Hij is de man die Parijs leidingwater moest leren drinken, maar ook de man die expliciet erotische tekeningen op vazen zet en zijn ontwerpen traag noemt. Een gesprek met de Franse ontwerper Pierre Charpin, die voor het eerst tentoonstelt in België.

Pierre Charpin deux mille cinq : tot 26 maart in de site van Grand-Hornu, rue Sainte Louise 82, Hornu, dagelijks van 10 tot 18 uur (behalve maandag, 25-12 en 1-1), 6 euro. Info : www.grand-hornu.be, 065 65 21 21

De geruchten zijn hardnekkig : dat de Franse ontwerper Pierre Charpin over een maand veel kans maakt om door het internationale designmagazine Wallpaper uitgeroepen te worden tot designer van het jaar 2006. Een verrassing zou het niet zijn. Zijn werk staat samen met dat van de – eveneens genomineerde – broers Bouroullec,Jean-Marie Massaud en Patrick Jouin symbool voor internationaal succesvol Frans design dat al een paar jaar zeer in trek is. Bovendien kreeg Charpin op de SalonduMeuble in januari al dezelfde titel voor 2005. Toen moest het jaar nog beginnen.

Intussen heeft Charpin niet stilgezeten : hij kon eindelijk zijn Oggetti Lenti, zijn trage voorwerpen, exposeren : 28 meubelen, lampen, vazen of objecten waar hij twee jaar aan gewerkt had en die hij dit voorjaar presenteerde in de Design Gallery in Milaan. Redelijk artistiek, maar hij deed ook een meer maatschappelijk project : hij ontwierp voor de Parijse watermaatschappij een karaf die de Parisiens moest aanzetten om meer water van de kraan te drinken. Een oplage van 30.000 exemplaren werd gratis verdeeld, in de winkel kost hij tien euro. Charpin werd ook uitgedaagd door Craft ( Centre de Recherche sur les Arts du Feu et de la Terre) om na te denken over decoratie op ceramiek. Ceram X is een reeks vazen, opbergdoosjes en objecten met erotische prints die je met de brave of met de uitdagende kant kunt presenteren.

Het zijn deze drie opgemerkte projecten die voor de eerste keer worden gebundeld in een tentoonstelling, meteen ook de eerste van Pierre Charpin in België. Nog tot 26 maart staat die unieke combinatie in de nieuwe expositieruimte in de noordelijke vleugel van Grand Hornu, het gerenoveerde industriële mijnencomplex vlak bij Bergen in Wallonië. “Ja, ik ben tevreden dat ik voor mijn allereerste expositie in België zo’n unieke locatie tref.” Vijftien jaar geleden hield Charpin zijn eerste tentoonstelling. Toen was hij een paar jaar afgestudeerd aan l’Ecole des Beaux Arts van Bourges. Als beeldend kunstenaar. Zijn vader was beeldhouwer, zijn moeder tapijtweefster, zijn broer architect, dus een verrassing was het niet dat ook Pierre ook de artistiek scheppende richting zou uitgaan.

Veel aandacht van de designwereld kreeg (en wilde) hij oorspronkelijk niet, hoewel hij hier en daar erkenning oogstte : VIA ( Valorisation de l’Innovation dans l’Ameublement), de Franse meubelindustrievereniging, ondersteunt jonge talenten en gaf Charpin in 1995 de Carte Blanche, een soort wildcard waarmee hij prototypes kon produceren en op een paar belangrijke beurzen kon staan. Hij maakte meubelen voor Zanotta en Montina, voor modeontwerper Hedi Slimane ontwierp hij spiegels en een zitsculptuur voor de DiorHomme winkel in Milaan. Hij hield ook oneman- shows in galeries en musea in Frankrijk en Italië, waarvan Stands in 2002 internationaal het meest opviel en prompt deuren opende. Het Fonds National d’Art Contemporain, het Centre Pompidou en het Musée des Arts Décoratifs de Paris, allemaal hebben ze vandaag Charpin in hun permanente collecties.

ONZICHTBAAR

“Ik ben een slechte museumgids”, stamelt hij in de expositiezaal, als hij met lange zwarte jas tussen zijn kleurrijke ontwerpen gaat staan. Maar algauw blijkt dat dat behoorlijk goed meevalt : “Deze Oggetti Lenti zijn een verhaal apart. Ze bestaan telkens uit twee totaal verschillende materialen, die ik op een gesofisticeerde manier met elkaar in contrast probeer te brengen. Daarbij let ik niet alleen op het visuele, maar ook over het tactiele : marmer voelt helemaal anders aan dan brons. Of hout en ijzer : het ene is warm, het andere koud. Het moet echt uitnodigen om aan te raken. Dat probeer ik in al mijn werk te doen : ook rekening houden met het niet-visuele aspect van design, het onzichtbare.”

Charpin steekt probleemloos de grens over van de wereld van artistieke galeries en die van het industriële design. “Er bestaat voor mij geen hiërarchie tussen het onderzoekswerk dat ik doe voor galeries of Craft of dat voor de grootindustrie. Het is tof dat duizenden mensen mijn karaf gebruiken. Maar ik hou er ook van als mensen op een bijna fetisjistische manier de Oggetti Lenti verzamelen. Het zijn immers beperkte edities : van elk object werden maar twaalf of twintig exemplaren geproduceerd.”

En ook landsgrenzen houden Charpin niet tegen. Meer nog : “Mijn werk is meer Italiaans dan Frans, dat is zeker. Daar zijn verscheidene redenen voor. Ten eerste zijn de meeste dingen die ik maak, geproduceerd in Italië. Dat geldt voor mij, maar dat geldt voor veel designers. Italië blijft belangrijk. Zelfs al worden ze er nu geconfronteerd met het probleem dat de generatie van de grote meesters – Enzo Mari, Vico Magistretti, Achille Castiglioni – aan het verdwijnen is. Daar staat eigenlijk niemand klaar. Wat mij ook interesseert is het karakter van de grote Italiaanse designmeesters : het praten, het theoretisch benaderen van de ontwerpen, het discussiëren. Het Angelsaksische design is veel nuchterder. De benadering in het Italiaanse design is bovendien veeleer artistiek. Als je kijkt naar de readymades van Castiglioni. Zo’n benadering voelt natuurlijker aan voor mij.”

Maar ook met hedendaagse ontwerpers voelt Charpin zich verwant : “Met de Bouroullecs natuurlijk. Maar ook Konstantin Grcic. Ik ken hem niet zo goed, maar we mailen geregeld. Ik volg wat hij doet en omgekeerd. En Jasper Morrison, al vond ik zijn vroegere werk interessanter.”

“Ik werk op twee plaatsen : een om te denken en een om te produceren. De afstand tussen die twee plaatsen bevalt me erg. Als ik op zoek ben, als ik aan het ontwerpen ben, ben ik ‘chez moi’, in Ivry-sur-Seine, vlak bij Parijs. Dan voel ik minder druk van degenen die het uiteindelijk zullen produceren.”

Meubelen, glaswerk, vazen, servies, lampen, karaffen, Charpin combineert vlot. Toch streeft hij in alle disciplines naar hetzelfde doel : “Er is toch altijd de zoektocht om dingen te maken die erg simpel zijn. Maar dan bedoel ik niet ‘sec’. Zelfs als ze redelijk simpel zijn, probeer ik er een zekere sensualiteit in te leggen. In de verhoudingen, in de materialen, in de aanraking van de objecten. Dat vertaalt zich niet altijd op dezelfde manier, maar het is wel een continuïteit in mijn werk, het is mijn corebusiness.”

“De manier waarop je ontwerpt en de manier waarop je produceert zijn heel belangrijk. Ze zijn niet toevallig. De drie experimenten die ik hier toon bijvoorbeeld, zijn telkens uit een andere situatie ontstaan en vragen dus een andere manier van werken. Bij de karaf was er een heel precieze taakomschrijving. Dat is de klassieke situatie voor een ontwerper : een opdrachtgever legt de grenzen vast. Bij de Ceram X was ik minder gebonden. Zodra ik beslist had wat ik wilde doen, kwamen de tekeningen als vanzelf. Dat ging verbazend snel ( lacht). Bij de Oggetti Lenti duurde het groeiproces twee jaar. Eerst een tekening, daar dan iets aan toegevoegd en nog iets toegevoegd. Het zijn de objecten die traag zijn, niet ik. Ik had de intentie om objecten voor te stellen die zich ook ontwikkelen in de tijd. Ik doe er alles aan iets te maken wat veel langer dan twee seconden interessant blijft. Daar zit de traagheid in, of noem het duurzaamheid.”

“Ik heb altijd zo gewerkt, ik heb altijd mijn tijd genomen om iets te laten rijpen. Om hier en daar nog iets te veranderen. Dat helpt om dingen van een hoge kwaliteit te maken en dat is toch wel een beetje de bedoeling, natuurlijk ( lacht).”

“Ik werk met potlood en met de computer. Enfin, ik teken alles uit in potlood omdat het vloeiende van de tekening in directe relatie is met het vloeiende van de gedachten. Bij de computer is er een programma, waarvan de logica meteen veel gaat bepalen. Natuurlijk zet mijn medewerker alles daarna op computer. Maar ik controleer graag alles zelf. Perfectionistisch zou ik het niet noemen. Veeleisend. Ik accepteer ook wel kleine foutjes. Dat moet ook wel, zeker als je met ceramiek werkt.”

WE VINDEN NIET UIT

Sinds acht jaar geeft Charpin één dag per week les aan l’Ecole d’arts et de design in Reims. “Het is interessant om met een volgende generatie te praten. In die twintig jaar zitten geen grote verschillen. Ik begeleid vooral projecten en zie de studenten dus van heel dichtbij bezig. Ik hoop dat ze uit mijn lessen onthouden dat ze veeleisend moeten zijn voor zichzelf. Want alleen zo kom je vooruit. Wat ik ook wil, is dat ze nieuwsgierig zijn naar alles wat er rond hen gebeurt. Want in feite bestaat alles. We brengen dingen samen. We transformeren, maar we vinden niet uit. Dus ik wil dat ze nieuwsgierig zijn. En niet alleen naar designtijdschriften ( lacht).”

In die tijdschriften, vooral de Franse dan, kwam hij afgelopen jaar veel voor. De schuldige ? De Salon du Meuble, met zijn prijs. “Het is altijd leuk om erkend te worden in wat je doet”, geeft Charpin toe. “Maar tegelijkertijd heeft die prijs me al behoorlijk wat extra stress bezorgd, hoor. En vergeet nooit : prijzen worden uitgereikt door een jury. Een prijs zegt eigenlijk minder over de persoon die hem krijgt, dan wel over de mensen die hem toekennen.”

Door Leen Creve / Portret Charlie de Keersmaecker

“Ik probeer in al mijn werk ook rekening te houden met het niet-visuele aspect van design. Een voorwerp moet echt uitnodigen om aan te raken.”

“Studenten moeten nieuwsgierig zijn naar alles wat er rond hen gebeurt. Want in feite bestaat alles. We vinden niet uit. We brengen dingen samen. We transformeren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content