?De grootste uitdaging is een zaal in vuur en vlam zetten, en dat doe je niet met Paganini-met-zo-min-mogelijk-fouten.? Cellist Pieter Wispelwey ( 34) werd door de Belgische Muziekpers bekroond met de Prijs van de Jonge Musicus van het Jaar.

Milo Derdeyn / Foto Hypnovisuals

Ik begon op m’n tweede te luisteren, op m’n vierde piano te spelen en op m’n achtste cello. En voor je het weet zit je vast. Het is eigenlijk wel kras dat een vijfjarige knaap al weet wat hij later wil worden. Mijn vader was amateur-violist en had een kwartet dat thuis kwam oefenen. Ik absorbeerde muziek en was al heel jong geboeid door mooie klanken, in het bijzonder die van de cello. Piano is een fantastisch instrument, maar als cellist heb je nog een paar eeuwen meer ter beschikking, en een zanger kan grasduinen in pakweg duizend jaar genoteerde muziek. Een cello spreekt bovendien een andere soort ingewanden aan dan andere instrumenten…

Ik heb ook altijd een onverzadigbare drang gehad om te begrijpen wat precies de intense ontroering inhoudt die muziek teweegbrengt, terwijl je natuurlijk weet dat het niet te begrijpen is. Goede muziek is onbegrijpelijk mooi. De tranen lopen je over de wangen en plots denk je iets te vatten over het waarom, maar hoe intenser je dat beleeft, hoe meer details je in je opneemt, hoe sterker je gaat beseffen dat het magisch zal blijven, moet blijven. Als professioneel musicus denk je daar veel over na, ook bij het lesgeven en door er met anderen over te praten. Je komt in de buurt, maar de magie van muziek blijft ongenaakbaar. Dat is een van mijn opdrachten, zo je wil : al dat moois hoorbaar maken en ook andere mensen laten genieten. Het is puur instinct.

Je moet in de eerste plaats natuurlijk de taal beheersen en zien wat er te lezen staat achter de noten-op-papier, en dat is vaak heel wat. De eigen visie bestaat in het leggen van prioriteiten. Tempokeuze en ritme zijn voor mij zeer belangrijke elementen. Ik hou van mooi geluid, maar zie dat meer als een voorwaarde, net zoals techniek. Daar begin je mee. Techniek kun je zien als sport en is in die zin van een lagere orde. Interessant, maar muziek maken kan niet zonder een persoonlijke inkleuring. Het is niet realistisch en bovendien pretentieus te denken dat je een pure vertolking zou kunnen geven waarbij de bedoelingen van de componist honderd procent tot hun recht komen. Dat zou betekenen dat jij precies weet wat de componist wilde. Iemand die objectief zou spelen, brengt ongetwijfeld een saaie vertolking. Je moet zo ver mogelijk hineininterpretieren. Met Paganini-met-zo-min-mogelijk-fouten gaan de mensen niet met tranen op de wangen naar huis. Daarom is het maken van een plaatopname een zeer zware opdracht. Ik heb geleerd hoe je via de microfoon de pakweg twintigduizend mensen kan bereiken die de cd zullen horen. Je moet dingen uitvergroten om ze duidelijk te maken. Platen opnemen is boeiend, maar wat we nu opnemen staat over twintig jaar niet meer. Dat geldt net zo goed voor hedendaagse muziek, waarvan de inzichten nog moeten groeien, als voor de suites van Bach. Wat Pablo Casals gepresteerd heeft, was fantastisch, uniek, interessant… Maar er zijn intussen andere inzichten gegroeid. Musici spelen voor hun tijdgenoten en maken opnamen die gekocht worden door hun tijdgenoten, maar over twintig jaar zijn er andere musici die anders zullen spelen. Een speelstijl is enorm gedateerd. Wat ik wel belangrijk vind, is de keuze van het instrument, precies om de ziel van het werk zo dicht mogelijk te benaderen, maar spelen zoals in de tijd van Bach kán gewoon niet. Het is vaak heel onpraktisch, maar je moet ernaar streven muziek uit te voeren op een instrument dat gebouwd werd in de tijd van.

De nieuwste cd van Pieter Wispelwey, met de celloconcerto’s van Vivaldi (Channel 10097), ligt in de winkel. In het Brusselse conservatorium speelt hij de 6 cellosuites van J.S. Bach op 5 en 7 februari. Info : tel. (02) 511.34.33.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content