IN HET TOERISME MIKT HET LAND MET HET VISIT NEPAL 2011 YEAR OP ÉÉN MILJOEN BEZOEKERS, EEN VERDUBBELING.

Of ik vooraan in het busje naast de chauffeur wil zitten, vraagt de gids die me oppikt aan het begin van mijn trekking door de vallei van Kathmandu. “Met een westerling aan boord hebben we een betere kans om voorbij de stakingsposten te raken die de stad platleggen”, verduidelijkt Dilip. “125 dagen staking telde 2010”, bloklettert The Kathmandu Post. Ook Nepal, sinds april 2008 een republiek, worstelt met een aanslepende grondwetsherziening. Net als aan de Noordzee gaat dat in de Himalaya met groeipijnen gepaard. Eén toerist aan boord blijkt echter een laissez passer voor de betogers die vredig door de straten trekken. Met alle winkels potdicht en zonder het hectische verkeer dat op een normale werkdag de overvolle straten teistert, zijn we in een mum van tijd de hoofdstad uit.

Eens voorbij het golfterrein worden de wegen smaller, de dorpen levendiger. Van een staking valt hier niets te merken, het dorpsleven gaat zijn gangetje. Sjouwers lopen voorovergebogen onder zware lasten, schoolkinderen rennen door de straten en de winkeltjes zijn amper een rolluik breed. We beginnen onze trek in Sankhu, een twintigtal kilometer ten noordoosten van Kathmandu. Met ongeveer vijf stapuren per dag en zonder grote hoogteverschillen ligt de moeilijkheidsgraad op deze vierdaagse trekking laag, maar niettemin begint de tocht met een eindeloze reeks trappen naar de tempel van Bajrayogini. Pelgrims moeten klimmen ! De ligging in de mistige bossen dwingt ontzag af. Het complex uit het midden van de zeventiende eeuw, de bloeiperiode van de Nepalese cultuur, is gewijd aan de hindoegodin van de wijsheid. “Om de goden te wekken, rinkelen we de bel als we een tempel betreden”, instrueert mijn gids. Onder boeddhisten én hindoes staat deze tempel bekend voor zijn sterke krachten.

Opgeladen daal ik in het zog van mijn gids af naar de vallei, waar we de loop van de rivier volgen tot een gravelweg de bergen in klimt. Even houden nieuwsgierige kwajongens met katapulten ons gezelschap, maar dan vraagt het gefladder in de boomtoppen hun aandacht. Nu hebben we het rododendronbos voor ons alleen. Na een pittige klim kondigen enkele huizen Nagarkot aan, een dorp op 2100 meter, bekend voor zijn schitterende Himalayapanorama. Maar het wolkengordijn blijft hermetisch dicht. Zelfs de lagergelegen daken van het dorp liggen verborgen in de mist. Zodra de avond valt, is het bovendien behoorlijk kil. Ook de volgende ochtend verhullen laaghangende wolken het uitzicht, waarvoor een dozijn Japanse fotografen met telelenzen zich op het dakterras tevergeefs verdringen. “Tja, als het eens goed regent, dan spoelt het hemelstof wel weg”, voorspelt Dilip.

BLOEI ALS EEN LOTUS

Langs trapsgewijze terrassen waar jongelui hun geiten hoeden en boeren achter een os hun smalle akkers ploegen, zakken we in de voormiddag af naar Nala, een pittoresk Newaridorp met vervallen herenhuizen en een handvol tempels. Als ook in Dhulikhel de Himalaya verborgen blijft achter smog, roep ik in het hoogstgelegen heiligdom de regengoden aan. Met de auto (ja, dit is een lichte tocht) klimmen we door de dennenbossen naar Namobudda, een van de belangrijkste boeddhistische pelgrimsoorden van Nepal. De meelevende prins schonk hier zijn lichaam als voedsel aan een tijgerin met hongerige welpen, zoals een stenen tablet gedenkt. Voorwaar, niet eens halverwege naar het heilige oord regent het pijpenstelen. De gebedsvlaggen, wild wapperend in de bomen en op de stoepa’s, op vlaggenmasten en meegevoerd door de wind, het helpt echt. Ik schuil voor de regen in de tempel waar duizenden boeddha’s de ruimte verluchtigen. Geen beloning zonder inspanning, glimlacht de enigmatische meester mij toe. Novicen, nonchalant in oranjerode gewaden, stellen meer vlaggenmasten op. ” Om mani padme hum“, gonst het in de gebedshal. ” Om mani padme hum.” “Heil het juweel in de lotus”, prevelen de monniken. “We wortelen allemaal in de modder en vele bloemen sterven onder water”, fluistert mijn gids. “Tracht te bloeien als een lotus.”

Vanaf de daken van het klooster, een indrukwekkende verzameling stokoude en gloednieuwe gebouwen op de bergkam, openbaart zich eindelijk het dak van de wereld. Tegen de blauwe hemel tekent het sneeuwwitte gebergte een gigantische slagroomtaart, zwevend aan de horizon. Mijn bedstee in het plaatselijke guesthouse is even eenvoudig als de meest bescheiden kloostercel, maar hier en nu heb ik er vrede mee.

Het Balthali Village Resort, een dag stappen naar het zuiden, bewijst dat logies in de bergen niet rudimentair hoeft te zijn. Aan de voet van de heuvel neemt een drager mijn bagage op zijn rug en klimmen we naar het arendsnest, een twintigtal kraaknette kamers op een klif boven het dorp. In de verte blinken de gouden daken van Namobudda, waar ik vanochtend tussen de gebedsvlaggen vertrok. We daalden door dennenbossen, wiebelden op een hangbrug over een snelstromende rivier en klommen langs eindeloze terrassen en wuivende gele mosterdvelden. In de schaarse dorpen hielden we halt aan het theehuis waar jongelui karam spelen, de lokale sjoelbak met kroonkurken op een bebloemde vezelplaat. Vrouwen zeulen met sprokkelhout, belgerinkel vergezelt de geiten naar het dorp. Tot mijn verbazing ontmoette ik op mijn wandeling sedert Nagarkot niet één vreemdeling. Ook in Balthali ben ik eind februari de enige gast. Alleen enkele ouderlingen zitten op een bankje in de zon. Van massatoerisme is hier nog lang geen sprake. Nochtans ligt Tamel, het drukke toeristenkwartier van Kathmandu, slechts op anderhalf uur rijden.

DE NEUS ERAF

Hoe dichter bij de hoofdstad, hoe minder bezoekers de weg lijken te vinden naar de parels van de vallei. Kirtipur, een duizendjarige stad op amper vijf kilometer van de metropool, biedt niet dezelfde concentratie monumenten als de koningssteden Bhaktapur, Patan of Kathmandu, wel een uitzonderlijk panorama over de vallei waar de oprukkende bebouwing van de Metropolitan Area de rijstvelden opslokt. “Dit is het hartland van de Newars, de oorspronkelijke inwoners van de vallei en vanouds de kunstenaars en ambachtslui die verantwoordelijk zijn voor de architecturale pracht van de heiligdommen”, onderwijst de schooldirecteur. Met enkele ouderen is hij de drijvende kracht achter het dorpsfeest waar ik op bots. “Tot het eind van de achttiende eeuw was de vallei een lappendeken van elkaar beconcurrerende koninkrijkjes. De Gurkha’s slaagden er uiteindelijk in de vallei te veroveren en te verenigen, maar Kirtipur gaf zich slechts na drie belegeringen gewonnen. De wrede overwinnaar liet alle mannen de neus afsnijden. Sindsdien is het koningshuis hier niet meer welkom”, vervolgt mijn toevallige gids.

Rijk versierde ramen in houtsnijwerk decoreren de afgeleefde woningen, met een deurtje zo klein dat de bezoeker noodgedwongen het hoofd dient te buigen. Van binnenplaatsen klinkt het gestamp van mosterdoliemolens. Gehurkte vrouwen in helrode gewaden met tatoeages op hun enkels bakken linzenkoeken en roeren in stoofpotjes. Drie oogsten, tientallen kastes en meer dan honderd feesten tellen de Newari. Een fanfare, aangevuurd door trommels en melodische herdersfluiten, speelt ten dans. Vandaag demonstreert de boerenkaste leven en liefde van de dorpelingen. Na zes maanden krijgen baby’s de eerste rijstvoeding, na twee jaar wordt hun eerste geboortedag gevierd en meisjes trouwen – symbolisch – voor hun vijfde. Mooi opgetutte jongelui in bonte klederdracht figureren vol overgave op het plein. Elk moment verwacht ik nu een buslading toeristen, maar uren later blijf ik de enige toeschouwer van het vrolijke spektakel. Als de nacht valt, vermaakt de traditionele dans van het gemaskerde monster jong en oud.

Terug in de hoofdstad zit het verkeer muurvast. Rond Tundikhel, het enorme centrale paradeplein tussen de middeleeuwse stad en de moderne wijk, raken minibusjes, jeeps, bromfietsers of kruiers met stootkarren hopeloos verstrikt in een toeterend kluwen. Op het plein verzamelen vertegenwoordigers van de plaatselijke toeristenindustrie, ondernemers en politici, nieuwsgierigen en toeristen voor de aankondiging van Visit Nepal 2011 Year. Een half miljoen toeristen ontving het land in 2010, en dat aantal wil men in 2011 verdubbelen. Dat de infrastructuur moet verbeteren, daarover zijn alle aanwezigen het roerend eens. Als de vertegenwoordigers van politieke partijen en volksorganisaties zich publiekelijk engageren 2011 vrij van stakingen te willen houden breekt luid applaus los. Met goede voornemens, daarmee begint elk nieuw jaar.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

“WE WORTELEN ALLEMAAL IN DE MODDER, TRACHT TE BLOEIEN ALS EEN LOTUS.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content