Norman Foster ontwierp stoelen en tafels voor de legendarische Duitse fabrikant Thonet. De Britse architect noemt het de herinterpretatie van een traditie.

L ord Norman Foster heeft haast. Zijn vliegtuig staat te wachten, zegt hij. Luister, de motoren draaien al. De architect, wellicht de beroemdste van zijn generatie, is naar Keulen gevlogen om er tijdens de druk bijgewoonde Möbelmesse zijn jongste project voor te stellen: een reeks stoelen en tafels voor Gebrüder Thonet, de meubelfabriek uit Frankenberg waarvan de geschiedenis 150 jaar teruggaat.

De internationale pers is bij elkaar geroepen voor een persconferentie. We worden verzocht plaats te nemen op de nieuwe stoelen in de keurig verzorgde stand van Thonet. De Gebrüder, drie stuks, Phillip, Claus und Peter, geven een collectieve openingsspeech, in het Duits, over de samenwerking met Foster. Die is, hoe kan het ook anders, vlekkeloos verlopen. “Het was aangename arbeid”, zeggen de Thonets, “constructief en vruchtbaar.” Lord Foster beaamt: “Het was behoorlijk interessant teamwerk.”

De architect, wiens bloeiende praktijk filialen heeft in zowat alle wereldsteden, of ten minste in Londen, Hongkong, Berlijn, Frankfurt, Düsseldorf en Tokio, ontwierp het meubilair voor de Reichstag in Berlijn, het historische gebouw dat door hem werd vertimmerd tot een hightechcombinatie van parlement en glazen kaasstolp. Bij de opdracht voor de Reichstag moest geschiedenis worden verzoend met moderne architectuur. Het bijbehorende meubilair volgt dezelfde lijn. Het is duidelijk van Foster, maar houdt rekening met de historische elementen van zijn omgeving.

“Het is de moderne interpretatie van een traditie”, zegt hij. “De uitdaging was: je neemt een historisch gebouw en je bouwt een gebouw in het gebouw. De parallel met de oude Thonet-stoel is evident: een bewustzijn van geschiedenis, van traditie. Dat is één verband. Een ander verband is er een van lichtheid, en niet alleen wat gewichwt betreft.”

De lijn, die S 900 werd gedoopt, is zijn tweede belangrijke meubelconcept. Het eerste, het Nomos-programma, uitgevoerd voor de Italiaanse fabrikant Tecno, dateert al van 1985. Een tafel uit dat gamma, intussen tot icoonstatus verheven, werd overigens zopas opnieuw uitgebracht in een beperkte oplage van tweeduizend exemplaren.

De eerste contacten tussen de architect en Claus Thonet, de bedrijfsleider, werden gelegd in de marge van een heel andere project: de inrichting van een bankgebouw van Foster, in Frankfurt am Main, een kleine opdracht voor Thonet. Tijdens een vergadering vertelde de architect over een verjaardagsgeschenk: Lord Foster wou zijn goede vriend Sir Sainsbury, eigenaar van de Britse supermarktketen, een bijzondere tuinbank cadeau doen. Maar Foster vond geen fabrikant voor zijn ontwerp.

De Thonets vertellen er niet bij of de bank tijdig klaar is geraakt voor de tachtigste verjaardag van Sainsbury, en ook Foster komt er tijdens zijn interventie niet op terug, maar eigenlijk is dat niet belangrijk. Waar het in dit verhaal om te doen is: de tuinbank gaf de architect zin om opnieuw meubilair te ontwerpen.

Het gesprek met de fabrikant bleek overtuigend genoeg. Kort na hun ontmoeting in Frankfurt kwam er een kist met drie prototypes aan op het hoofdkwartier in Frankenberg. “Bij de kist zat een brief waarin Foster ons vroeg of het bedrijf geloofde dat dit soort meubilair leefbaar was”, aldus Claus Thonet.

Enkele weken later begon officieel de samenwerking tussen John Small en Mike Holland op de designafdeling van Fosters kantoor in Londen en het departement ontwikkeling van Thonet. Later reisde Foster naar Frankenberg en kwamen de Thonets naar Londen. Videoconferenties, internet of telefoon volstonden niet. “Elk individu droeg bij wat hij kon”, zeggen de broers over het ontwerpproces, “materiaalkennis, productie-ervaring, marktkennis, gebruikersbehoeften, ergonomie, een visie, ideeën over de esthetica van de toekomst. Zo ontstond een nieuw meubel. De lijn is een weergave van onze eigen filosofie, van onze traditie van logische, rationele stoelen. Bovendien worden er fundamentele nieuwe aspecten van meubeldesign getoond.”

Toen Foster lang geleden zijn eerste stappen deed in de architectuur, tekende hij vaak interieurschetsen en daarin figureerden regelmatig aan de klassieke Thonet-modellen verwante stoelen, in de houten variant, of in de versie gemaakt van gebogen stalen buizen.

In zijn schetsen, vertelt hij, zette hij een duidelijke levensstijl neer. Als Foster een tafel tekende, dan hoorden daar altijd glazen bij en een fles wijn. Een suggestie van goede smaak, die nog werd versterkt door de associatie met stoelen in de stijl van Thonet. “Toen ik die schetsen maakte”, zegt Foster, “kon ik me niet voorstellen dat ik bijna veertig jaar later met de broers Thonet over een nieuwe generatie meubelen zou zitten te discussiëren.”

Voor het concept werd inspiratie geput uit het bedrijfsmuseum, dat een onderkomen vond in een gebouw naast de fabriek van Frankenberg. De geschiedenis van Thonet gaat terug tot 1819, toen de 23-jarige Michael Thonet zijn eigen atelier begon. Hij was de uitvinder van een techniek om hout te plooien op industriële wijze. Thonet vond dat meubilair van geplakt gelamineerd hout technisch en esthetisch betere resultaten gaf dan traditioneel meubilair. Het was niet alleen duurzamer, het was ook gemakkelijker vormbaar.

Het succesrecept: dunne plakken hout werden in lijm gekookt en vervolgens in stapeltjes in een houten moule gelegd en gedroogd. Zijn stoelen waren licht, stabiel en onverslijtbaar. “Je kunt je afvragen”, zegt Foster, “hoe die rijkelijk gesculpteerde vormen het resultaat zijn van een ogenschijnlijk eenvoudig idee: stukken hout of metaal buigen, en ze dan aan elkaar schroeven.”

In 1842 liet prins Metternich Thonet naar Wenen halen. Daar kreeg hij de opdracht een ingewikkelde, gebogen parketvloer te ontwikkelen voor het Palais Liechtenstein. Thonet ontwierp er bijbehorende stoelen bij, genoemd naar het paleis. De bedrijfsnaam Gebrüder Thonet dateert officieel van 1853, toen Thonet de zaak overdroeg aan zijn vijf zonen. Die trokken met het meubilair naar tentoonstellingen in Londen, Wenen en Parijs, waar ze succes na succes oogstten.

De broers verfijnden de technieken van hun vader. Onder hun bewind werden de stukken gebogen hout met schroeven aan elkaar gehecht. Dat ging sneller dan met lijm, en je kunt je voorstellen dat het minder een smeerboel was.

Het nummer 14 was het koninginnenstuk van het bedrijf, perfect in al zijn eenvoud. De stoel werd gebruikt in woonkamers, maar ook in theaters, restaurants, cafés, en zelfs hospitalen en kerken. Tussen 1860 en 1930 werden er meer dan vijftig miljoen exemplaren van gemaakt. Het bedrijf opende filialen in de hele wereld, van Moskou tot New York.

Er werden fabrieken gebouwd tot in Roemenië. De zevende en laatste fabriek werd in 1889 geopend in Frankenberg aan de Eder en is nog altijd het hoofdkwartier van Gebrüder Thonet.

Tijdens de hoogdagen van de art nouveau en de sezession, omstreeks de vorige eeuwwisseling, vertaalden Weense architecten als Josef Hoffmann en Koloman Moser hun passie voor ronde vormen in meubilair. Otto Wagner, de directeur van de Architectuurschool aan de Academie van Wenen en zelf een legendarisch architect, was een bewonderaar. “Een voorwerp dat niet praktisch is, kan niet mooi zijn”, vond hij. Voor zijn Postsparkasse in Wenen, een monument van de moderne architectuur, ontwierp Wagner ook het meubilair. De stoelen werden gemaakt door Thonet.

Tussen beide wereldoorlogen, toen architecten en kunstenaars korte metten maakten met alles wat oud was en ornamentair, bleef de Thonet-stoel populair. Le Corbusier gebruikte model nummer 9 in zijn beroemde Pavillon de l’Esprit Nouveau, op Le Salon des Arts Décoratifs van 1925 in Parijs. “We geloven”, sprak de architect, “dat deze stoel, waarvan er miljoenen in gebruik zijn zowel op het continent als in Amerika, een zekere nobiliteit bezit.”

Thonet werkte in die periode ook samen met designers en architecten verbonden aan het Bauhaus, het beroemde instituut uit Dessau: Mart Stam, Ludwig Mies Van der Rohe, Marcel Breuer. Gebogen stalen buizen waren hun favoriete werkmateriaal en de volgende stap in de evolutie van de fabrikant.

Waarom architecten zo graag meubelen ontwerpen? “Architectuur gaat over de dingen die we aanraken”, zegt Foster. “Meubilair is de microversie van architectuur, urbanisme ligt aan het andere einde van de schaal, en het ontwerpen van gebouwen bevindt zich ergens tussenin. Een stoel komt zeer dicht bij de individuele woning als een van de moeilijkste opdrachten voor een ontwerper. Ik ben gefascineerd door de interactieve aard van design. Als je één parameter wijzigt – bijvoorbeeld de ergonomie of de materiaalkeuze – dan echoot die wijziging door het design, en dan worden alle andere criteria beïnvloed. Voor mij is meubilair een microkosmos van architectuur. Het moet alleen veel sneller gaan. In dit geval twee jaar, wat redelijk lang is voor een stoel, maar in vergelijking met een gebouw voelt het aan als een overnight realisation.”

Niet dat tijdgebrek noodzakelijk slecht is. De architect geeft het voorbeeld van een tafel, model S 1910 in de catalogus. “Tijdens een werksessie in Frankenberg zaten we met angst naar het prototype voor de eettafel te kijken. De structuur was, zachtjes uitgedrukt, erg labiel. Door de tafel heen en weer te schommelen, konden we het zwakke punt identificeren: de poten en de manier waarop die met de horizontale structuur werden verbonden.” Er was weinig tijd. Foster en zijn team, gehaast als altijd, waren naar de plaatselijke, kleine luchthaven gevlogen tijdens een sneeuwstorm. De landingsbaan werd vrijgehouden door een team sneeuwruimers en het vliegtuig kon veilig worden geparkeerd in een hangar. Maar de weersomstandigheden op de retourbestemming waren al even onheilspellend. Er waren bovendien problemen met de luchtverkeerscontrolediensten. Kortom, er was geen tijd te verliezen: “Vaak kan een gevoel van urgentie je helpen je geest te focussen.” Om de tafel te verstevigen, stelde Foster voor een extra plak metaal aan te brengen. Het prototype werd aangepast, maar zag er niet uit. Het hulpstuk werd afgevoerd. Een van de gebroeders Thonet had toen het idee een andere extrusie te gebruiken, maar die optie werd door de rest van het team weggelachen. Foster suggereerde het ten minste te proberen, schrijft hij in een tekst over zijn samenwerking met Thonet. “Ik heb voorgesteld naar een doe-het-zelfzaak in de buurt te rijden om het nodige materiaal te kopen, zodat we het ter plekke konden proberen.” De operatie werd uitgevoerd “door twee in overalls gehulde technici” en het resultaat was fantastisch, ten minste op een afstand. “Als je er eventjes tegen duwde, zag je dat de tafel nog niet stabiel genoeg was, bijlange niet stevig genoeg om in productie te gaan.”

Wat te doen? “Het probleem was dat de tafel er perfect uitzag.” Terwijl het vliegtuig wachtte, vond het team een oplossing voor de tafel. Onder het blad werd een kabel aangebracht, een geheel nieuwe structuur in feite. “Op dat moment zaten we allemaal op handen en voeten onder de tafel.” Er werd ten slotte een eenvoudiger systeem ontwikkeld, met een kabel die in V-vorm tussen twee aluminium balken werd gespannen. De twee uiteinden van de kabel werden bevestigd aan de balk onder het blad. Het centrale punt van de kabel zat aan de balk tussen de poten, op enkelhoogte.

“Er bleven niet meer dan enkele minuten over. De technici kwamen te voorschijn, ze zwaaiden met boren en staaldraad. De ingreep was zo voorbij. Eindelijk was de tafel solide, sterker zelfs dan we hadden kunnen hopen, en tegelijk lichter en spaarzamer gestructureerd. Een magisch moment.” Foster vergelijkt de structuur van de tafel met die van zeilschepen en moderne gebouwen, waarbij spankabels worden gebruikt. Hij verwijst ook naar vliegtuigen. “Hoe lichter een vliegtuig, hoe beter. Maar er komt een moment dat je toestel zo licht is dat het uit elkaar valt. Wat je nodig hebt, is het op één na lichtste model. Dat is ook het sterkste.”

“Ik kan me omstandigheden herinneren”, besluit hij, “waarin tijdgebrek slecht design heeft opgeleverd. Maar vaak heeft tegen de klok werken de creatieve pols sneller doen slaan. Die meeting onder tafel bij Thonet was een race tegen twee deadlines: de lancering tijdens de meubelbeurs in Keulen en ons vertrek uit Frankenberg. We zijn erin geslaagd het vliegtuig op tijd te laten vertrekken.”

Foster noemt zijn stoelen en tafels een nieuw hoofdstuk, een volgende stap na de meubelen van gebogen hout of gebogen stalen buizen: deze reeks is gemaakt van een nieuwe familie van aluminium extrusies. Zijn beschikbaar: een stoel met of zonder armsteunen, een met stof beklede, iets bredere stoel, een lage stoel en een bank, plus de bijbehorende tafels.

In de woorden van de gebroeders Thonet: “Het programma S 900 omvat individuele stukken, stoelen en tafels, die telkens zijn afgeleid van een kleine reeks componenten. Elk meubel is een assemblage van stukken die aan elkaar zijn gehecht met het moderne equivalent van de schroevendraaier, een elektrische sleutel.” De schroeven zijn zichtbaar. Een referentie, vindt Foster, aan zijn architectuur: “In mijn luchthavens wandel je naar de vliegtuigen. Je hoeft geen borden te volgen of gangen te zoeken. Je ziet het vliegtuig gewoon staan. Leesbaarheid, daar gaat het om.

Info: www.thonet.de

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content