Op de radio is zo’n liedje te horen met akkoorden waarvan ik de technische toedracht niet ken, maar die mij terugkatapulteren naar kamers met geheime gesprekken, gebarsten lavabo’s en zon. Naar gymnastiekzalen die ruiken zoals alleen gymnastiekzalen kunnen ruiken. Naar oogopslagen die mij het gevoel geven dat de hoop in het verleden is achtergelaten en dat de toekomst voornamelijk komkommer bevat, en ansjovissen in slaatjes op magere lentedagen.

?Honderden paarden die niet geschikt waren voor consumptie, zijn in ons land toch in de voedselketen terechtgekomen”, zegt een donkere stem vanuit het elektrische maagdarmkanaal van de radio. Ik hou van de manier waarop nieuwslezers zeggen ‘ons land’, een samenhorigheid suggererend die in werkelijkheid louter bestaat in belastingontwijking en voetbaluitslagen. Enkele ogenblikken lang dwalen mijn gedachten af naar runderen die in weides peinzend op langgerekte slierten nevel kauwen. En naar de voedselketen, een van die dingen waaraan ik niet vaak geneigd ben te denken maar bij de gratie waarvan wij allen leven : die onafzienbare ketting van braadworsten en pensen, broodjes shoarma, de stilte van lammeren, smeerolie voor fietsen, hormonen en liefdesverdrieten, slavinken en blanke slavinnen, de mol van de luchthaven, prelaten en terugtredende pausen, atomen die ooit nog behoorden tot het lichaam van Gandhi of Lolo Ferrari en zo nog een paar dingen waarvan de herkomst ternauwernood valt te achterhalen.

We zitten er met zijn allen in, in de beregezellige voedselketting, zoals we ook gezellig samen in de files zitten, in het weerbericht en in de werkloosheidsstatistieken. Zoveel mensen, zoveel verlangens en wensen dat het vervullen ervan steeds meer gaat lijken op een tantaluskwelling, of het nu gaat om het vinden van een betaalbare woning, een leuke job of een geschikte crèche. Altijd zijn er te veel wachtenden voor u, en in nogal wat gevallen merk je al vlug dat het vrij zinloos is de normale weg te bewandelen.

Toen mijn jongste dochter nog maar pas op de radar van predictor verschenen was, belde ik – naïef en vol goede moed als je dan bent – naar de goede Stad Gent om mij in te schrijven voor een plaatsje in de crèche. Ik kreeg een mevrouw aan de lijn, het soort dat kickt op rijksregisternummers en woorden als woonachtig. ?Opvang ?” vroeg zij, met een verbazing die mij deed vrezen per abuis bij de Groendienst te zijn beland. ?Voor wanneer ? Over één jaar en drie maanden al ? Ik kan u nu al wel zeggen, mijnheer, dat die kans zo goed als nihil is.”

Wanneer had ik dan moeten bellen ? Drie generaties vooraf, omdat ik geen vriendje heb in de administratie en geen beroep kan doen op een van de schimmige voorrangsregels ? Ik kan het niet helpen, maar in zulke gevallen trekt aan mijn geestesoog het panorama van taksen, tollen, accijnzen, heffingen en opcentiemen voorbij die ik trouw en onverdroten ophoest, in de hoop daar ook eens iets voor terug te krijgen. Je leert ermee leven en ten slotte haal je de schouders op, maar ik ben ervan overtuigd dat dit soort neuspeer- en rijstmeelpapteleurstellingen op termijn knaagt aan je geloof in de instellingen.

Met de nodige schrik, en het beven, hebben we voor baby gelukkig alsnog een plaats gevonden in een veel duurdere privécrèche. Zij is daar haar blije zelf en heeft het soort lach waaruit elfjes worden geboren, als ik de bedenkers van Tinkerbell mag geloven. Zij is een positieve denkster, helemaal haar papa, met een lach die in staat is de polen te doen smelten. Niet dat dat nodig is, want in een uithoek van een nieuwssite las ik dat de noordpool sowieso al is geslonken tot de helft van haar omvang in de jaren tachtig. De ironie wil dat het smelten van het ijs een stormloop veroorzaakt op de fossiele brandstoffen, die het smelten eerst al versneld hebben en nu gemakkelijker toegankelijk worden voor mensen, met hun opvouwbare principes en grijpgrage handen.

Maar waarom zou je je opwinden over zulke dingen, als je ook bezig kan zijn met FC Barcelona, prins Laurent, Kim De Gelder of Zes Misverstanden Over Seks ? Te allen tijde is het aangewezen gewoon door te gaan met ademen. Ik laat ergernis van groot en klein allooi streelzacht langs mijn neusvleugels ontsnappen en trek mij op aan de woorden van cynischer volk, zoals Robert Oppenheimer, de geestelijke vader van de atoombom. ?Waarom maakt u zich zo druk om de toekomst van een ten dode opgeschreven wereld ?” schijnt die gezegd te hebben aan een journalist, die hem ondervroeg over de langetermijngevolgen van de technologische vooruitgang.

Overigens is de kans aanzienlijk dat eerder nog de lente komt.

Jean-Paul Mulders, jp.mulders@skynet.be

We zitten er met zijn allen in, in de beregezellige voedselketting, zoals we ook gezellig samen in de files zitten en in het weerbericht

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content