In Het Peulengaleis heeft ze vele gedaanten: ons Ireen, de dartele assistente van Jos Bosmans, het zéér Antwerpse ex-lief van Clement Peerens en de keurige hostess die toeristische informatie verstrekt onder een Boechoutse knotwilg. Maar haar favoriete alter ego is Kelly, de aandoenlijk toegewijde pornoactrice.

De actie situeert zich op de set van een low budget pornoprent. Bart Peeters heeft een blonde Rod Stewart-pruik op en iemand heeft zijn tors met slaolie ingewreven. “Kom hier, heet hangijzer, dat ik een item in uw rubriek steek…” Het heet hangijzer in kwestie heet in het dagelijkse leven Tine Embrechts en in vergelijking met de personages die ze in Het Peulengaleis vertolkt, is ze verbazingwekkend normaal. Een jonge begaafde actrice die zichzelf niet overdreven serieus neemt, het is weer eens iets anders.

Je naam verschijnt niet eens in de generiek van Het Peulengaleis. Vind je dat niet erg?

Tine Embrechts: Daar hebben we het eigenlijk nooit over gehad. Maar het maakt mij ook niet zoveel uit: ik doe mee en ik hoop dat de mensen het leuk vinden, meer niet. Het was niet mijn bedoeling om beroemd te worden met Het Peulengaleis.

Is Het Peulengaleis een zijsprong, iets dat buiten de lijn van je carrière valt?

Sinds ik twee jaar geleden afstudeerde aan Studio Herman Teirlinck heb ik bij STAN en De onderneming in het Toneelhuis gespeeld, en bij De Kakkewieten. Allemaal verschillende groepen, maar toch binnen hetzelfde kringetje. Daarom vond ik het verfrissend om televisie te doen, een medium waarmee ik weinig ervaring had. En dan ook nog eens met die twee onwaarschijnlijke kerels… Ik kende Bart Peeters en Hugo Matthyssen wel van De Liegende Doos, waaraan ik met De Kakkewieten meewerkte, maar omdat dat programma life werd opgenomen en Bart altijd met tien dingen tegelijk bezig was, was het contact toen eerder oppervlakkig. Sindsdien zijn er ook al meer dan drie jaren verstreken, ik was dus hoogst verbaasd toen Rick Tubbax belde of ik wilde meedoen. De manier van werken bij Het Peulengaleis is totaal anders dan wat ik tot dan toe had gedaan, maar ik voelde me er wel meteen goed bij. Ik heb me geen moment afgevraagd: waar ben ik nu terechtgekomen?

Bart en Hugo zijn een stuk ouder dan jij. Was je je bewust van dat generatieverschil of staat er geen leeftijd op gek zijn?

(lacht) Ik kon mij in elk geval perfect vinden in hun fantasie. In het begin had ik wel iets van: ben ik wel boeiend genoeg, ga ik niet in het niets verzinken naast zo’n twee iconen van de humor? Maar toen we eenmaal bezig waren, heb ik dat gevoel nooit gehad. We werkten vooral bij Bart thuis. Zijn kinderen liepen daar rond en dan besef je wel dat dat een mens met een gezin is, die al een stap verder staat in het leven. En zowel Bart als Hugo hebben natuurlijk veel meer ervaring: ze weten perfect hoe humor werkt. Dat iets grappiger wordt als het een paar afleveringen na elkaar terugkomt, bijvoorbeeld, en dat je dan pas iets aan de formule kunt veranderen.

Die twee zijn ook enorm goed op elkaar ingespeeld. Ben je dan geen hond in een kegelspel?

Ja, vooral omdat het alletwee nogal warrige mensen zijn die duizend ideeën per minuut spuien. Het volstaat dat Hugo met een vaag idee afkomt en Bart springt er meteen op en ze zijn vertrokken. De een heeft maar een half woord van de ander nodig om te weten wat hij bedoelt. En jij zit daartussen en je vraagt je af waar ze het in godsnaam over hebben. Die pornosketch was het eerste waaraan we begonnen te werken, daar heb ik ook de meeste tekst in, maar in het begin was het niet meer dan een vage situatieschets.

En jij zag dat meteen zitten, een pornoactrice spelen?

Ik heb er eigenlijk geen moment bij stilgestaan dat het over porno ging, ik had alleen oog voor het grappige van de situatie. Pas toen we op die matras lagen, met die lakpakjes aan en al die attributen in dat decor, dat ik dacht: oeioei, dit ziet er verdacht echt uit. Maar eigenlijk hebben we vooral hard gelachen. Ik ben daar trouwens echt een krak in, bij het minste schiet ik in de lach. En als ik tijdens mijn uitleg per ongeluk naar Hugo keek, die buiten beeld zat te schudden van het lachen, kon ik mij natuurlijk ook niet inhouden. Bij sommige opnames is duidelijk te zien dat ik alle moeite heb om mijn gezicht enigszins in de plooi te houden.

Is het voor een vrouw moeilijker om het kieken uit te hangen dan voor een man?

Voor mij niet. De clown uithangen is iets wat mij altijd al goed afging, ik heb dat gewoon in mij. Maar ik merk wel dat mensen het van een vrouw minder gemakkelijk aanvaarden. En er zijn ook niet veel vrouwen die het graag doen, denk ik, ze zoeken het eerder in het mysterieuze of het verleidelijke. Maar ik heb alleen maar broers en ik trok ook altijd met hun vrienden op. Ik was gewoon one of the boys, misschien heeft dat er iets mee te maken. En De Kakkewieten, dat drijft gewoon op het elkaar doen lachen, je zit dan in een soort flow waarin onnozel doen niet meer dan normaal is.

Ex-Monty Python Terry Jones vertelde mij ooit dat hij vrouwenrollen is beginnen spelen omdat de vrouwelijke Pythons niet grotesk genoeg waren.

Ik heb recent op de BBC naar de Monty Python Night gekeken, en toen viel het me op dat de vrouw die daar vaak meedeed alleen maar de stereotiepe sekspoes mocht spelen. Het grappige aan Kelly is juist dat ze absoluut niet sensueel is, ze ziet zichzelf echt als een grote actrice, maar tussen de takes door kwebbelt ze over de meest banale onderwerpen. Over of de nonkel in het berenpak, waarmee ze een triootje moet doen, gaat bijleggen voor het cadeau van bomma, bijvoorbeeld. Maar het klopt dat Yvonne en Yvette alleen maar grappig zijn omdat ze gespeeld worden door Bart en Hugo. Mannen verkleed als vrouwen, dat werkt altijd. Omgekeerd niet, een vrouw in een mannenpak blijft vrouwelijk. Sterker nog: zo’n mannenpak accentueert alleen maar de vrouwelijkheid. Maar vraag me niet hoe dat komt, daar zou ik eens diep over moeten nadenken.

Was jij het soort kind dat op het eind van het schooljaar de hoofdrol speelde in het toneelstukje?

Ja, eigenlijk wel. Ik was altijd al een brutaaltje, een groot lawaai. Maar dat ik later actrice zou kunnen worden, daar dacht ik in de verste verte niet aan. Bij mijn broer Pieter was dat veel duidelijker, op familiefeestjes was hij de grote organisator. Maar ik deed wel altijd mee en ik vond dat allemaal heel plezant. Wij verzonnen ook de gekste dingen: dan speelden we blinde en liepen we met schele ogen door Mortsel-dorp. Wij zaten op een Steinerschool en daar werd toneelspelen ook erg gestimuleerd, van het eerste leerjaar al. En op de middelbare school speelde ik altijd de hoofdrol, maar zelfs toen duurde het nog lang voor ik besefte dat ik daar later echt in wilde doorgaan. Ik zou dierenarts worden, daar was ik vast van overtuigd. Pas toen Pieter in het eerste jaar Studio Herman Teirlinck zat, raakte ik echt gefascineerd door het theater. Toen wist ik ineens: dit wil ik ook!

Was er ooit een soort rivaliteit tussen je broer en jou?

Ik had altijd veel bewondering voor Pieter, voor wat hij kon en wat hij deed, ik was ervan overtuigd dat ik niet half zo goed was en er dus altijd maar zo’n beetje achteraan zou hollen. En dat ze op de Studio zouden zeggen: “Ach, dat zuske komt ook eens proberen…” Maar tot mijn verrassing heeft niemand mij ooit zo behandeld. Toen ik in het eerste jaar zat, zat hij in het vierde en in het begin ging ik bij alles wat ik deed meteen zijn mening vragen. Maar geleidelijk kwam dat losser en losser van elkaar te staan. Ik ontdekte dat ik het ook kon en dat was plezant. En toen ik met Frank Vercruyssen en Jolente De Keersmaeker van STAN begon te werken, realiseerde ik mij ineens: waw, die kennen Pieter niet, die kennen mij. Maar rivaliteit? We werken vaak samen, nu ook weer met De Kakkewieten en dat is niet altijd gemakkelijk. Wij kunnen heel hard zijn voor elkaar, veel heftiger dan we tegenover buitenstaanders zouden zijn, want die zouden dan onherstelbaar gekwetst zijn. Maar bij ons is dat ’s avonds al vergeten.

Samen met Pieter en mijn oudste broer Bert speel ik ook in een groepje, De Embrio’s. In het begin waren de repetities echt verschrikkelijk, wij vlogen elkaar voortdurend in de haren. Ik heb mij ook altijd met muziek beziggehouden: liedjesteksten schrijven en zo’n beetje gitaar proberen te spelen. In de loop der jaren had ik wat materiaal verzameld en toen vroeg ik aan mijn broers of ze mij wilden begeleiden. Bert is fulltime muzikant en Pieter heeft kleinkunst gedaan: zij hadden heel duidelijke en heel botsende ideeën over zo’n muzikaal programma en voor mij was het allemaal nieuw en ik hing daar zo’n beetje tussen. Als we geen familie van elkaar waren, hadden we elkaar achteraf nooit meer bekeken. Gelukkig stond het uiteindelijke resultaat ons wel aan, al dat geruzie had toch iets opgeleverd.

Bij de viering van Jan Decleir deze zomer op het Mechels Plein viel mij weer eens op hoe emotioneel acteurs met elkaar omgaan.

( lacht) Ik heb de indruk dat veel acteurs daar echt van genieten, van die theatrale omgang met elkaar, zo van “Kom hier, schat, ik zie u graag” en elkaar vastpakken en hun hart uitstorten. Grappig hoor, maar zelf heb ik er niet altijd behoefte aan. Anderzijds: als je drie maanden intensief met dezelfde mensen samenwerkt, deel je natuurlijk veel, dan ben je meer dan zomaar collega’s.

Voor sommige van die mensen daar was Jan Decleir duidelijk een soort God.

Volgens mij gaan veel mensen zo emotioneel met Jan om omdat hij dat zelf ook graag doet. Als je hem tegenkomt in de Pallieter, dan is het van (vol ingehouden passie): “Ha, gij schoon madam…” Hij is natuurlijk heel straf en imposant, toen ik in het eerste jaar les van hem kreeg was ik ook diep onder de indruk. Zelf beweert hij altijd dat hij geen docent is en daar is wel iets van aan. Je merkt dat zo’n man niet functioneert binnen een systeem van elke dag van tien tot zes lesgeven. En het is niet omdat je zelf goed acteert, dat je dat op anderen kan overbrengen. Ik merk dat aan mezelf: het moeilijkste aan acteren is erover praten. Neem nu de nabespreking van een voorstelling. Het is delicaat om tegen collega’s te zeggen: dit vond ik niet goed, om die en die reden. Ik ben daar nogal recht door zee in en dat wordt mij niet altijd in dank afgenomen.

Vond je meteen je draai in de Studio?

Het eerste jaar was ik zo gelukkig dat ik zweefde. Pieters klas voerde Mistero Buffo op en omdat ze daar veel volk voor nodig hadden, mocht iedereen meedoen. En daar stonden we dan, heel heldhaftig met die lange stokken. Formidabel vond ik dat, maar eigenlijk wist ik totaal niet waar ik mee bezig was. Ik werd met zoveel mensen geconfronteerd, met zoveel ideeën over toneel, en ik was zo overdonderd dat ik niet kon uitmaken wat ik nu zelf schoon vond. Ik weet nog dat ik me ’s avond vaak in een lokaal opsloot en het van me af probeerde te schrijven. Maar toen we aan het tweede jaar begonnen, was de helft van de studenten al afgevallen en naarmate ik met meer mensen samenwerkte, voelde ik: haja, met die en die kan ik meegaan, maar daar moet ik afhaken. En in het vierde jaar was de keuze smaller en duidelijker geworden. Maar eigenlijk heb nog altijd niet het gevoel: dit is hét dat ik wil doen.

Hoe gaat het met De Kakkewieten?

We zijn druk bezig met de bewerking van Yvonne van Gombrowitz, in opdracht van Het Paleis. De Kakkewieten zijn eigenlijk toevallig en puur voor de lol ontstaan, als een uitlaatklep voor een samenraapsel van mensen uit het conservatorium en Studio Herman Teirlinck. Op fuiven coverden wij bijvoorbeeld slechte nummers uit de jaren ’80, in de meest vreselijke vermommingen. Maar de mensen vonden dat plezant en toen we aan De Liegende Doos gingen meedoen, kregen we ineens een soort bekendheid. Sindsdien hebben we een programma rond Paul Van Ostaijen gebracht, tussen de soep en de patatten gemaakt, maar heel mooi, en twee jaar later de theatervoorstelling Snözje, waarover we zelf niet zo tevreden waren. Met Yvonne geven we onszelf een tweede kans. Het probleem van De Kakkewieten is dat wij geen echt theatergezelschap zijn. Stuur ons een podium op en zeg: “Doe maar…”, en het werkt. Maar als het serieus wordt, begint iedereen te freaken… Omdat we allemaal uit verschillende gezelschappen komen en we geen regisseur hebben, is er geen gemeenschappelijke manier van werken en is het echt wroeten als we samen iets willen maken.

Is Yvonne een ernstig stuk?

Op het eerst gezicht niet. Het gaat over een decadent Hof en een prins die Filip heet en die met een lelijk, zwijgend meisje wil trouwen. Een week nadat we het stuk gekozen hadden, werd de verloving van de echte kroonprins bekendgemaakt, wat voor ons natuurlijk mooi meegenomen is. Het stuk lijkt licht en absurd, maar er zit veel meer achter. Want de lelijke, zwijgende Yvonne wekt aan het Hof de meest tegenstrijdige gevoelens op, iedereen heeft op de duur een reden om haar te vermoorden. De uiteenlopende reacties die een vreemd element in een gemeenschap kan teweegbrengen, daar gaat het in feite over. Een thema dat relevant is in deze tijd.

Draait heel je leven om toneel?

Voor je het weet, zit je daar helemaal in, ja. Mijn vriend ( Adriaan Van den Hoof, ook te zien in Het Peulengaleis, red.) is ook acteur, wij zaten samen in de klas en we hebben al vaak samen gespeeld. Toen we begonnen te vrijen, vroegen we ons af of we nu op een andere manier met elkaar moesten omgaan, want we spaarden ook elkaar geen kritiek. Maar gaandeweg vind je wel een manier om daarmee te leven. Het wordt natuurlijk veel: je werkt samen, je woont samen, je bent elkaars lief. Dan is het moeilijk om ’s avonds de knop om te draaien. Aan de ene kant vind ik dat prettig, met iets bezig zijn en daar dan helemaal induiken. Theater is meer dan zomaar een jobke: je werkt altijd ergens naartoe, op een intense manier, want het moet goed zijn. Aan de andere kant heb ik soms ook de behoefte om er eens helemaal uit te zijn. In mijn vroegere buurt heb ik een kliek vriendinnen, negen stuks om precies te zijn, die ik al ken van bij de scouts. Er is een kinesiste bij, een culturele agoge, een costumière, iemand die bij Inno werkt, een andere bij een interimkantoor. “De kippen” noemen we onszelf, en elke maand is er een Kippenetentje en dan zitten we mateloos te kletsen, vooral over onze lieven. Dan kan ongelooflijk deugd doen.

Wat ik zo spannend vind aan deze periode in ons leven, is dat alles stilaan vaste vorm krijgt. Er is er net eentje getrouwd, binnenkort volgt de tweede. Dat zet je ook wel aan het denken. Op mijn achttiende heb ik die zotte keuze gemaakt om theater te gaan doen en nu denk ik: is dit mijn leven? Zou ik niet liever opnieuw gaan studeren? Ik heb vroeger nog aan Germaanse gedacht. Het is ook altijd mijn droom geweest om klassieke zang te studeren. Niet dat ik daar te veel wil over nadenken, want dan begin ik toch maar weer te twijfelen. Sinds ik mijn diploma heb, ben ik constant bezig geweest en nu weet ik voor het eerst niet wat ik over een half jaar ga doen. Voorlopig vind ik dat eerder spannend dan griezelig, maar ik weet niet of dat altijd zo zal blijven.

Ik had even je vader aan de telefoon en aan de klank van zijn stem alleen al kon ik horen dat hij heel trots op je is.

Dat klopt, mijn moeder ook trouwens. Natuurlijk hielden zij eerst hun hart vast voor ons drieën: het is niet evident om in dit vak schone dingen te maken en daar ook nog eens je kost mee te verdienen. In zekere zin heeft mijn oudste broer Bert de weg geëffend: die wilde na de middelbare school naar de jazzstudio, maar mijn ouders hadden liever dat hij eerst een diploma haalde. Toen hij zijn kandidaatsdiploma politieke en sociale wetenschappen had, voelden ze goed: die jongen wil gewoon muziek maken, zoiets kun je niet tegenhouden. Sindsdien hebbben ze ons altijd gestimuleerd om te doen wat we graag deden. Mijn ouders zijn ook nieuwsgierige mensen, ze willen van alles proeven. Mijn pa komt bijvoorbeeld ook naar de optredens van Clement Peerens, dan staat hij daar te glunderen in dat oorverdovende lawaai. En als wij met ons drieën optreden, als De Embrio’s, dan hebben mijn ouders helemaal the time of their life. Ooit hadden wij een tournee van twaalf optredens en na het zevende zeiden we: nu moet je echt niet meer komen, pa, je kent het zeker uit je hoofd. Maar de volgende keer zagen we hem toch weer in het publiek staan met zijn videocamera.

Linda Asselbergs / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content