Enfant terrible Alexander McQueen is een gevestigde waarde. In Parijs en Milaan blijven zijn defilés voor hoogtepunten zorgen. Deze lente laat hij met Puma sneakers los, en ook die zijn buiten categorie.

Zo fotogeniek het defilé, zo mediaschuw vaak de ontwerper erachter. Van Raf Simons zijn nog steeds erg weinig foto’s in omloop, John Galliano is gewoon een diva en ook Alexander McQueen past in het rijtje. Hij is zelden op feestjes te zien, mijdt het wereldje en werkt het liefst op zijn landgoed in Hastings. “Ik voel me nauwer verwant met kunstenaars en fotografen dan met modemensen”, zegt McQueen, een verwoed kunstverzamelaar en eerder deze maand in Parijs voor de voorstelling van zijn volgende wintercollectie. “Ik heb ook geen contact met andere ontwerpers. Ik respecteer en begrijp hen, maar de modewereld is erg claustrofobisch en een beangstigende industrie voor wie er niet in opgegroeid is.”

De Brit, een fan van de Vlaamse meesters en Le Corbusier, heeft anders wel genoeg om handen. Naast de vrouwen- en mannencollecties is er een handtassen- en schoenencollectie bijgekomen en eind dit jaar ligt McQ in de winkel, een geslaagde tweede lijn met veel denim. Eerst zijn er de Pumasneakers van McQueen, die in navolging van Jil Sander en Neil Barrett samenwerkt met het Duitse sportlabel. Ook die sportieve schoenen maken McQueen toegankelijker voor een jonger publiek : “Door de samenwerking met Puma bereik ik een bredere groep consumenten, maar leeftijd heeft mijn werk nooit gedefinieerd. Dat is meer een attitude. Mensen hebben voeling met de geest en stijl van het label, of ze nu kleding of een accessoire kopen. Ook de Pumacollectie zal mensen bevallen die geen stijl opgelegd willen worden, maar wel aangetrokken zijn tot onze aanpak. Zelf geef ik me altijd honderd procent, ongeacht het ontwerp.”

McQueen (36), zoon van een taxichauffeur in de Londense East End en de jongste van zes kinderen, is een geval apart. Een vreemde eend als kind, bezeten van mode en vogels (als tiener trok hij op met ornitologen) en van Alfred Hitchcock, wiens heldinnen McQueen vele jaren later zou aanpakken. Zijn huis in de Londense buitenwijk Hackney staat naar verluidt nog steeds vol met opgezette dieren.

Op zijn zestiende verliet McQueen de schoolbanken. Nog voor zijn 21ste, en zonder diploma, werkte hij achtereenvolgens als leerjongen bij prestigieuze kleermakers als Gieves & Hawkes op Saville Row, als costumier voor musicals als Les Misérables en in Milaan als assistent van Romeo Gigli. Terug in Londen haalde hij alsnog een meestergraad aan de modeschool Central Saint Martin’s.

Vijf jaar later, toen 27, werd hij een eerste keer uitgeroepen tot British Designer of the Year en hoofddesigner van Givenchy. Hij leverde vier jaar lang het gewenste spektakel en verwierf naam als messcherpe ontwerper, uitvinder van de superlage bumster-broek en virtuoos met kant en chiffon, maar het Franse couturehuis slikte het met moeite. Een Brit die wat te zeggen heeft over verkrachting, handicaps, dementie en asielzoekers, dat zit het Parijse establishment niet lekker. Begin ’98 werd er zelfs geroddeld dat hij menselijke beenderen verwerkte in de Givenchycollectie.

McQueen is evenmin gelukkig en wil meer : defilés met controversiële settings en allusies, maar vooral de vrijheid om zijn vaak autobiografische ideeën door te drukken. Die vrijheid krijgt hij uiteindelijk van de Gucci-groep, die sinds 2000 een meerderheidsparticipatie in McQueens label bezit. Zelf noemt de ontwerper de Givenchyperiode nu een traumatische ervaring en staat hij stilaan aan het hoofd van een mini-imperium, met prêt-à-porterlijnen, parfums, eyewear en winkels in New York en Milaan. De theatrale defilés zijn gebleven, de controversiële uitschuivers maakten plaats voor commerciële savoir-faire die ruimte laat voor vakmanschap en een kunstzinnige aanpak. Zo exploreert zijn huidige mannencollectie het thema van onze dierlijke instincten, gebaseerd op Lord of the Flies, de klassieker van William Golding over Engelse schooljongens die op een onbewoond eiland stranden. “Mijn ethos is traag groeien,” zegt McQueen, “maar wel met een stevige basis. Er geld inpompen of theatraliteit volstaan niet, en ik werk alleen nog met merken waar ik in geloof.”

Puma is er zo een: “Onze samenwerking gaat evenzeer over een concept als commercie, en dat trok me aan. Partnerships verbreden je creativiteit en laten je toe nieuwe wegen te betreden met een geloofwaardigheid die niet eigen is aan het label. Maar het was een echte samenwerking : ik heb de vrijheid gekregen om te experimenteren en het resultaat is een vernieuwende collectie met het DNA van beide labels. Het eindresultaat kan met niets anders vergeleken worden.”

Sneakerfanaat

McQueen heeft geen ongelijk. De drie beschikbare modellen bespelen immers het thema van de menselijke anatomie op een manier die ook onder designersneakers nieuw is. In My Left Foot Bound, zijn eigen favoriet, is McQueens linkervoet zichtbaar onder de zool, een afdruk in transparant rubber, in een ander model imiteren lasergravures de aders van het menselijke lichaam. Het panterlogo van Puma gaf McQueen voor de gelegenheid menselijke trekken. Technologie, mens, natuur en hun onderlinge fusie, het is een thema dat in McQueens werk al eerder opdook en de daarin uitgespeelde spanning tussen uitersten perfect illustreert.

“Mijn werk is gebaseerd op de proporties van het lichaam”, zegt McQueen zelf. “In die zin is sneakers ontwerpen niet anders. Voor deze collectie heb ik me in de menselijke voet verdiept en ben ik vertrokken van negentiende-eeuwse anatomische tekeningen. Het was wel fascinerend om met dezelfde principes op een totaal ander terrein met erg verschillende materialen te werken. Ik heb hoe dan ook een grote interesse voor de technische kant, want ik ben een sneakerfanaat. In tien jaar tijd heb ik wel 450 paar verzameld.”

Achter de eigenzinnige kronkels schuilt een nuchtere man die zichzelf meer als een dienstverschaffer dan als een ster ziet. Net als kleding ziet McQueen sportschoenen als een uitrusting die de drager complementeert, een meerwaarde geeft en zelfs een muur om achter te schuilen. “Maar ik wil mensen niet dicteren wat ze moeten dragen. Dat willen zij ook niet. In de mannenmode ligt de nadruk op historische uniformen en formele kleding, maar die wordt onvermijdelijk gecombineerd met andere zaken. In de kleerkast van de moderne man hangen oud en nieuw, denim en maatwerk zij aan zij, en ook de grenzen tussen mode en sportswear vervagen.” Geen wonder dat de ontwerper ondertussen alweer aan een volgende Pumacollectie werkt.

Door Wim Denolf / Foto’s Reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content