Een vlakke loopbaan is steeds minder in trek. Velen willen na verloop van tijd even halt houden, herbronnen of zich heroriënteren. Vandaag heet loopbaanonderbreking tijdskrediet. Dat de overheid zich garant stelt, is mooi meegenomen. Vijf portretten van mensen die anders omgaan met hun tijd.

Rustpunt

Wat ik zo heerlijk vind aan dit jaar ? Dat niets moet. Ik kan cursussen volgen, mij engageren voor van alles en nog wat, maar het hoeft niet echt. Mijn agenda zit niet meer volgepropt met activiteiten. Ik neem gewoon tijd voor mezelf. En deugd dat het doet !”

Katrien Holvoet (44) is moeder van drie kinderen. Omdat de jongste twee een mentale handicap hebben, nam ze in juni vorig jaar vier maanden loopbaanonderbreking voor medische bijstand. “Voor kinderen met een mentale handicap is het een heel gedoe om opvang te vinden. Kleine periodes kunnen we wel overbruggen, maar de zomervakanties zijn altijd een ramp. Daarom bleef ik vorige zomer thuis. De twee maanden vakantie, met daarbij juni en september, als buffer voor mezelf. Die laatste maand besefte ik hoe heerlijk het was eindelijk eens tijd te hebben. Na al die jaren werken, gecombineerd met ons drukke gezin, wist ik amper nog wat ‘rust’ betekende. Niet dat ik er wanhopig aan toe was, ik zou zo nog jaren kunnen doorgegaan zijn. Maar plots werd duidelijk hoe goed het was voor ons allemaal dat ik de boel hier eens op een gezonde manier kon laten draaien.”

In plaats van in oktober terug te gaan werken, nam Katrien daarom een jaar tijdskrediet op. “Eigenlijk was het een impulsieve beslissing. Na vier maanden had ik gewoon nog geen zin om opnieuw in dat oude stramien vast te lopen. Bij DHL, de pakjesdienst waarvoor ik werk, deden ze niet moeilijk. Het is een groot bedrijf, ze zijn vertrouwd met die vraag. En het leuke is dat je weet dat er een weg terug is. Een jaar stoppen en daarna gewoon de draad weer opnemen. Dat is toch een luxe, hoor.”

Katrien neemt het jaar dat voor haar ligt zoals het komt. Geen grote projecten, geen dingen die ze altijd al had willen doen. “De laatste jaren waren zo hectisch dat ik bewust niets heb gepland. Mijn project is gewoon genieten. Ontladen. Als iedereen ’s morgens de deur uit is, zet ik een verse kop koffie en lees ik de krant. Zorgvuldig, van het eerste blad tot het laatste. Dat abonnement hadden we al jaren, maar de kranten stapelden zich ongelezen op. Wegens geen tijd. Vreemd, maar door niet te werken heb ik daardoor juist meer voeling met wat er in de wereld rondom mij gebeurt.”

“Verder volg ik hier en daar een cursus, en misschien maak ik van de tijd gebruik om voorzichtig uit te kijken naar ander werk. Als er maar geen druk op staat. Ik heb ook niet het gevoel dat ik die onderbreking moet compenseren door extra veel in het huishouden te doen. Ik kook natuurlijk wel, en ik doe wat moet worden gedaan, maar ik loop mij hier niet de hele tijd af te vragen of de keuken zo nodig nog eens moet gedweild. Ik heb niet meer verplichtingen dan vroeger. De enige verplichting die ik heb, is tegenover mezelf. Het zou toch zonde zijn een jaar thuis te blijven om soep te maken ?”

Herbronning

Het gevoel dat ik voor het eerst sinds jaren eens helemaal ben uitgerust. Dat was de grootste weldaad van dat sabbatjaar”, mijmert ook Marleen Durnez (51).

Marleen is sinds september opnieuw aan de slag na een jaar loopbaanonderbreking. Daarvoor was ze zestien jaar directrice geweest van een hogeschool. “Ik had mezelf de laatste jaren letterlijk kapot gewerkt”, vertelt ze. “De fusies van de hogescholen, de ontelbare vergaderingen… het was erg druk geweest. Ik stond met mijn rug tegen de muur. Ofwel deed ik zo nog even voort en zat ik binnen de kortste keren ziek thuis. Ofwel trapte ik preventief op de rem om op een gezonde manier te recupereren. Ik koos voor het laatste. Evident was dat niet hoor, voor iemand in een directiefunctie. Mensen zijn op dat niveau niet gewoon even halt te houden of van job te veranderen. De reacties waren soms meewarig : ‘Kon je het niet meer aan ?’ zag ik velen denken. Maar ik kreeg ook complimenten. Van mensen die me bewonderden omdat ik dat risico wou nemen. Dat ik durfde los te laten.”

Loslaten, dat ging verrassend makkelijk. “Het was goed dat het een vol jaar was. Ik wou er niet nog met een half been in staan. Ineens alle druk van de ketel, dacht ik. Mijn hoofd eens helemaal leegmaken. Zo’n jaar gaat bijzonder snel. Ik heb mij geen dag afgevraagd hoe ik die zinvol kon doorbrengen. Daar is natuurlijk wel gevaar voor. Als je stopt met werken, valt ook het gevoel weg ergens nodig te zijn. Ik was nog actief in de welzijnssector, ik had wel nog een rol te spelen. Maar een drukke job – tijdelijk – opgeven is een stukje afscheid nemen. In het begin denk je dat het zonder jou niet lukt. Je ziet allerlei rampscenario’s. Maar snel merk je hoe relatief dat allemaal is. Dat ook zonder jou de dingen best wel blijven draaien.”

“Ik ben mij in dat jaar wel van andere dingen pijnlijk bewust geworden. Hoeveel mijn gezin al die jaren op mij heeft moeten wachten als ik weer eens laat thuis was van een vergadering. En hoe ik ze ook thuis vaak met die job confronteerde. Ik was vol van mijn werk, ik wilde er altijd over vertellen. In mijn hoofd was weinig plaats voor iets anders. Het voorbije jaar had ik veel meer tijd om te praten met mijn echtgenoot. Doordat ik niet in beslag genomen werd door mijn eigen beslommeringen, kon ik mij volledig concentreren op zijn verhaal. Ik denk dat hij daar erg van genoten heeft.”

“Zelf genoot ik ook, met volle teugen. Ik ben begonnen met twee grote fietszakken te kopen. Ik heb enorm veel gefietst dat jaar. Mijn roots opgezocht, plaatsen waar we vroeger vaak op vakantie gingen. En ook kleine dingen deed ik met de fiets : naar de markt wanneer ik verse groenten nodig had, de stad in voor een prul. Het hoefde niet allemaal op zaterdagmiddag te gebeuren, wanneer iedereen in de supermarkt zit om de week te overbruggen. Ik had het comfort de dingen op mijn gemak te regelen : afspreken met de schilder op een menselijk uur, een tentoonstelling meepikken op een doordeweekse middag. Een uurtje langer slapen, vers koken, een vriendin tegenkomen op straat en samen een koffie gaan drinken. Ik snakte zo naar dat beetje tijd voor mezelf. De weekends waren ook veel vrijer. Dat mis ik nu nog het meest : dat we de tijd niet hoefden achterna te hollen om alles geregeld te krijgen. Het waren gewoon twee dagen om samen leuke dingen te doen.”

Dat sabbatjaar was voor Marleen tegelijk een periode om te herbronnen, om de ontwikkelingen in de welzijnssector bij te benen. “Ik heb enkele oude dossiers opgediept en veel gelezen. Met in het achterhoofd het idee dat dit rustpunt het ideale moment was om van koers te veranderen. Ik wou niet vastroesten in mijn job. Mensen denken nogal snel dat ze in hetzelfde straatje moeten blijven doorgaan. Meestal is dat niet zo. In Vlaanderen denken we nog te veel dat het een ramp is te roteren in je werkleven. Het is opvallend hoeveel mensen rondom mij uitgekeken zijn op hun job. Dat gevoel heb ik niet. Integendeel : sinds mijn batterijen opnieuw zijn opgeladen, heb ik een hoop energie om er nog voor een tijdje tegenaan te gaan. Ik zou het zonde vinden al te moeten stoppen, wegens opgebrand. De ervaring die ik al die jaren heb opgedaan, kan ik nu ten volle benutten. En juist door dat sabbatjaar krijg ik enorm veel respect in mijn nieuwe functie. Omdat mijn gevoel van eigenwaarde blijkbaar niet volledig afhangt van die ene job.”

Groene jongen

Voor de ene een rustpunt, voor de andere gelegenheid om te werken. Veel te werken. Wouter De Blaiser (26) is een groene jongen. Na ruim drie jaar keurder te zijn geweest in de groenteveiling van Sint-Katelijne-Waver, begon hij met zijn broer een zelfstandige activiteit in de tuinaanleg. Een jaar tijdskrediet maakt de overgang voor Wouter een stuk makkelijker. Omdat er nog een vangnet is als de sprong misloopt.

“Ik maak lange dagen voor iemand die in tijdskrediet is”, lacht Wouter tussen het zware werk door. “Bomen omleggen, vijvers graven, borders aanplanten… Maar dat geeft niet. Ik doe dit met hart en ziel. En wat een voldoening om voor jezelf te werken. Niet dat ik vroeger tegen mijn zin op de veiling zat. Ik deed die job graag, ik had goede collega’s. Maar dit is toch iets anders. Elke dag buiten, elke dag een nieuwe uitdaging. Het is me gewoon op het lijf geschreven.”

Een jaar tijdskrediet is voor Wouter zeker geen overbodige luxe. “Akkoord, ik had het zonder ook wel kunnen doen. Maar de stap zou veel groter geweest zijn. Nu weet ik dat ik nog iets achter de hand heb als het fout afloopt. Er is nog een weg terug. Op de veiling ligt mijn job van vroeger natuurlijk niet op me te wachten, maar ik kan er in elk geval terug aan de slag als dat nodig zou zijn. Dat heeft zwaar meegespeeld bij mijn beslissing. Die regeling zorgt ervoor dat jonge mensen economische risico’s durven te nemen.”

En tijd voor zichzelf ? ,,Bitter weinig. Ik weet dat het ingaat tegen de filosofie van tijdskrediet, maar ik heb nu minder tijd dan vroeger. Altijd in de weer, zes dagen op zeven. Ik zou nog een cursus boomchirurgie willen volgen, maar het komt er gewoon niet van. Maar goed, ik ben nog jong. Ik vind het heerlijk om mijn tijd op die manier in te vullen.”

Derde carrière

Ook Marleen Baestaens (46) nam de regeling voor loopbaanonderbreking (die vanaf januari 2002 overging in tijdskrediet) met beide handen aan om haar beroepsleven een andere wending te geven.

“Het minste wat je kunt zeggen, is dat ik een vreemde kronkel heb gemaakt”, zegt ze. “Ik ben begonnen als bouwvakster, werd vervolgens opvoedster, om te eindigen als klinisch psychologe. Althans, dat laatste hoop ik toch.” Marleen is studente. Dit jaar rondt ze aan de VUB haar studie psychologie af. Ze nam daarvoor een kleine drie jaar loopbaanonderbreking en sinds januari nog een extra jaar tijdskrediet. Want de combinatie van een job als opvoedster met haar universitaire studie was onhoudbaar.

“Ik werkte in een tehuis voor mensen met een mentale handicap. Het was weliswaar een halftijdse functie, maar ik werkte veel ’s avonds en in het weekend. Erg veeleisend, door de aard van het werk en de wisselende uren. Intussen schreef ik me in aan de VUB als werkstudente. Ik was van plan de vijfjarige opleiding te combineren met mijn werk in het centrum. Dat moest lukken. Studeren was immers de grootste reden waarom ik met dat werk als opvoedster was begonnen : ik kon er deeltijds werken en het lag in de lijn van wat ik wilde doen.”

“Ik heb altijd psychologie willen studeren. Toen ik uit de humaniora kwam, ging dat niet om verschillende redenen. Ik moest geld verdienen en ging in de bouwsector werken. Dat ging goed, ik had goeie handen. Maar na mijn dertigste begon het idee opnieuw te knagen. Het zware werk in de bouw zou ik nooit lang kunnen volhouden. Misschien was de tijd rijp om te gaan voor de opleiding waar ik altijd van had gedroomd. Mijn partner heeft me uiteindelijk de stap helpen doen. Het was nu of nooit.”

“Toegegeven, ik had wat te veel hooi op mijn vork genomen. Al snel werd duidelijk dat werken en studeren moeilijk samengingen. Doordat de cursussen voor werkstudenten ook ’s avonds en in het weekend gegeven werden, had ik geen moment vrij. Mijn sociale leven werd een ramp en mijn studie dreigde een flop te worden. Na al die jaren ging dat studeren niet meer zo vlot, waardoor ik het eerste jaar moest overdoen. Maar ik bleef volhouden. Misschien wilde ik wel bewijzen dat ik het allemaal alleen aankon, dat ik die studie kon afmaken zonder de hulp van wie ook.”

“Een drietal jaren geleden moest ik een keuze maken. Ik zat er bijna door, er moest iets veranderen. Ofwel moest ik mijn werk opzeggen, wat financieel niet haalbaar was. Ofwel kappen met de studie, maar dan was alle moeite voor niets geweest. Het systeem van loopbaanonderbreking kwam als een geschenk uit de hemel. Het was de enige manier om die heroriëntering in mijn leven door te zetten. Voor alle duidelijkheid : makkelijk is het niet. We hebben er bewust voor gekozen om met minder rond te komen, maar dat blijkt toch minder evident dan gedacht. We wonen zeer goedkoop en moeten een hoop dingen laten. Geregeld spreek ik mijn spaarpot aan om rekeningen te betalen. Nochtans heb ik alle middelen aangeboord die tot mijn beschikking waren : een studiebeurs, een lening bij de VUB, een aanmoedigingspremie van de Vlaamse overheid en sinds 2002 het opleidingskrediet voor mensen in de sociale sector. Sinds de uitkeringen met de intrede van het tijdskrediet gestegen zijn, is het ietsje haalbaarder geworden. Maar toch. Iemand die niet kan rekenen op de financiële steun van zijn of haar partner hoeft er niet aan te beginnen.”

Momenteel neemt Marleen nog een jaar tijdskrediet bij voor een thesis- en stagejaar. “Daar hadden we niet op gerekend : nog een jaar langer de broeksriem aanhalen. De derde licentie was al zo belastend : zowel bij mezelf als van mijn partner was de druk om te slagen groot. Nog even, zeiden we, en we kunnen weer ‘normaal’ leven. Maar juist daarom is het niet gelukt : ik kon niet meer, de stress van de voorbije jaren was te veel geworden. Maar goed : het einde is in zicht. Mijn jeugddroom ligt binnen handbereik. Het grote voordeel van deze late vervulling ? Dat ik er erg op gebrand ben om aan de slag te gaan. Op mijn leeftijd is dat niet zo evident. Terwijl anderen stilaan uitkijken om af te bouwen, moet het belangrijkste hoofdstuk in mijn beroepsleven nog beginnen.”

Huisman

Maar het kan ook anders. “Even de kookpotten afzetten”, lacht Dirk Verhaeghe (38) wanneer ik hem opbel. Dirk is huisman. Voorlopig althans, zijn vijfde jaar loopbaanonderbreking (sinds 2002 overgegaan in tijdskrediet) vliegt voorbij.

Voordien was Dirk vakbondssecretaris bij het ACV. “Een leuke maar drukke baan”, vertelt hij. “Om acht uur de deur uit, terug thuis tegen 19 à 20 uur. Zo’n drie keer per week werkte ik ’s avonds door. Dan kwam ik niet thuis vóór 23 uur. Op zich vond ik dat geen probleem. Wie zijn werk graag doet, telt geen uren. Tot ik besefte dat de organisatie van ons gezin met twee drukke jobs in het honderd liep.”

“Mijn vrouw is kinderarts. Ze heeft een eigen praktijk, en werkt veel ’s avonds. Vroeger deden de grootouders de dingen waar wij geen tijd voor hadden : de kinderen van school halen, zorgen dat ze gegeten hadden, ze in bad en in bed stoppen. Wij hadden enkel tijd om ze een ‘slaapwelkusje’ te geven, vaak wanneer ze al sliepen. Op een bepaald moment zat ik thuis met rugpijn. Toen zijn we beginnen na te denken. Met dat helse werktempo was de kans groot dat ik zou hervallen. We hadden drie kinderen en wilden graag een vierde. Op voorwaarde dat één van ons tweeën zou thuisblijven. Ik werkte al dertien jaar, mijn vrouw had pas het jaar daarvoor haar praktijk gestart. Het was dus logisch dat ik huisman zou worden.”

“In het begin waren de reacties vaak verbolgen. ‘Zette ik geen hypotheek op mijn carrière ?’ – ‘Zou ik dat nu wel doen, zo drastisch ?’ Maar ik vind, als je ergens goed in bent, zullen die vijf jaar je capaciteiten niet wegnemen. De achterstand die je eventueel opbouwt, weegt niet op tegen wat je wint. Ik wou geen vader zijn die plots beseft dat zijn kinderen groot geworden zijn. Nu geniet ik van mijn kinderen, en zij van mij. We voelen ons allemaal beter en gezonder. Ik kweek mijn eigen kippen, heb wat mesthaantjes zitten en leef mij uit in mijn groentetuin. Sindsdien eten de kinderen beter en regelmatig. We eten ook altijd samen, met het hele gezin. De meerwaarde daarvan is niet te schatten.”

“Sceptici hadden me gewaarschuwd dat ik in een gat zou vallen. Maar daar was geen gevaar voor. Ik heb zelfs het gevoel dat ik nu meer doe dan wanneer ik werkte. Met vier kinderen ben je de hele tijd in de weer. Het is 22 uur wanneer ik na de was en de plas in de zetel plof. En mijn sociaal engagement is gewoon verschoven : van de vakbond naar de school, de parochie, het oudercomité. Er is tijd voor dingen die anders niet mogelijk waren. Binnenkort komt een Roe- meens kindje voor drie maanden bij ons wonen. Daar kijken we allemaal erg naar uit.”

Of hij zich nu een nieuwe man voelt ? “Ach, dat begrip. In de ogen van de mensen bestaat de nieuwe man nog niet echt. Ik schrik ervan hoe sterk rollenpatronen verankerd zitten. Velen voelen zich ongemakkelijk als ze binnenvallen wanneer ik sta te strijken. Alsof dat niet gezien mag worden. ‘Dirk is ne gemakkelijke,‘ krijgt mijn vrouw te horen, ‘die mag op uw kap leven.’ Er zijn ook vrouwen die zeggen dat ze dat niet zouden kunnen verdragen. Dan nog liever allebei werken en het huishouden uitbesteden aan anderen. Of ze denken dat ze te veel zouden moeten inleveren. Maar als ze de rekening maakten, zouden ze schrikken. Eigenlijk verdien ik nu meer. De som die ik anders betaal aan kinderopvang, afhaalmaaltijden en een poetsvrouw kan ik met mijn job onmogelijk bijeenverdienen.”

“Oh ja, er zijn er ook die toegeven dat ze er best even uit willen, maar het op hun werk niet ter sprake durven te brengen. Dus doen ze maar door, een heuse midlifecrisis tegemoet. Ik denk niet dat ik daar last van zal hebben. Ik leef maar één keer en wil dat ten volle doen. Wat ik de voorbije jaren gedaan heb, kan niemand me nog ontnemen. En volgend jaar ? Dat zien we nog wel. Alle opties liggen open.” n

Ine Renson / Foto’s Michel Vaerewijck

“In Vlaanderen denken we nog te veel dat het een ramp is te roteren in je werkleven.”

“Nu weet ik dat ik nog iets achter de hand heb als het fout afloopt. Er is nog een weg terug.”

“Terwijl anderen stilaan denken aan afbouwen, kan het belangrijkste hoofdstuk in mijn beroepsleven nu beginnen.”

“Ik wou geen vader zijn die plots beseft dat zijn kinderen groot geworden zijn.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content