Charles Dierick (47) is artistiek direkteur van het Stripmuseum. Daar viert men vanaf januari het Eeuwfeest van het Stripverhaal.

Marleen Wynants

Foto : Lieve Blancquaert

Net zoals Obelix in de ketel met toverdrank terechtkwam toen hij nog een baby was, ben ik als kleine jongen in de stripkollektie van mijn ouders gevallen : de hele Robbedoes-verzameling, Kuifje, Suske & Wiske, Nero, Bessie… Met die strips heb ik leren lezen : ik wist dat die bizarre tekens in die ballonnetjes meer informatie gaven over het verhaal dat ik op zich al zo mooi vond en probeerde ze in te vullen. Het feit dat ik later tijdens mijn opleiding als bibliotekaris en dokumentalist ook nog mijn tesis over strips wilde maken, vond mijn vader wel een beetje té, maar hij is daar nooit tegenin gegaan. Voor mij was die tesis vooral een voorwendsel om alle strips uit de kelder te halen en ze nog eens te herlezen. Ik heb nadien voor een kollege van leraren en leraressen wel het belang van strips voor een biblioteek moeten benadrukken want het zijn de boeken waar het eerst en het meest naar gevraagd worden zonder dat ze ooit echt au sérieux genomen worden.

Nadien heb ik teaterregie gestudeerd aan het Insas. Mijn eerste professionele regie was een expressionistisch stuk over abortus gesitueerd in het Duitsland van de jaren ’30. In sommige van mijn stukken in het politiek kabaret over 150 jaar België bijvoorbeeld dat ik voor het Théâtre National maakte refereerden enkele scènes rechtstreeks aan Kuifje in Kongo terwijl een sketch over de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog als een dialoog tussen Quick en Flupke klonk.

Vrij snel ben ik overgeschakeld naar het kinderteater waar ik me als regisseur meer op de achtergrond hield en vooral in funktie van de toeschouwers, van de kinderen, toneel wilde maken. De volgende stap leidde dan tot toneel maken waarvoor toneel uitgevonden is : als terapie. Vijf jaar lang werkte ik met psychiatrische patiënten terwijl ik ondertussen ook het Centrum van het Belgisch Beeldverhaal, of het Stripmuseum, aan het voorbereiden was dat in 1989 geopend werd. Als ik hier in het Centrum een tentoonstelling organizeer, gebeurt dat op dezelfde manier als wanneer ik een toneelstuk regisseerde. Ik zoek de rode draad, de drijfveer in het leven en het oeuvre van een kunstenaar en wil dat kluwen ontrafelen en aan de toeschouwers en bezoekers tonen.

Volgend jaar vieren we 100 jaar strips. Heel België wordt daarvoor gemobilizeerd. Strips zullen op de voorgrond komen in musea, kulturele centra, kastelen, boekenwinkels… Ook in de zoo van Antwerpen met manifestaties rond Suske & Wiske en Nero, er worden zelfs dingen rond strips georganizeerd in de grotten van Han. Een jaar van lezingen en colloquia ook, met aandacht voor de opkomende vrouwelijke striptekenaars en de evolutie van het beeld van de vrouw in strips. Want er zijn nog altijd meer jongens dan meisjes die strips lezen en er zijn nog altijd meer mannen dan vrouwen die strips tekenen, maar dat evolueert de laatste tijd héél snel. 35 % van de lezers van manga’s, die agressieve Japanse strips, zijn trouwens al meisjes, vroeger was dat amper 10 %. Die manga-rage zal wel overwaaien, maar meisjes zullen op een of andere manier in strips geïnteresseerd blijven. Ook in Europa wordt dat fenomeen vastgesteld.

De geboorte van het modern stripverhaal is volgens mij de Yellow Kid van Richard F. Outcalt. Vandaar dat we het Eeuwfeest van de strip openen met een grootse Amerikaanse striptentoonstelling. In 1895 bestond het personage van de Yellow Kid al, maar een jaar later kwamen er verhaaltjes, een kadrering en tekstballonnen bij. En merchandising van bij het prille begin : de Yellow Kid werd meteen vergezeld van speelgoed, kleurboeken, kleren, een musical, boeken en pins dat is dus ook al geen nieuwigheid. Merchandising is oké maar wanneer ik T-shirts en luxe portfolio’s zie van Moebius of Hugo Pratt terwijl het grondwerk, de sterke verhalen en tekeningen achterwege blijven, dan vind ik dat jammer. Mijn persoonlijke voorkeur ? Guust Flater van Franquin maar dat heeft meer te maken met mijn eigen affiniteiten met deze plezante anarchist dan met een artistieke appreciatie, ook al vind ik Franquin één van de schitterendste tekenaars. Het Gele Teken van E.P. Jacobs blijft natuurlijk zowel qua verhaal als qua tekeningen een meesterwerk. Maar ook Maus van Art Spiegelman is een van de beste boeken die ik ooit gelezen heb… Of de eerste Corto Maltese van Hugo Pratt, de Suske en Wiskes uit de jaren vijftig… En Joseph Gillain natuurlijk, beter gekend als Jijé. De man die Franquin en Morris het vak heeft bijgebracht en grootmeester in het realistisch en humoristisch tekenen. Historisch vind ik Jijé belangrijker dan iemand als Hergé die tenslotte de klare lijn niet heeft uitgevonden. Maar Kuifje is zo populair geworden dat zowel Hergé als Kuifje de ambassadeurs van de klare lijn zijn geworden.

Het Eeuwfeest van het Stripverhaal. Officiële opening : op 9 januari met de tentoonstelling 100 Jaar Strips in de USA, in het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal, Zandstraat 20, 1000 Brussel, tel. (02) 504.03.90.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content