In medialand is Tina Brown een ware koningin. Ze gaf Vanity Fair een nieuw leven, sleutelde aan The New Yorker en kreeg eindelijk haar eigen blad: Talk. In een biografie over Brown wordt met modder gesmeten en heerlijk geroddeld. Of: hoe je een slecht karakter moet hebben om het ver te schoppen.

Ze leefde voor de buzz, en meer buzz had ze nooit gehad. In gezelschap van Madonna, Demi Moore, Pierce Brosnan, zes lokale omroepen, Sarah Jessica Parker, Paul Newman, Lauren Bacall, Liam Neeson, Salman Rushdie en vele vele anderen werd aan de voet van het Vrijheidsbeeld in New York haar nieuwe blad Talk gelanceerd.

Stralend middelpunt: Tina Brown, hoofdredacteur en the queen of buzz sinds haar succesvolle herlancering van Vanity Fair in de jaren tachtig.

Maar sindsdien is het erop achteruit gegaan. Met veel fanfare waren Tina en haar echtgenoot Harold Evans, de gelauwerde hoofdredacteur van The Sunday Times, in de jaren tachtig uit Engeland naar de States gekomen. Na een paar jaar kenden ze iedereen die er toe deed en iedereen kende ‘Tina & Harry’. Wie niet voor hen werkte, was toch vriendelijk: wellicht had Tina ooit een lucratieve opdracht, of wilde Harry bij zijn uitgeverij Random House je boek uitgeven, of werd je uitgenodigd voor een spraakmakende party.

Maar Harry, inmiddels in de zeventig, is met pensioen en Talk is nog steeds niet het buzz-genererende blad dat Tina voor ogen stond. Een uitgelezen moment dus voor Judy Bachrach, zelf werkzaam voor de Vanity Fair van Tina’s opvolger en vijand Graydon Carter, om met een malicieuze biografie als Tina and Harry come to America te komen.

Hoe treurig de situatie is, bleek uit een opmerking van The New York Observer, die noteerde dat Tina wellicht toch blij was met het onaangename boek want nu werd er ten minste weer even over haar gepraat. En begin augustus vroeg het onlinemagazine Slate zich af: “Bestaat dat blad nog?”

Bij Tina ging het nooit om de inhoud en altijd om het spel. “Ik heb uitstekende tweederangs hersenen”, zei ze over zichzelf. En een docent: “Als ze verborgen diepten had, heb ik die nooit gezien.” Ooit werd ze van school gestuurd na een opmerking ‘dat de borsten van het schoolhoofd veel weg hadden van ongeïdentificeerde vliegende objecten.’ Ze lag regelmatig overhoop met docenten, wat haar vader wel grappig vond. Hij schreef dan graag een briefje waarin stond dat het deprimerend voor het instituut moest zijn om te beseffen dat het gefaald had met dit getalenteerde kind.

Niettemin kwam ze in Oxford terecht, voor haar geen gelegenheid voor intellectuele verdieping maar een springplank voor een roemruchte loopbaan. Via Oxford kon je met elke beroemdheid in contact komen, noteerde ze in haar dagboek, als je er maar hard genoeg achteraan zat. Volgens studiegenoten probeerde ze het eerst aan te leggen met de Eton-types maar als goede Britten accepteerden die niemand van buiten de groep. Tina zag dat niet als een verlies. Ze noteerde dat ze die idioten gelukkig van zich af had kunnen schudden en dat ze het gezelschap verkoos van acteurs en schrijvers.

Ze bemoeide zich ook met een universiteitsblad want dat was een manier om met beroemdheden in contact te komen en haar bekendheid te geven. Waarvoor ze haar methode had. Een medewerker stelde voor Auberon Waugh te interviewen, zoon van Evelyn en zelf schrijver; hij had al een afspraak met Waugh. Tina vond het een uitstekend idee en vroeg of ze meekon. Na afloop stelde ze voor het verhaal uit te werken, mits ook haar naam erbij mocht. De medewerker ging akkoord, maar zag tot zijn verrassing in het blad alleen hààr naam bij het artikel. Een vleiend artikel waar Waugh heel blij mee was. Jaren later zou Tina de gebeurtenis in een interview memoreren en liegen dat zij Waugh om een gesprek had gevraagd. Mede dankzij aanbevelingen van Waugh kwam ze in de Britse journalistiek terecht.

Als freelancer voor The Sunday Times had ze al snel een oogje op de dynamische hoofdredacteur. Onder diens leiding was de krant een must read geworden. Spraakmakend waren begin jaren zeventig de onthullingen over een medicijn dat geboorteafwijkingen kon veroorzaken. Toen de serie op last van de rechter werd onderbroken, vocht Evans het geschil uit tot in het Europese Hof, kreeg gelijk en gold als een groot voorvechter van een vrije pers.

Brown hield zich regelmatig op in de buurt van het hoofdredactionele verblijf en wist Evans voor zich in te nemen. Op zijn verzoek ging ze voor een paar verhalen naar New York, en van daar bestookte ze hem met indringende brieven. “Fantastische brieven,” aldus Evans, “ik werd verliefd.” Evans (toen vijftig jaar, getrouwd, drie kinderen) en Brown (toen 24) betrokken een woning in Londen. Zij schreef enkele trendy verhalen die de aandacht trokken van de uitgever van Tatler, een noodlijdend stoffig blad voor de Britse upper-class. Nadat ze het heft in handen had genomen, ging Tatler nog steeds over snobs maar op een afstandelijke manier, zei Tina. Met meer liefde schreef Tatler over de nieuwe rijken onder Margaret Thatcher, over mediatycoons als Harold Evans, over Amerikaanse societyfiguren als Betsy Bloomingdale en Nancy Reagan, en over beroemdheden als Margaux Hemingway. Tina trok Auberon Waugh en Julian Barnes aan, en Martin Amis, met wie ze jaren eerder een verhouding had gehad; oude redacteuren schoof ze rücksichtslos aan de kant. Tatler werd een blad dat je gezien moest hebben. Tatler veroorzaakte buzz.

Met The Sunday Times van Evans en TheTimes ging het financieel bergafwaarts. Eindeloze arbeidsconflicten zorgden voor zulke verliezen dat de uitgever de titels verkocht aan de Australische krantenmagnaat Rupert Murdoch. Die vond dat de opvattingen van de regering-Thatcher best met meer warmte in de kolommen besproken mochten worden en Evans stond op straat.

Condé Nast, uitgever van bladen als Vogue, GQ, en Glamour, signaleerde de buzz rond Tatler en kocht de titel. Acht maanden later had Tina het daar wel gezien en de Amerikaanse uitgever Si Newhouse bedacht dat ze de Tatler-truc moest loslaten op het zieltogende Vanity Fair. Toen ze er in ’84 aan begon, had het blad een oplage van slechts 270.000 exemplaren en amper advertenties. Zeven jaar later was de oplage bijna een miljoen, terwijl de lezers hun best moesten doen om tussen de advertenties de artikels te vinden. Tina kreeg een riant budget om talent aan te trekken en verhalen te bestellen die nooit het blad zouden halen. Ervaren medewerkers werkten soms zes maanden aan een onderwerp en schreven verscheidene versies om ineens te horen dat het van Tina niet meer hoefde. Martin Amis schreef een verhaal over Brian de Palma waarvan slecht een kwart werd afgedrukt, en een verhaal over Hugh Heffner dat nooit de kolommen heeft gehaald. Literatuur en beeldende kunst, ooit sterke pijlers van het blad, belandden op een zijspoor.

Als medewerkers een zenuwinzinking nabij waren, mochten ze op kosten van het blad naar een kuuroord. Voor verjaardagen ontving men kostbare boeketten. Met de kerst werden handtasjes van Chanel en stereo-installaties uitgedeeld. “Het was niet ongebruikelijk duizend dollar te besteden aan het cadeau voor een werknemer”, zei iemand. Loyaliteit van werknemers was het gevolg. “Je identificeerde je volledig met haar”, aldus een medewerker. “Mijn welzijn viel samen met dat van haar.”

Tina trouwde met Hollywood, garandeerde sterren vleiende verhalen en glamoureuze foto’s, waartussen reportages en beschouwingen over andere onderwerpen werden verpakt. Adverteerders als Calvin Klein en Paloma Picasso belandden op de cover, en daarmee werd volgens Bachrach een precedent geschapen dat de altijd gerespecteerde scheiding tussen adverteerders en redactie aantastte.

Maar via Vanity Fair kwam Tina eindelijk op gelijke voet met de Amerikaanse royalty; als dochter van de Britse filmproducer George Brown had ze op jeugdige leeftijd al sterren ontmoet als Joan Collins, Sean Connery, Sophia Loren en Peter Sellers, maar Engeland was niet het hoofdkwartier van de filmwereld. Nu was zij het centrum van party’s waar de groten acte de présence gaven.

En toch hoorde ze er niet echt bij. De groten van Hollywood zijn niet alleen rijk maar ook financieel onafhankelijk. Tina had zeker een mooi inkomen maar bleef een werknemer die morgen werkloos zou kunnen zijn. En ze miste gevoel voor stijl. Bachrach citeert een medewerker van Vanity Fair volgens wie Tina altijd de verkeerde kleren aanhad. Soms zat een regenjas binnenstebuiten, en ooit kreeg ze pas nà een Oscar-lunch te horen dat de beschermende folie van de stomerij nog om de knopen van haar Chanel-pakje zat. Toen modeschrijver Andre Leon Talley naar Vogue vertrok, schreef hij Tina dat ze bijzonder ordinair was en dat hij hoopte haar nooit meer te hoeven zien in haar ‘geleende designerjurken’.

Van literatuur had ze geen kaas gegeten. Befaamd is de anekdote over het kerstverhaal van Singer. Een redacteur had op haar verzoek met veel moeite een kort verhaal geregeld van Isaac Bashevis. Ze vond het niet fantastisch en wilde het naar de auteur terugsturen met de opdracht ” Beef it up, Singer”. De redacteur: “Ik moest haar voorzichtig uitleggen dat Beef it up Singer een winnaar was van de Nobelprijs voor de literatuur.” Het was dus vragen om moeilijkheden; zo’n type loslaten op het erudiete maar verliesgevende weekblad The New Yorker, eveneens van Si Newhouse. Ze moest de Tatler-truc voor de derde keer toepassen: oude garde eruit, verse krachten erin, meer geld, snellere onderwerpen waar ‘men’ het over had en een willig oog voor Hollywood. Terwijl de kracht van het blad juist de eigenzinnige keuze van onderwerpen was en de ruimte die men kreeg daarover uit te wijden. In 1994 stelde een gewaardeerd schrijver voor een verhaal over extreem rechtse types te maken, vanuit de inschatting dat die misschien wel eens lelijk konden gaan doen. Brown vond het een belachelijk idee. Nog geen jaar later blies Timothy McVeigh een gebouw op, waarna Tina de auteur vroeg of het alsnog te maken was. Nee dus.

Controversieel was de negatieve bespreking van een biografie over Rupert Murdoch, een boek waarin Murdoch er voor de verandering niet van langs kreeg, terwijl wel kritisch werd geschreven over Harry Evans. Nergens in de recensie stond vermeld dat de hoofdredacteur getrouwd was met Evans. Dat was een voorbeeld van dubieuze Britse journalistiek, waar New York volgens John Le Carré niet op zat te wachten. “Je bent van plan Engelse normen te introduceren ten aanzien van kwaadaardigheid en onbetrouwbaarheid”, schreef hij aan Tina.

Harry werkte intussen bij Si Newhouse’s uitgeverij Random House, waar hij te riante voorschotten betaalde aan buzz-types als Colin Powell, van wie hij later een sympathieke flaptekst cadeau kreeg voor zijn eigen boek. Maar Harry deed weinig voor het literaire deel van de uitgeverij, waar ooit James Joyce’s Ulysses verscheen. Hij kon vertrekken toen de verkoop van een paar dure boeken tegenvielen, waaronder de memoires van Marlon Brando. Er volgde een benoeming bij het New Yorkse tabloid The Daily News, die hij graag had veranderd in een krant voor zijn vrienden aan de Upper East Side maar dat leek de uitgever geen goed idee; Manhattan had al een New York Times.

Bij The New Yorker kreeg Tina voortdurend kritiek, en weliswaar ging de financiële situatie van het blad erop vooruit maar winstgevend werd het allerminst. Het was dan ook een zegen toen ze voor filmmaatschappij Miramax het ‘synergetische’ blad Talk kon beginnen. Synergie is altijd haar sterke kant geweest. Bij Tatler toen ze informeel samenwerkte met The Sunday Times. Bij de Amerikaanse bladen als ze iets deed met auteurs van Harry, of als Harry iets deed met onderwerpen uit haar bladen. Of toen Harry bij de Daily News eigenhandig een kritisch verhaal over Disney herschreef omdat Tina’s baas Miramax van Disney is. Bij Talk moest de synergie zorgen voor verhalen met filmpotentie, terwijl de macht en contacten van Miramax weer konden leiden tot sterrenrijke Talk-covers, en de contacten van Tina tot lucratieve boekcontracten voor de uitgeeftak van Talk-Miramax.

Maar de sterren sieren al zoveel bladen en Julia Roberts weigerde Talk omdat ze het een lelijk blad vond. Elizabeth Taylor kwam wel op de cover maar zonder dringende aanleiding en met een gedateerde foto die de indruk gaf dat Talk toen al belegen was. En hoewel Tina altijd te aardig is geweest voor de Clintons, en Miramax-baas Harvey Weinstein als fervent Democraat altijd royaal heeft bijgedragen aan de verkiezingskas, gingen zowel de zeer gewilde memoires van Hillary als die van Bill aan Talk-Miramax voorbij. TM moest genoegen nemen met interessante maar toch tweederangs auteurs als New Yorks burgemeester Rudy Giuliani en ex-minister Madeleine Albright.

Los daarvan is Hollywood zo’n een beetje passé, opperde de mediacriticus van New York Magazine. Hollywood maakt wegwerpproducten en ‘niemand neemt films nog serieus’. Hetzelfde Hollywood ‘dat Tina voorheen hip en machtig maakte, doet haar er nu dom uitzien omdat ze niet door heeft hoezeer dat voorbij is’.

Tina, bij wie het meer om het spel gaat dan om de knikkers, paste perfect in de jaren tachtig en negentig toen geld, macht en roem centraal stonden. Tegenwoordig kan men zich echter weer opwinden over weinig glamoureuze onderwerpen als het broeikaseffect en globalisering, en dat zal haar niet blij stemmen.

Judy Bachrach: “Tina and Harry come to America”, The Free Press, ISBN 0 684 83763 3. 27,50 US$, ca. 1290 fr. of 32 euro.

Jim Schilder

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content