Taipei is onbekend en dus onbemind. Volstrekt ten onrechte, concludeert Jesse Brouns, nadat hij de stad tot op haar hoogste toren en tot in haar smalste stegen verkend heeft.

M onocle, het toonaangevende Britse tijdschrift, noemde Taipei onlangs ’s werelds meest ondergewaardeerde hoofdstad, en bij Weekend Knack zijn we geneigd die stelling bij te treden. Taiwan heeft in het Westen een onduidelijke reputatie, of beter gezegd, een imagodeficit : als we er ons al iets bij voorstellen, dan vermoedelijk een zwaar geïndustrialiseerd eiland in de greep en schaduw van China, met een onduidelijke diplomatieke status.

In werkelijkheid is Taiwan veel groener dan doorgaans wordt aangenomen – min of meer de hele oostelijke helft bestaat uit bossen en duizelingwekkend gebergte. Het eiland kan bogen op een bijzonder inspirerende filmindustrie (met cultregisseurs Hou Hsiao-Hsien en Tsai Ming-Liang), en geldt als een paradijs voor foodies. Taiwan is ook het centrum van de regionale muziekindustrie : if you can make it there, dan ook in China, Hongkong en Singapore.

Taipei, met nog geen drie miljoen inwoners een stad op mensenmaat, ligt in het noorden van het eiland, op een boogscheut van een ruige oceaan, in een door groene heuvels omringde vallei. Het is, op het eerste gezicht, geen bijzonder aantrekkelijke stad. Het stratenplan wordt gedomineerd door eindeloze stadsautowegen en veelal inspiratieloze architectuur. De ziel van Taipei schuilt backstage, in lanes en alleys die, zoals dat dan heet, bruisen van leven.

Vaderlandse trots

De geschiedenis van Taiwan, dat door de jaren heen werd overrompeld door Nederlanders, Portugezen, Britten, Chinezen en Japanners, is ongeveer even ingewikkeld als die van België. In tegenstelling tot China, waar het verleden in recordtempo wordt uitgewist, staat Taipei nog vol historische gebouwen, en dan in het bijzonder uit de Japanse periode van het eiland (tussen 1895 en 1945). Niet alles wordt mooi bewaard : de houten, typisch Japanse woningen uit de eerste helft van de twintigste eeuw zijn bijna allemaal vervallen.

Het zeer vermaarde, met kunstschatten volgestouwde National Palace Museum (www.npm.gov.tw), in een buitenwijk, geldt als het Chinese Louvre, en heeft geen equivalent op het vasteland. De recentere geschiedenis van Taiwan wordt verhaald in een koppel plechtige gebouwen, opgetrokken ter ere van Sun Yat-sen (de geestelijke en politieke vader van Taiwan) en Chiang Kai-shek, de legergeneraal die na een hopeloze strijd tegen Mao met een paar miljoen volgelingen naar Taiwan trok en daar de Republiek China begon. Sun Yat-sen Memorial Hall verdient een bezoek voor zijn romantische Chinese vijver.

Chiang Kai-shek Memorial Hall dateert van 1980 en is een praalgebouw met de allure van een ruimteschip. De aflossing van de wacht, om het uur, door in gesteven uniformen gestopte soldaten, is amusante vaudeville (met een toets ballet). In de tentoonstellingszalen wordt het leven van de generaal verhaald aan de hand van foto’s en persoonlijke voorwerpen : de Cadillac van de generaal (een Fleetwood), zijn ondergoed en pantoffels (beide van Jaeger in Londen), en zijn medailles.

Het hotel van Madame Chiang

Madame Chiang, ’s generaals gemalin, was destijds verantwoordelijk voor de inrichting van The Grand Hotel (www.grand-hotel.org), een dieprood betonnen gevaarte dat de stijl imiteert van een traditionele Chinese tempel (bouwjaar 1952). The Grand is een curiosum. Met een onwaarschijnlijke, bijna sprookjesachtige lobby ; immense, zij het oubollige kamers ; een openluchtzwembad van olympisch for-maat ; en een netwerk van geheime tunnels, met naar verluidt een schuilplaats voor tienduizend mensen. Het hotel ligt geïsoleerd, verstopt achter verkeerswisselaars, twee sombere rivieren en de landingsbaan van Songshan, de kleine, handig gelegen luchthaven voor binnenlandse vluchten. Het dichtsbij zijnde metrostation bevindt zich nog net op wandelafstand, via een slecht verlicht, mank gesignaliseerd, steil wandelpad. Maar taxi’s zijn spotgoedkoop, en het gebouw is een bezoek meer dan waard (bijvoorbeeld in het kader van een wandeling over de heuvels van Yangminshan, zie verder). Als verblijfplaats heeft The Grand meer nadelen dan voordelen, maar het is wel een perfect adres voor wie er altijd van heeft gedroomd een nacht door te brengen in het Chinees Paviljoen van Laken.

Slangen en jongens in roze

Ik ben niet zo’n godsdienstfanaticus, maar tempels in Taiwan zijn nooit minder dan sfeervol. Je vindt ze in verschillende formaten : van een miniatuuraltaar in een scootergarage tot instituten als Longshan . Die bekendste tempel van Taipei werd in de vroege achttiende eeuw gebouwd ter ere van Kuan Yin, de godin van vergiffenis, en Matsu, patroonheilige van de vissers. Ze kregen in de loop der jaren het gezelschap van een dozijn andere goden. Voor het altaar van de god van de liefde staan hoofdzakelijk middelbare schoolmeisjes, terwijl oudere mensen bidden voor een goede gezondheid. Een waarzegger heeft een antwoord op alle levensvragen (in mijn geval : “Het wordt een moeilijk jaar”). Het overdadige decor (draken, feniksen en andere spectaculaire wezens), de wierook en de repetitieve religieuze gezangen zijn sfeervol, vooral tijdens valavond.

Vlak bij Longshan ligt een toeristisch curiosum dat zijn beste tijd heeft gehad : Snake Alley, een overdekte straat met een handvol in slangenvlees gespecialiseerde restaurants. De dieren zitten, duidelijk zichtbaar, in stalen hokken of glazen aquariums (naast kooien met muizen en ander slangenvoer) en worden naar verluidt levend gevild. Ik ben niet blijven kijken. Minder luguber, maar zeer bizar, zijn de oevers van de Danshui, vlakbij. De rivier ligt verborgen achter een hoge muur, een over twee niveaus gespreide autoweg, en nog een apart rijvak voor scooters. De ietwat moeizame excursie, onder, langs en over het verkeersgeweld, loont de moeite : de rivier blijkt een mager stroompje in een eindeloze, groene bedding – half natuurgebied (vogelreservaat inbegrepen), half apocalyptisch Alphaville.

Ximending is traditioneel en modern tegelijk. De uitgaanswijk, geprangd tussen Longshan en Taipei Main Station, geldt als het verzamelpunt voor kids in bonte streetwear (de jongens dragen dit seizoen uitsluitend knalroze en lichtblauw, de meisjes zijn iets minder opvallend gekleed), en telt honderden kleine klerenwinkels, bioscopen, tattooshops en fastfoodrestaurants, met daartussen de sombere ruïnes van enkele ter ziele gegane warenhuizen. The Red House Theater (www.redhouse.org.tw) is een in 1908 door Japanners opgetrokken markthal die sinds 1945 wordt gebruikt als theater en bioscoop en na een recente renovatie dienst doet als alternatieve concertzaal (met café en shopping mall in miniatuur). Ik zag er een uitstekend optreden van Tizzy Bac, een van de meest gereputeerde Taiwanese indiebands (hun laatste cd, If I See Hell I Won’t See Demons, is een aanrader). Het verkeersvrije, enigszins verborgen plein aan de linkerkant van The Red House huist een tiental heterovriendelijke homobars met namen als Dalida, elk met een ruim terras (die zijn elders in de stad niet zo gemakkelijk te vinden). Tijdens het weekend is het plein een van de drukst bevolkte plekken van Taipei.

Modern Times

De eenentwintigste eeuw is in Taipei present in de vorm van onder meer : een ambitieus, stadswijd draadloos netwerk ; de meest performante metro ter wereld (de MRT, tickets vanaf iets minder dan 50 eurocent) ; en Taipei 101 (www.taipei-101.com.tw), tot enkele weken geleden de hoogste wolkenkrabber van de planeet.

De 101, die de vorm heeft van een bamboestengel, speelt, zoals zoveel andere bezienswaardigheden in Taipei, graag verstoppertje : in grote stukken van de stad is de toren onzichtbaar. Het gebouw ligt in het verre oosten van de stad en heeft als basis een modern, chic winkelcentrum. Een bezoek aan de kruin kost iets minder dan tien euro. Het uitzicht is indrukwekkend genoeg, maar als alternatief wil ik graag een bergwandeling aanbevelen langs een van de hiking trails die vlakbij de toren vertrekken (ze staan duidelijk aangegeven op het gratis stadsplan, verkrijgbaar in elk metrostation). Ik liep verloren, kwam terecht in een gedeeltelijk vervallen tempel, en later op een heuvel met een weids panorama over een vreedzaam platteland, schijnbaar op lichtjaren van een grootstad.

De mercantiele trots van Taipei is de alomtegenwoordige winkelketen Eslite (www.eslite.com) met vlaggenschip op wandelafstand van de 101. Eslite, twintig jaar geleden opgericht, is een boekenwinkel in de traditie van Fnac, maar ook veel meer dan dat. Het vlaggenschip heeft een theater, een aparte, stijlvolle Japanse boekenwinkel, zowat alle internationale tijdschriften, een uitgebreide cd- en filmafdeling, twee verdiepingen met restaurants en designwinkels, en mooie shops van onder meer Comme des Garçons. De winkel is open tot middernacht. Het filiaal in de trendy wijk aan metrostation Zhonghxiao Dunhua blijft dag en nacht open en heeft onder meer een shop met chic vormgegeven beautyproducten op basis van gember en een filiaal van de bakkerij Bonjour (www.e-bonjour.com.tw), aanbevolen voor de Kouign amman, mijn favoriete Bretonse koek (die zelfs in Parijs moeilijk te vinden is).

Bobo cool

De buurt van Zhonghxiao Dunhua heeft warenhuizen en shopping malls, maar ook een dozijn straatjes met bars, restaurants en trendy zaken. De mooiste winkel van Taipei is die van het Japanse label Undercover , met bijbehorend theehuis – de noodles worden geleverd door Din Tai Fung (www.dintaifung.com.tw), een plaatselijk instituut (met filialen tot in de VS). Ik kocht een met de hand beschilderd sweatshirt bij Persist In Cognoscenti (www.wretch.cc/blog/cognoscenti1), een miniatuurboetiek in een steegje van misschien twee meter breed.

Op modegebied stelt Taipei niet bijster veel voor – de handvol lokale ontwerpers met een zekere naam is gespecialiseerd in rodeloperjurken voor de regionale beau monde (de in New York gevestigde jonge ontwerper Jason Wu komt oorspronkelijk uit Taiwan). Jongere boetieks halen hun koopwaar vooral in Japan, en de prijzen liggen relatief hoog (H&M, Zara, The Gap of Uniqlo moeten Taiwan nog bereiken). Maar Taipei biedt wel koopwaar die je nergens anders vindt, of toch niet gemakkelijk.

Mijn favoriete winkel is Booday (www.booday.com), een combinatie van shop (op de benedenverdieping : een eigen, artisanale klerencollectie, accessoires, ceramiek, indie-cd’s, boeken en tijdschriften, waaronder het door de zaak zelf uitgegeven Mogu), een galerie en een uitstekend restaurant. Booday bevindt zich in de trendy wijk van metrostation Zhongshan, langs een groene wandelpromenade, met buren als het Museum voor hedendaagse kunst en shops van Balenciaga en Maison Martin Margiela (in warenhuis Mitsukoshi).

In de schaduw van een koppel belangrijke universiteiten, aan metrostations Guting, Taipower Building en Gongguan, bevindt zich nog een commerciële cluster met alternatieve bars en winkels. De nachtmarkt van Shi-Da is ongetwijfeld de coolste van de stad, met een voor picknicks uiterst geschikt parkje, dat ’s nachts als verzamelpunt wordt gebruikt door jonge dronken expats. Tegenover Taipower Building delen Riverside Live Café en Kafka On The Shore een gebouw. Ik zag er een optreden van de uitstekende groep Orangegrass. Morelax Café (www.morelax.blogspot.com), in de buurt, is een combinatie van bruine kroeg en alternatief Japans koffiehuis.

Yongkang Street, op wandelafstand, is een trekpleister voor Japanse toeristen, met vaste waarden als Din Tai Fung (beroemd dumplingrestaurant, zie hoger), Mei’s Tea Bar, of Ice Monster (gespecialiseerd in typisch Taiwanese ijsdesserts), maar ook een dozijn min of meer verrassende boetieks (ik kocht mijn favoriete souvenir, een poes gemaakt van gerecycleerde stoffen, in een ecologisch verantwoord winkeltje in de buurt). Yonkang Street is vooral ’s avonds een van de aangenaamste plekken in Taipei.

En ten slotte

Een aantal van de spectaculairste bezienswaardigheden van Taipei ligt buiten de stad. Achter The Grand Hotel (zie hoger) begint Yangminshan, een subtropisch natuurgebied dat zich uitstrekt tot aan de kust. De wandelroute achter het hotel leidt langs miniatuurtempeltjes, karaokebars, een openluchtgym, tuintjes met echte en plastic bloemen, en televisieantennes – zeer pittoresk. Dieper in de bergen liggen serieuzere wandelroutes, met watervallen, exotische natuur, tientallen vlindersoorten, en Shi Yang Cultural Restaurant (www.shi-yang.com), wat mij betreft een van de mooiste restaurants ter wereld (neem een taxi).

Even buiten Taipei, maar gemakkelijk met de metro te bereiken, wacht Beitou, een plaatselijke versie van Spa, met warmwaterbronnen en een resem resorthotels (mijn favoriet is de Whispering Pine Inn, in een houten, eerder bouwvallig Japans paviljoen dat dateert van 1934). Het stadje lijkt permanent beneveld. De metro rijdt tot in Danshui, een haventje aan de monding van de rivier met dezelfde naam. Jio Fen , nog iets verder, is een pittoresk voormalig mijnstadje hoog op een heuvel, dat vooral door weekendtoeristen wordt bestormd.

tekst en foto’s JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content