Herwig Van Hove

De hitte van augustus maakte het de wijnboeren van Montalcino, Montepulciano en de Chianti bijzonder moeilijk in 2000. Zij moesten onverbiddelijk selecteren, wij proefden even streng.

B runello di Montalcino is weliswaar geen grote denominazione (1350 ha, 7 miljoen flessen, rosso inbegrepen), maar heeft iets weg van de mega-appellation champagne: men denkt makkelijk dat alles wat die naam draagt ook excellent is.

Die reputatie dankt brunello aan de jaren ’70. Maar toen produceerden 25 domeinen gemiddeld 800.000 flessen per jaar, nu komen er jaarlijks ruim vier miljoen flessen van 120 bedrijven op de markt. Zoveel koren bevat onvermijdelijk kaf. Al was het maar omdat veel domeinen te klein zijn. Eén hectare (kostprijs met druiven erop 6 miljoen fr.) mag 80 ton druiven opbrengen, wat ten slotte ongeveer 40.000 flessen oplevert, te weinig om te kunnen investeren in moderne infrastructuur. La Fiorita bijvoorbeeld meet amper 0,38 ha, Fornacina 0,75 ha, Carlo Molinari 0,70 ha, Le Crete 0,62 ha en Scopetone 0,57 ha.

Maar er zijn ook intrinsieke oorzaken voor het kwaliteitsprobleem. Bij wet moet brunello vijf jaar verouderen voor hij op de markt mag komen. Pas na 1 januari 2001 verscheen de 1996 in de rekken, op de grote millésime 1997 moeten we nog een jaartje wachten. Gelukkig is in de loop der jaren (vooral sinds 1980, toen de DOCG werd verleend) de minimale veroudering op hout tot twee jaar teruggebracht en de flesrijping tot vier maanden. De rest van de lagertijd wordt bij verstandige wijnmakers op inox volgemaakt. Velen lageren echter meer dan twee jaar op hout en maken zo onevenwichtige, verdroogde wijn waaruit alle fruit is verdwenen.

Twee jaar is voor veel wijnen zelfs te lang: ze missen structuur om het zoveel hout te kunnen verwerken. Zelfs de grootste bordeaux gaat in zijn beste jaren nooit langer dan 18 maanden op vat. Verstandige wijnbouwers aarzelen niet om grote hoeveelheden, die niet voldoende robuustheid hebben, onderweg een nieuwe bestemming te geven. Als rosso di Montalcino mag de wijn al één jaar na de oogst verkocht worden.

Een gebrek aan een absolute kwaliteitsnorm kunnen we als derde zwakheid aanwijzen. Biondi Santi, het beroemdste domein en “uitvinder” van dit wijntype, is geen lid van het Consorzio di Brunello en gaat (hooghartig) zijn eigen weg. Het is alsof sauternes het zou moeten stellen zonder Château d’Yquem.

Brunello wordt voor tweederde uitgevoerd. De grootste afnemers zijn de VS, met 22 procent van de totale productie, gevolgd door Zwitserland (13 procent), Duitsland (11 procent), Japan (3 procent) en Engeland (2,4 procent). België koopt 1 procent, maar ook 3 procent rosso. In 1995 werden 3,5 miljoen flessen brunello geproduceerd, waarvan dus 35.000 flessen naar hier kwamen. Het excellente jaar 1997 heeft echter maar twee miljoen flessen opgebracht, het wordt in 2002 dus een kwestie van snel te zijn.

Brunello 2000

Elk jaar proeven 18 grote oenologen de jonge wijn, onlangs die van 2000. Die commissie deelt sterren uit, van één tot maximaal vijf. Het brunellojaar 2000 kreeg (slechts) drie sterren. Daarmee geven de experts een duidelijk signaal aan de wijnboeren om snel van de uitwijkmogelijkheid naar rosso gebruik te maken. De wijnen hebben onvoldoende structuur om het lang op hout waar te maken.

Bij die gelegenheid, opgevat als een roadshow, wordt er ook een plaquette ingemetseld in de gevel van het 13de-eeuwse gemeentehuis. Dit jaar werd die ontworpen door Emilio Gianuelle, striptekenaar van de Corriere della Sera: een Giaconda met een brunellofles in de armen en drie sterren in een tekstballon. 1997 kaapte destijds vijf sterren weg, de jaren ’98 en ’99 kregen er elk vier.

Brunello 1996

De laatste vijf jaar zijn de brunellowijnen over het algemeen enorm verbeterd: geen vluchtige zuurheid meer en geen muf hout. De tannines zijn rijper en beter door het fruit toegedekt.

Blind proefden we een honderdtal wijnen van 1996, de oogst die nu in de winkel ligt. Een derde is van het geknoopte en verse type: de houtlagering heeft wat structuur bijgebracht en geen elementen van sleet. De kleur heeft soms een gevulde, maar verse nuance met een gedrongen rand tegen de glaswand. De geur is die van getemd fruit met elementen van vers hout en met een onderbouw van rijpheid, waardoor potentieel ontstaat. De smaak ten slotte toont diep fruit en geknoopte lengte waar tannine en fruit samenblijven. Wijnen die aan het einde wat stroef zijn of erg verdunnen, hebben we niet positief beoordeeld.

Met deze (strenge) norm houden we nog genoeg aanraders over: Palazzone (ontwikkelde, traditionele neus), Pian delle Vigne (gestructureerd), Salicutti (modern), Siro Pacenti (excellente structuur, grote wijn), Solaria (sappig, grote wijn), Talenti (goed geknoopt), Tenuta La Fuga (smakelijk), Tenuta Valdicava (groot stevig evenwicht), Tenuta Vitanza (gespannen smaak), Tiezzi (stevige smaak), Val di Suga (traditioneel, maar wel evenwichtig), Verbena (zeer smakelijk evenwicht), Agostina Pieri (goed hout), Agricola Centolani (grote lengte), Barbi (aangename goede smaak), Casanova di Neri (gestructureerd), Castelgiocondo (fijne lengte), Castello di Camigliano (zachte charme), Castello di Romitorio (statig), Corte Pavone (goed doortimmerd), Fanti (groot), Il Poggiolo (frisse lengte), La Fiorita (goede structuur), La Lecciaia (fris fruit), La Palezzetta (fijne structuur), La Poderina (gespannen), La Serena (compact en stevig), La Togata (grote wijn), La Torre (fijn fruit), La Gode (frisse lengte), Le Macioche (traditioneel en gevuld) en Lisini (heel fris).

Vino nobile di Montepulciano 2000 en 1998

Vergeleken met die van de brunello is de opgelegde verouderingsperiode van de vino nobile redelijk: twee jaar, beginnend op 1 januari na de oogst. Slechts één jaar moet hij op hout blijven, daarna zes maanden in de kuip en zes maanden op fles. Dit jaar ligt de 1998 te koop.

Sinds 1999 kunnen de producenten van vino nobile ook tussentijds kiezen voor een vluchtroute: als vino rosso di Montepulciano mag de wijn al in de maand maart na de oogst op de markt komen. Daardoor is de zwakste wijn uit de grote denominazione verdwenen. In 2000 werd al een kwart van de oogst als rosso gepresenteerd, er bleef nog 35.000 hl nobile over.

Ook in Montepulciano was augustus 2000 heet en droog met concentratie en zelfs rozijnvorming als gevolg. Maar de regen van begin september bracht de normale fotosynthese en rijping weer op gang: frisse zuren en smakelijke rijpe tannines. Van de zes vatstalen die we van 2000 konden proeven, waren Valdipiatta en Del Cerro inktkleurig vol met ondergedolven diep zwart fruit en veel smakelijke tannines. De vier andere waren van het fruitige, dunne type: La Braccesca, Fazi Battaglia, Redi en Salcheto.

De wijnen van de 23 Consorzio-leden, millésime 1998, proefden we blind. Uitgesproken aanraders zijn: Fattoria di Palazzo Vecchio, Carpineto, Salcheto, La Ciarliano, Boscarelli, Canneto en Avignonesi. Klein voorbehoud bij Bindella (streng), Valdipiatta (iets te veel hout) en bij Del Cerro (iets te discreet). Niet aan te raden en grote vraagtekens bij: Santa Anna (ruw), Redi (banaal), TreRose (arm en zuur), Lodola Nuova (ruw), La Braccesca (te dun), Fassati (rustiek), Gracciano-Svetoni (te bitter), Casale (bittere staart), Triacca (vegetale toets), Poliziano (geen expressie), Romeo (bittere staart), La Calonica (dun en simpel) en Contucci (licht en rustiek).

Chianti 2000 en 1999

Ook in de Chianti veroorzaakte de augustushitte groeistilstand en verdroging in de wijngaarden. “We hebben nooit zoveel druiven weggeselecteerd”, zegt Francesco Ricasoli van Castello di Brolio. De wijnen zijn dan ook wat getekend: we proefden er een twaalftal uit het vat en konden drie types onderscheiden: de simpel fruitige, de overgeëxtraheerde en de ronduit grote. Casaloste is met zijn diep zwart fruit schitterend, de Agricoltori del Chianti Geografico is wat overgeëxtraheerd, waardoor er ongedekte tannines de kop opsteken, Badia a Coltibuono is dun en fruitig, Carobbio is ronduit groot (ook zijn reserva 1998 is schitterend), Castello di Meleto is simpel fruitig, Fattoria le Fonti heeft een kleine tanninetoets aan het einde, Il Poggiolino is fijn rijp en goed geknoopt, Ormanni is simpel fruitig, Panzanello is rijp en stevig, Rocca delle Macìe is simpel fruitig, San Felice is diep en evenwichtig, Villa Casale is correct fruitig.

Het DOC-gebied in Chianti is groot: 8.500 ha wijngaarden en 260 zelf bottelende wijnboeren. Zelfs in het moeilijke jaar 2000 zal een substantieel gedeelte zeer goed zijn. Dat heeft ook te maken met het grotere aandeel van sangiovese in de wijn: als laatbloeier heeft die de augustushitte beter doorstaan dan cabernet of merlot, die als rozijnen werden weggeselecteerd. De meeste chianti’s worden van 95 procent sangiovese gemaakt. De Belgen kopen jaarlijks 700.000 flessen van dit wijntype.

We proefden ook blind een dertigtal wijnen van 1999, de flessen die nu op de markt komen. Aan te raden zijn: Brancaia, Collungo Roveto, Fonterutoli (ook de riserva 1998 is groot), Il Madorlo, La Massa, Castello di Brolio, Casanova di Nittardi, Panzanello en Tracolle, Villa Cafaggio en Villa Calcinaia, de drie laatsten met klein voorbehoud.

Kunnen nog net: Badia a Coltibuono en Fattoria la Ripa.

Af te raden zijn: Castellare, Castello di Lucignano, Castello di Meleto, Castello di Selvole, Castello di Verrazzano, Cecchi, Messer Pietro di Teuzzo, La Madonnina, Bello Stento, Le Corti, Lilliano, Ormanni, Rocca di Castagnoli, Rocca di Montegrossi, San Leonino, Villa Casale en Viticcio.

Het Italiaans Instituut voor Buitenlandse Handel (ICE), Vrijheidsplein 12, 1000 Brussel (02-229 14 30, info@icebrux.be) heeft voor de belangstellenden een computerprint klaar van alle invoerders en hun wijnen op de Belgische markt. Vragen naar Martine Godefroid. Later wordt er een boekje van gedrukt en dat wordt nagestuurd.

Hoe het groeide

Omdat zo’n simpele origine moeilijk te verzoenen is met peperdure flessen, zijn de brunello-makers gaan speuren naar een echte wijngeschiedenis. Allerlei middeleeuwse archieven werden uitgevlooid, op zoek naar wijn in Montalcino. En dan komt er altijd wel iets tevoorschijn: vanaf 1500 wordt wijn geregeld vermeld, onder meer in de rekeningen van het bisschoppelijk paleis. Maar niets wijst op een relatie met wat we nu als brunello kennen.

Montalcino is een stadje op 41 km van Siena. Het ligt op een heuvel, ongeveer 600 m boven de zeespiegel. Het bijna vierkante gebied (24.000 ha) wordt begrensd door de Ombrone, Asso en Orcia. Ongeveer de helft is met wijngaarden beplant, de rest met olijven, bossen en graan. De naam is afgeleid van het Latijn. Mons Ilcinus betekent de heuvel met groene eiken. In de bossen van Montalcino kun je die eik nog overvloedig aantreffen. De industriële ontwikkeling is aan het stadje voorbijgegaan, waardoor het een architectonisch juweeltje is gebleven, zoals het Brugge bij ons verging.

Zoals overal in Toscane, werd er in Montalcino van oudsher bleke chianti gemaakt volgens het vaste recept: vier druivensoorten, waarvan twee witte. Vervolgens werden er na de winter gedroogde druiven toegevoegd, zodat de zaak een tweede maal aan het gisten ging, met smaakjes van cuit en karamel als gevolg. Apotheker Clementi Santi brak met die traditie: op de wijngaarden vlakbij zijn officina maakte hij rode wijn zonder witte druiven. En met succes, want op de historische wereldtentoonstelling van Parijs (1855), waar de Bordeauxse kastelen werden geklasseerd, kregen zijn wijnen als aanbeveling: “voor bij de maaltijd”.

Het was Ferrucio, zoon van Jacopo Biondi en de dochter van apotheker Clementi, die zich echt op het wijnmaken zou toeleggen. Hij introduceerde twee revolutionaire veranderingen. Eerst schafte hij de governo (tweede gisting) af en vervolgens maakte hij wijn van uitsluitend sangiovese, en nog wel van een specifieke ondersoort, de sangiovese grosso, die hij in de wijngaarden van familiedomein Greppo had aangetroffen. We schrijven 1870: de nieuwe wijn was geboren. Ferrucio voegde de naam Santi van zijn moeder toe aan de zijne: het huis zou voortaan Biondi-Santi heten. De wijn dankt zijn naam aan de kleur van rijpe sangiovese: lichtjes bruin of brunello. Voor de lokale bevolking had die wijn iets choquerends, hij stond haaks op de tradities en was voorbestemd voor een verre, internationale elite.

Het oogstjaar 2000

2000 is weer een ‘vroeg’ jaar geworden: begin september begon de oogst van de vroege soorten, sangiovese volgde vanaf 20 september.

Na een zachte winter kwam in juni een echte hittegolf, waardoor de wijngaarden als het ware ontploften: de vegetatieve evolutie voltrok zich in een versneld tempo. Het was wel een vochtige maand, zodat er tegen allerlei parasieten moest worden opgetreden. In de tweede helft van augustus joeg een soort woestijnhitte het rijpingsproces naar een nog hogere versnelling. Die droge hitte bracht op sommige plaatsen de planten in moeilijkheden, overrijpheid en zelfs rozijnvorming waren er het resultaat. De hitte sorteerde vooral een concentratie-effect: in Montalcino leverde de druivenoogst tot 15 procent minder gewicht op. Bordeaux kreeg vergelijkbare klimatologische omstandigheden, maar iets minder hevig, er was dan ook geen spoor van overrijpheid. De rozijnvorming verleidde veel Toscaanse wijnboeren ertoe te vroeg te oogsten, op een moment dat er nog veel appelzuur aanwezig was in de most. ” Il troppo stroppia” ( trop is te veel), zucht Paolo Vaggagini, de oenoloog van het Consorzio. Hij spreekt van een tropicalizzazione van het klimaat.

“In mijn zuidelijk georiënteerde wijngaarden liep de hitte soms op tot 45 graden. ’s Nachts gingen we water sproeien op de bladeren, zodat ze ’s morgens weer gezond oogden, maar tegen de middag hingen ze alweer verflenst. Er was niets aan te doen”, aldus Giancarlo Pacenti, die elk jaar weer van de beste brunello’s maakt.

Een zachte en zonnige september garandeerde haast ideale oogstcondities, maar al bij al werd 2000 voor de grote Toscaanse appellations ( Brunello di Montalcino, Vino Nobile di Montepulciano en Chianti) een moeilijk jaar. Een strenge druivenselectie was nodig.

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content