“Ik wil eerlijkheid. Ik wil converseren met de duivel. Je moet je schaduw opzoeken. Want in het donker vind je de wijsheid.” Dat is de boodschap van Tori Amos in deze politiek correcte maar hypocriete tijden.

We onthaalden Tori Amos‘ nieuwe dubbel-cd To Venus And Back met gemengde gevoelens. Het studiogedeelte welteverstaan, niet de tweede cd met liveopnamen. De plaat neemt een heel sterke start, maar in de twee helft zakt het niveau, haalt loze experimenteerdrift het van songkwaliteit.

Maar mensen die je graag hebt, vergeef je makkelijk. Tori Amos blijft bij ons in de bovenste schuif zitten. Omdat ze er ten minste in slaagt nooit twee keer dezelfde plaat te maken. En omdat ze een van de kleurrijkste figuren in het popwereldje is. Ze koestert haar fantasie en tovert niet enkel in haar songs maar ook in haar interviews met de prachtigste, maffe beelden.

Tori maakt een vermoeide indruk, die dag in Brussel. Ze zit knus weggedoken in een dikke jas in haar hotelsuite. Maar ze ontdooit vrij snel als ze met vuur haar verhaal kan doen.

Je zei ooit dat je songs leermeesters zijn. Dat ze je op dingen wijzen waarvan je je voordien niet bewust was. Vertel me, wat heb je van de nummers op To Venus And Back opgestoken?

Tori Amos: Dat er een huwelijk mogelijk is tussen akoestische en elektronische instrumenten. Ze hebben beide hun waarde en vullen elkaar aan. Wat niet binnen het bereik van de eersten ligt, kunnen de anderen. Ik ben er dus achtergekomen dat je als muzikant niet tussen de twee moet kiezen. Het is allebei gereedschap dat je van pas kan komen. Op deze cd heb ik veel met geluidseffecten gewerkt. Vroeger was ik geïntimideerd door computers. Ik had vooroordelen, genre: nee, dat is niks voor mij. Nu ben ik bereid om ermee te experimenteren.

Wat heeft je van gedacht doen veranderen?

Ik ben het anders gaan zien door veel op te trekken met technici. Ik ben zelfs met eentje getrouwd. (lacht) Ze hebben mij van het zwart-witdenken afgeholpen. Ik ben geïnteresseerd geraakt in hoe alles werkt. Het vraagt geduld om tot dat inzicht te komen. Ik wil het potentieel van al die machines kennen. Als we ze gebruiken, moeten ze wel ergens toe dienen. Ik sta er onbevangen tegenover. Soms val ik om van verbazing. Andere keren moet ik concluderen: “Nee jongens, dat zijn shitty keyboards met een shitty sound. Daar kom ik geen stap mee vooruit.”

Volgens mij heb je goed naar Portishead geluisterd.

Ik heb hen een beetje gevolgd, ja. Ik luister naar uiteenlopende dingen. Alle goeie muziek prikkelt me. Neem nu The Masterdrummers Of Jujuka. Ik heb ook het prille oeuvre van Brian Eno herontdekt. Maar ik zet evengoed iets hedendaags op. Ik neem alles in mij op. Pel er de laagjes af. Om te zien hoe anderen ingrediënten combineren. En dan merk je dat een aantal muzikanten de verpakking verwaarloost. Er zit continuïteit in hun werk, maar bijgevolg ook weinig afwisseling. Daarnaast heb je degenen die graag steeds andere klemtonen leggen. Met verschillende paletten schilderen. Ik zeg niet dat de ene categorie beter is dan de andere. Zolang je maar binnen zo’n categorie je eigen plekje vindt. Je moet uniek zijn. Wat mij apart maakt, is mijn pianospel. Maar dat betekent niet dat ik geen drummachine kan integreren in mijn sound. Het verschil is dat, als ík dat doe, het door mijn filter gaat, de filter van de pianiste. Als ik dancebeats gebruik, maak ik nog geen Chemical Brothers-plaat. To Venus And Back is, hoewel ik ander instrumentarium toelaat, ontegensprekelijk míjn plaat. Ik kan dus geïnspireerd worden door andere artiesten, maar ik moet de invloeden wel op mijn eigen manier verwoorden.

Op de live-cd staat maar één nummer van je vorige cd “The Choirgirl Hotel”. Nochtans was dat een van je sterkste platen. Bovendien was dat het album dat je op die Plugged-tournee hoorde te promoten. Gek, toch?

Dat lijkt misschien gek. Maar ik had zoveel materiaal. Er moesten songs sneuvelen. De set van de Plugged-tournee bestond voor de helft uit songs van The Choirgirl Hotel. Maar die nummers zaten nog vers in het geheugen. Dus liet ik die vallen. Ik verkoos de oudere songs die, doordat ik voor het eerst met een groep live speelde, een nieuw arrangement hadden gekregen.

Je hebt op The Choirgirl Hotel meer geprofiteerd van de bonus die het groepsgeluid kan geven dan op To Venus And Back. De nieuwe plaat is soberder. Heel spacy in feite.

De plaat gaat dan ook over Venus. Er lagen andere principes aan ten grondslag. The Choirgirl Hotel kwam na mijn miskraam. Daarom was die cd heel ritmisch. Ze had een heel aards geluid. Een kind verliezen, is iets heel fysieks. Ik zag bij dat album een meisjeskoor voor me. Bij elke song deed een van de meisjes een stap vooruit en vertelde ze haar verhaal. Het was een heel menselijke plaat.

To Venus And Back gaat over vrouwen in een andere tijd en ruimte. Die vrouwen ademen geen zuurstof. De piano is de metafoor voor de sensualiteit van de vrouw. De elektronica brengt haar aan het wankelen. De wetenschap en de techniek contra de natuur. Die vrouwen uit een andere wereld, engeltjes eigenlijk, zijn voor mij de muze. Zij fluisteren mij de songs in. Daar geloof ik echt in. Je kan uiteraard hun bestaan niet bewijzen. Maar ik wil ook niet pretenderen dat ik al die songs zelf heb gecreëerd. Als songschrijvers eerlijk zijn, moeten ze toegeven dat de inspiratie van ergens anders komt. We laven ons aan een bron die machtiger is dan wijzelf. Alleen grote ego’s zullen dat ontkennen.

Is dit een minder persoonlijke plaat?

Elk album is een reflectie. Een snapshot van hoe ik de dingen op dat moment zie. Mijn vorige cd’s vloeiden voort uit concrete gebeurtenissen. De breuk met m’n toenmalige vriend leidde tot Boys For Pele, mijn miskraam tot The Choirgirl Hotel. Dit album, maar ook Little Earthquakes, zijn geen getuigenissen van iets dat me overkwam. Mijn debuut was eerder een verzameling bladzijden uit mijn dagboek. De nummers op To Venus And Back zijn fragmenten. Het was alsof ik rond het hart van een vrouw, die we Venus noemen, cirkelde en met een camera inzoomde en registreerde. Soms moest ik graven naar een onderwerp, soms lag het voor het grijpen.

Je hebt het album snel afgewerkt. Het is geschreven in een zekere stream of consciousness. Die manier van werken houdt risico’s in. Ik ken muzikanten die daar op het moment zelf heel tevreden over waren, maar jaren later plots beseften: ik had langer moeten schaven.

Ik weet niet hoe het bij hen zat, maar ík ben hard geweest voor mezelf. Ik was heel wakker. Herschreef strofen, verbrandde tapes. Ik had zeker niet het idee dat alles wat ik deed van goudwaarde was en er niets verloren mocht gaan. Er zijn artiesten die niet objectief kunnen zijn. Ik heb ook momenten dat ik denk dat alles wat ik doe fantastisch is, maar in mijn hoofd springt het licht regelmatig op rood. Het waarschuwt me als ik overmoedig word. Dat stoplicht herinnerde mij aan de lijn die ik moest volgen. Wees me op strofen die geen bestaansrecht hadden. Ik kan heel rigoureus zijn voor mezelf.

Wil dat zeggen dat je in de creatieve periode met je songs gaat slapen en ermee opstaat?

Zeker. En zelfs in m’n slaap ben ik ermee bezig. Mijn dromen bieden vaak de sleutel als ik ergens vastzit. Soms probeer ik uit te vissen wat een song me wil zeggen en raak ik er niet meteen uit. Het nummer komt met stukjes en beetjes tot mij, en plots zie ik dan het hele verhaal. Achterhalen waar een song vandaan komt, is als sporen zoeken. Als jagen. Jagen op engeltjes. (lacht)

Je zingt in “The Glory Of The 80’s” over het yuppiedom waarmee je in die periode in Los Angeles geconfronteerd werd. De eighties beleven momenteel een revival. Sommige mensen hebben blijkbaar heimwee naar die tijd omdat die kleurrijker zou geweest zijn. Ik maak mij de bedenking: was die era niet als een mooie, maar lege doos?

Interessante vraag. Je had uiteraard heel wat leeghoofden in de jaren ’80. Er was escapisme, dat wil ik niet ontkennen. En ja, de eighties waren decadent. Maar het was een eerlijke decadentie. Wanneer ik nu naar L.A. ga, is het overal verboden te roken. De politieke correctheid ligt er dik op. Iedereen eet vegetarisch, want hey, ze zijn toch bewuste mensen. Ze zijn niet te betrappen op racistische opmerkingen. Ze zijn aardig voor de indianen, die ze tussen haakjes hun land wel mooi afpakten en nog steeds niet geven wat hen toekomt. Iedereen geeft geld aan goede doelen en doet aan yoga, en alles lijkt fijn en in orde.

Maar dan zit ik tegenover die lui aan de onderhandelingstafel en blijken ze plots onbeschofte klootzakken te zijn. Omdat ze naar de yogales gaan, denken ze dat hun ziel rein is. In de decadente jaren ’80 durfden de mensen tenminste hun donkere kant tonen. Laten we onszelf vooral niks wijsmaken: we hebben allemaal lijken in onze kast, we zijn allemaal bij momenten pervers en hebzuchtig. Als je je demonen negeert, dan komen ze op een vreemde manier toch naar buiten. Dan ga je rare dingen doen. Slaat je brein tilt. Dat ondervind ik wanneer ik met die mensen vergader. Ze zijn verschrikkelijk gemeen en doortrapt. Dáárom schreef ik The Glory Of The 80’s. Je zag die yuppies cocaïne snuiven. Je moest van hen geen geschenken verwachten, maar ze verbloemden hun intenties ook niet. Alles was toen zoveel duidelijker. Die kerels met wie ik nu te maken krijg, gunnen me ook niets, maar ze willen me wél meenemen naar hun yogacursus en ze willen wél dat ik hun sjamaan ontmoet. Ik walg van die hypocrisie. Ik hoop dat we ooit het evenwicht vinden. Dat we in de volgende eeuw beseffen dat het leven meer is dan een party, maar dat we ook niet meer veinzen dat we perfect zijn. Je ziet vandaag veel cocktailspiritualiteit. Is het yogauurtje voorbij? Oh, dan hoef ik even niet meer spiritueel te zijn en kan ik haar zonder probleem oplichten. Ik wil eerlijkheid. Ik wil converseren met de duivel. Je moet je schaduw opzoeken. Want in het donker vind je de wijsheid.

Er wordt inderdaad weer veel gesproken over spirituele waarden. Maar als jij daarover praat in interviews, word je afgedaan als gek.

Sommige mensen willen die spirituele wereld gewoon niet zien. Ze willen niet begrijpen dat er naast de realiteit die we met onze zintuigen waarnemen nog een andere wereld is. Ik weet niet waarom zij daar zo vijandig tegenover staan. Kijk naar het verleden. Naar de mythologie. Naar de Egyptenaren. Dat is fascinerend, toch?

Je moet de spirituele waarden in jezelf zoeken. De meeste religies zijn afgeweken van de kern. De integriteit van de ziel is niet langer de essentie. Je mag van de mensen niet verlangen dat ze nooit zondigen, want iedereen maakt weleens een uitschuiver. Die integriteit houdt in dat je contact zoekt met je demonen. Hoe vaak wordt tijdens een discussie de ander niet met de vinger gewezen? Als ik nu mijn fouten erken en jij erkent die van jou, dan wordt het leven een pak aangenamer, geloof me. Dat willen de mensen dus niet onder ogen zien: dat je, als je spiritueel wil zijn, niet bang mag zijn van je eigen vuiligheid. Om het licht te kunnen zien, moet je ook een keer in het donker durven zitten.

Jouw denkbeelden zitten onmiskenbaar geworteld in je Cherokee-achtergrond. Hoe belangrijk zijn die roots voor jou?

Hoe ouder ik word, hoe belangrijker. Ik moet de laatste tijd vaak terugdenken aan een uitspraak van mijn grootvader. Hij zei op een dag tegen me: “Je kan jezelf niet losmaken van wat je doet. Of je nu jaloers bent op een vriend of je je geliefde niet genoeg steunt in zijn bezigheden omdat je angst hebt dat je hem zal verliezen, wat het ook is, je moet dat accepteren als een stukje van jezelf.” Het is verbazingwekkend. In het verleden redeneerde ik ook vaak: ik kan gerust dit of dat mispeuteren, zonder dat iemand het in de mot heeft, en we gaan verder alsof er niks gebeurd is. Fout! Want dat venijn kruipt in je lijf. Daar kan je letterlijk ziek van worden.

Een boodschap die in je liedjes steeds terugkeert, is: als iets je overkomt, speel dan niet het slachtoffer en laat je hoofd niet hangen, maar vecht terug als een leeuw.

Ik heb die slachtofferrol zelf vaak genoeg gespeeld. Tot ik op een morgen wakker werd met het besef: ik word niet beter van dat zelfmedelijden. Kijk, we willen allemaal voldoen aan een verwachtingspatroon. We dragen dat bijna als een tweede huid. Dat moet je van je afschudden. Je moet onder je pantser durven kijken. Laagje na laagje ga je dieper en bots je op een onrust, een knagend gevoel. Dan blijkt dat je je moeilijkheden hebt verdrongen. Als je een pijnlijke gebeurtenis niet hebt verwerkt, zal ze je blijven achtervolgen.

Ik heb persoonlijk altijd geworsteld met mijn relatie tot God, de partriarch. Als dochter van een predikant geloof ik dat je je ouders zelf kiest. Ik heb ervoor gekozen om in een diepchristelijk gezin geboren te worden om dat geloof van binnenuit te kunnen doorgronden. En weet je, ik voel met die mensen mee. Ik beschouw hen niet als vijanden. Ik hou erg veel van hen. Maar ik kan maar niet begrijpen waarom christenen alles onder controle willen hebben. Waarom ze ons die schuld en boete willen inpompen. Waarom moeten vrouwen zich schamen voor hun seksualiteit? Zijn incest en verkrachting een straf van god? Je hebt gelijk, die vragen houden mij bezig. Ze stimuleren mij om te schrijven.

Je zit in een bevoorrechte situatie. Jij kan je beroepsmatig over dat soort vraagstukken buigen en over het leven nadenken. Iemand die elke dag naar kantoor gaat, heeft die luxe niet. Die moet zich sterk houden, zal makkelijker iets wegstoppen en minder snel uit de miserie kruipen.

Wij doen het in zijn plaats. Waarom bestaan er dichters en songschrijvers? Om je bij te staan op moeilijke momenten. Wij maken niet enkel muziek om op te dansen of om je te entertainen. Het kan best dat iemand aan een belangrijke song denkt wanneer hij op een brug staat, klaar om te springen. Een liedje kan je leven redden, daar ben ik van overtuigd. Iedere schrijver heeft natuurlijk z’n eigen perspectief. Het is niet zo dat één van ons alle antwoorden heeft. Ik wil een steun zijn voor mensen. Dat streven trek ik ook in mijn leven door. Ik heb mezelf altijd als een goeie praatvriendin beschouwd. Ik luister graag. Liefst bij een glaasje wijn. Ik wil ieders verhaal horen. Dat geeft me vitaliteit.

Wellicht krijg je veel brieven van wanhopige mensen.

Tuurlijk. Maar ik krijg er ook van mensen die heel alert zijn. Die de passiviteit beu zijn. We zijn niet op aarde om te slapen. We denken niet elke avond: oh, weer een dag dichter bij de dood. Nee, we lopen hier nu eenmaal rond, dus laat ons er iets van maken. Toch zie ik veel wandelende lijken op straat. Veel doffe ogen, zonder spirit. Dat vind ik pas beangstigend.

Tori Amos, To Venus And Back, Atlantic.

Peter Van Dyck / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content