Ik vernam het nieuws om 6 uur 23 in de ochtend, via een website, wat de minst aangename weg is om de dood te vernemen van iemand met wie je een half leven lang gedweept hebt.

Lemmy Kilmister was niet meer. De zanger van Motörhead, de hardrockgroep met de intrigerende umlaut, sloop het leven uit in de staart van dit minst jolige jaar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. En dat terwijl hij, “om gezondheidsredenen”, recentelijk van whisky op wodka was overgeschakeld. Soms is de wereld gewoon niet eerlijk.

De man met de mutton chops en de puist op zijn wang sukkelde al een tijd met zijn gezondheid, na een leven vol drank- en drugsmisbruik. Ik had gelezen hoe hij een podium was afgewankeld omdat hij zich te zwak voelde om te spelen, en hoe hem een zeer on-Kilmisteriaanse defibrillator was ingeplant.

“Lemmy is dood”, zei ik tegen mijn Weergaloze Vriendin toen die ook ontwaakt was. “De wereld is sinds vanochtend weer wat minder kleurrijk.”

“En ook wat minder seksistisch en nazistisch”, antwoordde zij, nuchter als Weergaloze Vriendinnen kunnen zijn. Zij had het niet zo voor de zanger van Motörhead, sinds wij samen een documentaire zagen waarin hij rondreed in een Duitse Tigertank en pronkte met zijn uitbundige collectie nazidolken, -uniformen en -vlaggen.

Zelf ben ik fan van het eerste uur, ik geloof dat ik een jaar of dertien was toen het logo van Motörhead mij voor het eerst opviel : een soort gehelmde buldog met fonkelende slagtanden, kettingen, pinnen en – voor de aandachtige waarnemer – een hangertje waaraan koket een IJzeren Kruis bungelde. Mijn eerste elpee was van Abba, vader vond dat dat nogal meeviel. Mijn tweede plaat was No Sleep ’til Hammersmith van Motörhead. Ik durfde vader niet meer laten meeluisteren.

Nog steeds is Ace of Spades, hun grootste hit, een van de weinige nummers die ik op repeat wel een keer of tien na elkaar kan beluisteren. Andere Motörhead-delicatessen zijn Born to Raise Hell. Orgasmatron en Killed by Death. Uit eenieders mond zouden zulke titels als puberale grootspraak klinken, maar uit Lemmy’s bakkes klonken ze geloofwaardig. De vleesgeworden cool was hij – übercool zelfs, om het met umlaut te zeggen. Hij voelde een levenslange minachting voor alles wat erop gericht was het leven te rekken. Het komt dicht in de buurt van een bepaald ideaalbeeld : niets nalaten dat de gezondheid kan schaden en dan toch nog zeventig jaar oud worden.

Man van honderden onenightstands was hij, die tijdens een interview tongue in cheek kon verklaren : “Ik heb er mijn deel van gehad – en ook het jouwe.” Hij kwam ermee weg, zoals hij zo ongeveer met alles wegkwam. “Almost uniquely in the field of heavy music, Lemmy was a thinker, debater and philosopher of great intuition and compassion”, schreef The Guardian kort na zijn verscheiden, in onvertaalbaar Engels. Een apart grafschrift voor iemand die een leven lang zijn reet heeft geveegd aan het establishment, en toch op zijn volstrekt eigen manier wereldvullend succesvol werd.

“Alleen Lemmy en kakkerlakken zullen een atoomoorlog overleven”, hoorde je weleens zeggen. Kilmister verklaarde dat hij tot aan zijn dood zou doorgaan met muziek, zelfs als hij een stok nodig had om op het podium te komen.

Over die nazi-memorabilia had hij overigens een treffende repliek. “Het is niet omdat ik die verzamel dat ik een fascist ben”, placht hij te zeggen. “Ik hou gewoon van hun spullen. Doorheen de geschiedenis zijn de slechteriken altijd het best gekleed geweest : Napoleon en de geconfedereerden zowel als de nazi’s.”

En ook nog, met de eigenzinnige logica van de grote denker : “Mijn vriendin is zwart en zij vindt het helemaal niet erg. Dus zie ik niet in waarom ik daar problemen mee zou moeten hebben.”

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

“Doorheen de geschiedenis zijn de slechteriken altijd het best gekleed geweest : Napoleon en de geconfedereerden zowel als de nazi’s”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content