Drie jaar lang werkte Guionne Leroy (29) zich uit de naad in San Francisco. Als animatiefilmster gaf ze het beste van zichzelf voor ?Toy Story? en, net uit, ?James and the Giant Peach.?

BART VANDERGETEN / FOTO HYPNOVISUALS

Op zekere dag heb ik een telefoon gekregen van John Lasseter van het Amerikaanse productiehuis Pixar. Van een verrassing gesproken ! Hij was een ploeg bij mekaar aan het zoeken voor Toy Story. Op een festival in Chicago had hij mijn eindwerk van La Cambre gezien, een computeranimatie van drie minuten. Wat hem aansprak, was dat ik een cartoon had gemaakt, met mannetjes in plaats van vliegende logo’s en dat soort dingen. Tot dan toe hadden vooral infografisten zich met computeranimatie bezig gehouden. Lasseter is één van de eersten die begrepen heeft dat je ook hiervoor in de eerste plaats animators nodig hebt. Die hebben meer gevoel voor beweging, timing en expressie.

Bij Pixar in San Francisco werkten we met 14 animators. Men gaf ons de niet-geanimeerde personages met een plan van de handelingen die ze moesten uitvoeren. Ons werk bestond er dus in de figuren met de computer naar wens te animeren. Om een voorbeeld te geven : een personage komt rechts een kamer binnen, gaat zitten en stapt weer weg, alles in 10 seconden. De aanpassing aan dit soort werk in Amerika verliep zeker niet vanzelf. We werkten met krachtige machines. Eer je die helemaal doorhebt… De eerste drie maanden heb ik echt moeten aanklampen. Gelukkig maakte de sfeer veel goed. Bij Pixar lopen in feite allemaal grote kinderen rond.

Anderhalf jaar lang heb ik meegewerkt aan Toy Story. In die tijd maakte ik kennis met mensen die voor Skellington aan Nightmare before Christmas werkten. Skellington bevindt zich ook in San Francisco en heeft nogal wat banden met Pixar. Hoe dan ook, toen ik Nightmare before Christmas zag, was ik op slag verliefd op die film. Stop-motion (met poppetjes) sprak me ook veel meer aan dan computeranimatie. Toen het werk voor Toy Story erop zat, ben ik bij Skellington aan de slag gegaan. Ze begonnen er toen aan hun volgende film : James and the Giant Peach, een bewerking van een kinderboek van Roald Dahl.

Mijn nieuwe baan verschilde behoorlijk van mijn vorige. Skellington is een studio met 35-millimetercamera’s, lichtinstallaties en maquettes. Alles is tastbaarder. Je hebt er ook beeldsnijders, tekenaars en ontwerpers. Maar pas op, het mocht dan wel ambachtelijker overkomen, ze werkten zo professioneel als maar kon zijn. Bij Pixar kon je de animaties op je scherm altijd corrigeren, maar bij Skellington moest het van de eerste keer goed zijn. Om het resultaat te kunnen zien, moest je de ontwikkeling van de film afwachten. Was het niet goed, dan kon je het werk van een hele week herbeginnen. Soms moest je 50 uur per week werken en naarmate het project vorderde, liep het op tot twaalf uur per dag, zaterdag inbegrepen.

Na deze opdracht ben ik terug naar België gekomen. Ik wil nu graag de ervaring en de vakkennis die ik daar heb opgedaan, hier gaan gebruiken. In Europa zijn de mogelijkheden om persoonlijke projecten te ontwikkelen groter.

Momenteel werk ik aan een bijdrage voor L’opera imaginaire, een Franse productie met animatie op basis van operamuziek. Elke animator krijgt daarvoor in grote mate carte blanche.

Op professioneel en organisatorisch vlak heb ik in ieder geval veel bijgeleerd in Amerika. Hier beseffen ze vaak niet wat er nodig is voor een animatiefilm : ?Vijftien dagen voor een storyboard ? Maar dat is je reinste tijdverlies !? In Amerika trekken ze daar zes máánden voor uit.

Een paar collega’s van mij waren ook wel geïnteresseerd in een Amerikaans avontuur. Ik heb hen een beetje voortgeholpen, maar ze moeten er rekening mee houden dat ze hun eisen stellen ginder. Om een Europeaan aan te nemen in plaats van een Amerikaan, moeten ze een goede reden hebben. Je moet iets kunnen voorleggen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content