Een bochtige weg slingert door de vallei van de Tarentaise. Hij leidt naar een van de mooiste skigebieden van Europa: L’Espace Killy, open tot een eind na de paasvakantie. Een witte wereld met twee gezichten: Tignes met zijn hoogbouw en even verder, Val d’Isère met zijn chalets.

Ann Lepère

“Er waren niet veel grote ruzies, maar nog minder huwelijken”, herinneren de ouderen zich. En zo trots als ze zijn op hun eigen dorp, zo laatdunkend kijken ze neer op de betonnen constructies bij de buren: het Tignes van de projectontwikkelaars.

Tignes ontstond in de jaren zestig uit het niets. En elke lente, als met de laatste sneeuw ook de winterzwaluwen vertrekken, plooit het zich terug in het niets. Dan sluiten de luiken en glijdt Tignes in een diepe slaap. Slechts een handvol lieden blijven achter, zich troostend aan elkaar en aan een stevige borrel in L’Ambuscade, een van de weinige cafés die het hele jaar openblijven.

Met heimwee in de ogen diepen ze verhalen op van vroeger, van toen het nog niet gebeurd was, van voor de traumatische ingreep, van voor de dam. De grootste stuwdam die Frankrijk ooit heeft gebouwd, deed hier veel inkt en tranen vloeien.

In 1952 verdween Tignes onder 235 miljoen kubieke meter water. De inwoners zagen met lede ogen hun huizen, hun kerk en hun kerkhof onder de kolkende massa verdwijnen. Tot de laatste dag verzetten ze zich tegen de dam. Sommigen weigerden halsstarrig hun huis te verlaten, het Franse leger sleurde hen er met geweld uit.

Dat zullen ze nooit vergeten, de Tignards. Telkens als het stuwmeer wordt leeggepompt, verheffen ze weer luidkeels hun stem. Dat gebeurt om de tien jaar. Op de video die laatst werd gefilmd, zie je mensen naar de schaarse resten van hun huizen zoeken. Een dame herinnert zich nog heel precies waar de tafel stond, en waar ze sliep. Ze pulkt enkele stenen uit het slijk en bergt ze zorgvuldig op. Voor thuis.

Een deel van de Tignards verhuisde naar het nieuwe dorp dat 500 meter hoger verrees: het huidige Tignes (2100 m) met zijn moderne gehuchten Val Claret en Le Lac. Anderen trokken naar Parijs, waar ze zich aansloten bij Les Cols Rouges van het veilinghuis Drouot. Een privilege dat Napoleon III zou hebben toegekend aan de Savooiaards, na de annexatie van de Savoie bij Frankrijk in 1860. Zij en zij alleen kregen een licentie om op te treden als commissionnaire op de bekende antiekveiling. Tot op vandaag genieten zij daar het monopolie op de goederenbehandeling.

Dat lees ik in L’Espace Patrimoine, het museum in Val Claret dat de herinnering aan het oude Tignes levendig houdt. De geschiedenis van de dam, het menselijke leed, in foto’s en getuigenissen. Tignes likt zijn wonden.

“Ga je naar Tignes? Bah, wat lelijk!” waarschuwden vrienden mij. Lang gold het station als voorbeeld van wansmakelijkheid. Neergepoot door projectontwikkelaars die in de jaren zestig en zeventig ongegeneerd toesloegen in les stations d’altitude. Niet gehinderd door enige architectonische norm of urbanistisch inzicht. Les Arcs, La Plagne, Val Thorens en veel andere Franse megastations delen dezelfde twijfelachtige reputatie.

Maar vijf jaar geleden lanceerde Tignes een herstellingsplan: comfort verhogen en het uitzicht verfraaien. Er kwam een espace neige, een open verkeersvrije ruimte voor wandelaars en skiërs, op de plaats waar vroeger een parking het plaatje ontsierde. Er verrees een reusachtig onthaalcentrum in de vorm van een chalet, appartementen werden verfraaid en hotels aangemoedigd om de kwaliteit op te trekken. Viersterrenhotels als Montana namen dat ter harte: ze bouwden suites en investeerden in wellness.

Getuige het verwarmde zwembad in openlucht, waar je in dampend water naar besneeuwde hellingen en skiërs kunt kijken. Een vreemde ervaring. En het Tignes dat qua après-ski niet zo’n hoge ogen gooide, pakte uit met uitstekende restaurants en stampvolle cafés. Een ervan probeert het de talrijke Belgische gasten naar de zin te maken: La Brasserie Saint-Jacques, waar een Luikenaar aan de tap staat en tientallen soorten Belgisch bier serveert.

Er ontstonden nog meer afgeleide activiteiten: deltavliegen, parasailing, ijsklimmen, ski-jöring (achter een paard), husky-safaries, vliegen op ski’s, of ijsduiken.

Dat ijsduiken is zonder meer bijzonder, je kunt het maar op drie plaatsen in Europa doen. Kennis heb je er niet voor nodig, maar wel een beetje moed. En een zuurstoffles en een thermisch pak dat geen water doorlaat. Je krijgt het niet koud, verzekert men mij, maar daar ben ik bij een buitentemperatuur van -8° niet zo zeker van. Ik laat me glijden door een wak in het ijs en volg braaf ‘de draad van Ariadne’ die onder water (2°) de richting aangeeft. We zakken tot vijf meter.

Onder is het aardedonker, maar boven zie ik een helder blauw dak van ijs. Het is met ijs als met pas gezeemde ruiten: ze laten perfect het licht door. En als de zon pal boven het meer staat, zie je regenbogen. Ik herken beelden uit Le grand Bleu, die gedeeltelijk hier gedraaid werd, en vergaap mij aan de luchtbellen gevangen in het ijs. Twintig minuten later kom ik weer boven water, een beetje verdwaasd, maar kurkdroog. Ik heb het inderdaad niet koud.

Maar le point fort van Tignes is L’Espace Killy, het skigebied dat het verbindt met Val d’Isère. Je hebt een week nodig om het te ontdekken: driehonderd kilometer skipistes, van brede blauwe boulevards tot pittige zwarte. Vooral Tignes trekt de sportieve kaart: hier komen zowel skikampioenen als het nationaal elftal trainen. En de winnaar van de wereldbeker freeride woont, wellicht niet toevallig, in Tignes. Freestyle is hier al even populair als het brave alpijnse skiën. Waar je ook kijkt: je ziet sierlijke arabesken in de dikke pakken wit naast de pistes.

L’Espace Killy is weliswaar niet het grootste (Portes du Soleil en Les 3 Vallées zijn twee keer zo groot), maar wel een van de mooiste skigebieden van Frankrijk. Uitgestrekt en gevarieerd, biedt het adembenemende panorama’s. De Mont Blanc kijkt in de verte altijd mee, en heel vlakbij ligt het icoon van Tignes: La Grande Motte, een stevige drieduizender (3656 m) waaruit een stuk lijkt weggegleden.

We zoeven met een knalgele trein door de tunnel. In zeven minuten brengt de sneeuwmetro ons van het dorp tot aan de voet van de gletsjer van La Grande Motte. Hier ligt de eeuwige sneeuw, hier kun je ook ’s zomers de latten aanbinden. Poedersneeuw waar je zachtjes over glijdt – verslavend. Talrijke spieren die laatst presteerden in Salt Lake City werden hier getraind. We zien een filmisch beeld in breedhoekperspectief: la Grande Motte, La Grande Casse, le Mont Pourri en la Grande Sassière: vier reuzen majestueus in de rij.

Dit fraaie uitzicht fêteren we aan tafel, in het restaurant Le Panoramic. Een ronde plaats met zeer veel hout, een haard die prettig knettert en verrukkelijk eten. Bono werd hier onlangs gesignaleerd, vertrouwt de exploitant mij toe. En met een volle maag – ik betreur mijn zwakheid aan het taartenbuffet – beginnen we aan de lange afdaling naar Les Brevières, een gehucht van Tignes dat op 1550 meter ligt. We glijden langs la Génépy, mijn favoriete piste omdat het uitzicht er zo mooi is. Van ruige kale rotsen gaat het nu naar zachtere glooiingen, tot we uiteindelijk tussen de naaldbomen skiën. Aan het einde van de rit wacht de beloning: het gemoedelijke nest Les Brevières met zijn oude huizen, zijn bescheiden kerkje en de beste chocolademelk ter wereld. Daar zorgen jongens met alpinopetjes voor, in iets wat op een omgebouwde boerderij lijkt: L’Etoile des Neiges.

Grenzen hebben iets geheimzinnigs. Ze wekken verwachtingen. Dat overkomt mij ook nu, als een kabellift ons naar Tovière brengt. Daarachter ligt Val d’Isère, de eeuwige rivaal. Decennialang bestierden ze elk hun eigen skigebied, pal naast elkaar, maar hermetisch afgesloten. Ten slotte waren de kibbelaars toch gedoemd om overeen te komen: in 1972 creëerden zij L’Espace Killy, dat beide skigebieden met elkaar verbindt. Er ging nog meer dan tien jaar gepalaver over voor Tignards en Avalins het eindelijk eens werden over de naam. L’Espace Killy, genoemd naar Jean-Claude Killy, Avalin en meervoudig gouden medaillewinnaar op de Olympische Spelen van Grenoble in 1968.

“Bekijk hun liften eens”, lacht Ellen, een Antwerpse die voor de skischool van Tignes werkt. “Die van ons zijn toch veel sneller, niet?” Ieder zijn waarheid, denk ik, en concentreer mij op het panorama. Onder ons ontvouwt zich het dorp, gehuld in de namiddagschaduw. Bij wijze van kennismaking heeft Ellen een pittige piste in petto: la Bellevarde, het paradepaardje van Val d’Isère. Sinds de Olympische Spelen van Albertville hier tien jaar geleden werden gereden, heeft ze legendarische proporties: drie kilometer bangelijke afdaling, beginnend aan 2809 meter. Of je ze nu bekijkt van beneden of van bovenuit, ze ziet er altijd even indrukwekkend uit.

Wij zien ze eerst van de bovenkant, en dat is niet geruststellend. De borrels na de lunch ten spijt, staren we toch met knikkende knieën naar de muur van sneeuw en ijs onder ons. Niemand gaat hier naar beneden zonder eerst een moment van twijfel weg te slikken. Met de ogen een parcours uitstippelen en gluren naar de anderen. Hoe goed zij het doen, of hoe slecht. Iedereen lijkt zijn kansen te berekenen, om dan ten slotte met doodsverachting en de blik op oneindig naar beneden te suizen. In veel gevallen: te schuiven of te rollen. Ik sukkel wijdbeens in smurfenstijl naar beneden. Terwijl ik probeer te begrijpen hoe Oostenrijker Patrick Ortelli het in 1992 presteerde om hier in 1’50”36 af te vliegen!

Die Bellevarde, dat is de trots van Val d’Isère. ’s Avonds, als zij als enige piste in de wijde omtrek in een blauw licht baadt, ziet ze er nog dreigender uit. We zijn een zeer sportief station, vergeet dat niet, zeggen de Avalins. Daarvan is la Bellevarde het symbool. En nu doet Val d’Isère er nog een schepje bovenop: het stelt zijn kandidatuur voor de Wereldkampioenschappen van 2007. Met veel poeha, je kunt zelfs al nylonkousen kopen met het embleem van 2007 erop. Dat breekt een beetje zuur op bij die van Tignes.

“Wat ga jij doen als de wereld vergaat?” – “Oh, ik verhuis naar Val d’Isère.” – “Waarom dan?” – “Ze lopen er twintig jaar achterop!” Daar kunnen de Tignards smakelijk om lachen. Ze beweren ook wel dat de beschaving ophoudt na Tignes.

Val d’Isère (1850 m) ligt net iets verder weg, genesteld in een bocht aan het eind van de vallei en, zeggen de Tignards, aan het eind van de wereld. In barre winters kan het acht maanden onder de sneeuw liggen. Afgesloten, geïsoleerd. Eeuwenlang verbond alleen een ezelspad het dorp met Bourg-Saint-Maurice. Daar dreven de Avalins, net als de Tignards, handel in kaas en kantwerk. Niet te verwonderen dat jonge mensen er weg trokken en de typische Savoie-huizen leeg kwamen te staan.

Pas in 1937 kwam er een weg en werd het dorp ontsloten. Toen ging het snel. Twee Parijzenaars ( Charles Diebold en Jacques Mouflier) toverden Val d’Isère om tot skistation en gaven het een nieuwe bestemming. Omdat ze van Oostenrijk hielden, kreeg ook Val d’Isère een Oostenrijkse touch. Gemoedelijkheid, kleinschaligheid, alleen de glühwein op de pistes vergaten ze.

Pittoresk is vooral de oude dorpskern, of wat daar nog van rest: de handvol traditionele huizen, een kerk, kapelletjes. Daarnaast vind je vooral nieuw dat oud aandoet. Dubbele daken hebben de huizen hier, opdat ze niet zouden doorbuigen onder metersdikke lagen sneeuw, en zuilen om die daken te stutten.

Toch is het concept station village niet over de hele lijn geslaagd. Ook hier sloegen projectontwikkelaars toe met buildings waar de Avalins zich vandaag voor schamen. Ze haasten zich te benadrukken dat aan de bouwwoede paal en perk is gesteld. Wie nu nog iets wil neerpoten in Val moet zich aan de bouwvoorschriften houden: in traditionele stijl met balkonnetjes en gebruikmaken van hout en lokale steensoorten.

Vooral ’s avonds is het er gezellig, als de dorpskern baadt in duizenden feeërieke lichtjes. Dames in pelzen jassen mogen dan graag langs dure etalages flaneren of een produit du terroir bestellen bij de ambachtelijke kaasmaker of charcutier. Houders van een gevulde bankrekening houden van Val d’Isère: ze worden er stamgast of liever nog eigenaar van onroerend goed. Zoals Fara Diba, de weduwe van de laatste sjah van Iran. Ze kocht er een appartement, met een lift die alleen haar en de haren bedient.

In de hotelbars zie ik dure dames zuinig aan glaasjes champagne nippen, maar het kan ook wilder. Britten, die een vierde van de clientèle uitmaken, hijsen schuimende lagers in de Dixie Bar of laven zich aan een rum arrangé in de Warm Up, waar zelfs het (uitstekende) huisorkest van Britse origine is. Terwijl de Scandinaven, ook met velen hier, zich bezatten in Le Petit Danois en trendy jongelui zich naar Café Face begeven. Maar laat in de nacht, als de kroegen een na een de deuren sluiten, stromen alle kliekjes samen in de Club 21, de enige discotheek van het dorp waar je gegarandeerd op belangstelling mag rekenen.

En terwijl stamgasten en Avalins verbroederen achter geestrijke dranken, gebeurt aan de andere kant van La Tovière, in Tignes, precies hetzelfde. Aan beide kanten hervormen ze de wereld. Aan beide kanten vinden ze zichzelf iets beter.

praktisch

Skigebied L’Espace Killy (10.000 ha, van 1550 tot 3450 meter): 129 pistes (300 km), 98 liften, open van 24 november tot 5 mei. Skipas: volwassene 35,50 euro/dag, 167 euro/6 dagen; kind (-12 jaar) 26 euro/dag, 117 euro/6 dagen. In Tignes kun je ook een skipas nemen voor een deel van het gebied: Super Tignes kost 30,5 euro per dag voor een volwassene en 21,5 euro per kind.

Vijf liften staan gratis ter beschikking van beginners.

Activiteiten: toerskitochten naar andere stations als La Plagne en Les Arcs; vlucht per helikopter naar Italië en terug in freeride, buiten piste, bijvoorbeeld Le Tour de Tarentais; huskysafaries; zomerski op de gletsjers; duiken onder het ijs van Tignes.

Hoe te bereiken? Rechtstreekse nachttrein Brussel – Bourg-Saint-Maurice. Vanaf het station is er een regelmatige busverbinding met Tignes of Val d’Isère (info: stations en www.nmbs.be).

Elke zaterdag: rechtstreekse Thalys vanuit Antwerpen/Brussel naar Bourg-Saint-Maurice (info: Thalys, 070-66 77 88 en www.thalys.com).

Info Tignes: Tignes Accueil, BP 51-73321 Tignes, tel. +33-479-40 03 03, www.tignes.net, information@tignes.net

Info Val d’Isère: Office de Tourisme-BP 228, 73155 Val d’Isère, tel. +33-479-06 06 60, www.valdisere.com, info@valdisere.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content