Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

De mode-afdeling van La Cambre in Brussel bestaat tien jaar. Een gesprek met vijf Cambristen. Een trio, een duo en een solo.

LENE KEMPS FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

?Ik vertaal gevoelens van geweld, dood en verderf in duidelijke statements” (Wouter De Coster)

?Jeugdculturen fascineren me”, zegt Wouter. ?Muziek, film, bijna al mijn collecties ontlenen hun kracht aan wat leeft op straat. Gay culture vind ik belangrijk, zonder dat zouden de jaren ’90 nog leger zijn. Manic Street Preachers inspireren me. En onlangs heb ik terug geluisterd naar Bronski Beat, naar die vreemde mengeling van slechte aerobics-liedjes en intellectuele post-punk.” Hij houdt van hype en hip, voelt zich goed in trends en subculturen. Voor de modewandeling in Brussel, waar sommige ontwerpers kozen voor een performance en anderen voor een tentoonstelling, besloot Wouter om de werknemers van een fastfoodketen aan te kleden. ?Ik observeer graag. Subculturen, codes, nieuwe trends. Elke stad verschilt. In Charleroi zijn heel andere merken populair dan in Antwerpen. Popgroepen die in Vlaanderen een cultgroep worden genoemd, hebben in Wallonië totaal geen succes en omgekeerd. Een film als Kids, hoe overroepen ook, is belangrijk voor mij. Uit de film Doom Generation heb ik veel gehaald, dat vond ik schitterend. In mijn laatste collectie Catholic Sunday een loodzware dag waar ik een absolute hekel aan heb heb ik gewerkt rond de codes die ontstaan zijn uit punk, louter seks en geweld. Toen ik de film zag, herkende ik dingen waarmee ik bezig was : een extreme versie van geweld en onverschilligheid. Youth alienation is forever.”

Laat je niet bedriegen door de kleurige grafische motieven. Vrolijk is De Coster niet altijd. Zijn slogans hebben vaak een ondertoon van negatieve gevoelens. Een van zijn eerste collecties op La Cambre was gebaseerd op het woordspelletje DIE (sterf) en DIY (do it yourself), met handige icoontjes over hoe je de boodschap in de praktijk kon omzetten. Gecombineerd met Wouters eigen getormenteerde uiterlijk was het een collectie die vele juryleden licht onthutst achterliet. ?Ik merkte aan de reacties dat sommige mensen zich ontzettend stoorden aan die ondertoon van geweld, dood en verderf. Maar dat zijn nu eenmaal de dingen die ik het best aanvoel en waardoor ik me laat leiden in mijn collectie. Ik ben daar erg gevoelig voor. Natuurlijk is het in mijn hoofd veel genuanceerder dan ik achteraf kan uitleggen, maar op dat moment primeert de boodschap. Ik vertaal die gevoelens in statements en ik wil dat ze duidelijk overkomen, zonder impact te verliezen. Ik verwoord ze in een slogan. Ik vind dat de ironie in het naast elkaar plaatsen van Die en D I Y heel duidelijk is, maar de meeste mensen schijnen er moeite mee te hebben.”

Door de grafische aanpak en opvallende slogans werd zijn streetwear meer dan eens in het rijtje Walter Van Beirendonck en Wouter Hoste gezet, een etiket dat hij nu wel heeft afgeschud. ?Door de manier waarop ik werk, werd ik met Van Beirendonck vergeleken, terwijl hij op een compleet ander spoor zit. Hij is bovendien al zo lang bezig en ik ben amper begonnen. De laatste jaren is er gelukkig zoveel streetwear op de markt gekomen dat men het vergelijken beu is.”

Niet iedereen beseft het technische werk achter de streetwear-stijl. ?Mensen zien de kleuren en slogans en denken dat het allemaal oppervlakkig en makkelijk is. Maar ik heb op school natuurlijk echt wel de techniek moeten bestuderen. Ik ben niet vormvernieuwend. Ik kan geen uren op een kraagje zwoegen, maar dat neemt niet weg dat mijn patronen in orde zijn. Omdat ik graag met klassieke coupes werk, valt dat niet altijd op. Mijn tricot is ook niet zo simpel als het lijkt. Onlangs bekeek iemand een trui en zei : ‘Eigenlijk kan jij echt wel breien. ‘ Alsof dat een grote verrassing was.”

Wouter is nog niet afgestudeerd, maar heeft al een lange weg van werkgevers achter zich : Keystone, 3 Suisses… ?Ik heb altijd geluk gehad. Omdat mijn collecties meestal makkelijk commercialiseerbaar zijn, heb ik veel aandacht van de pers gekregen. Daarop kwamen dan weer reacties van fabrikanten. Ik heb nooit om werk verlegen gezeten. Voor de school was dat nooit een probleem. De laatste twee jaar moet je stages doen, dus moedigen ze dat soort dingen aan. Voor mij is het een enorme kick te kunnen werken voor merken als Chicano’s, Tabago Kays, Chilli Pepper of Front Tech. Je doet ervaring op en je leert de prijzenstructuur kennen. Als ik zelf een trui laat breien handgebreid, motiefjes, angora of mohair , dan wordt dat een pièce unique en kost die in de winkel 9000 frank. Identiek dezelfde trui in Hongkong geproduceerd, betaal je 2000 frank.”

De droom van een eigen collectie blijft, maar lijkt hem op dit moment erg onrealistisch. ?Liefst zou ik een fashion-laboratorium werken. Zoiets als Diesel of E-play, waar je codes kan vertalen en omzetten in trends en een eigen universum kan creëren. Dat intrigeert me.”

Info : tel. (050) 36.06.48.

?Bij ons zijn geen twee jasjes gelijk” (Anne Masson en Eric Beauduin)

Zij doet het tricot : sokken, hemdjes, caleçons, debardeurs. Hij doet alles wat stof is : jeans, hemden, kostuums. Ze werken voor dames en heren. En maken ook schoenen. Allesdurvers. Perfectionisten. Prullers, al klinkt dat wat oneerbiedig, met aandacht voor het kleinste detail. Hun kleding ziet er traditioneel klassiek uit, maar blijkt bij de tweede blik erg apart. De vorm van een knie en een kuit zijn alvast in de broek geknipt. Een kraagje sluit hoog en krijgt dandy-allure. Een truitje is een technisch hoogstandje. Gebreide kousen met knoopjessluiting komen recht uit grootvaders garderobe. Witte hemden hebben afneembare kragen ?des chemises de célibataire, die makkelijk plooien”. Het liefst zou Eric de knopen aan de kleding zetten met een fijn ijzerdraadje, zoals dat vroeger gebeurde, en de knoopsgaten omnaaien met een haar, recht van het hoofd geplukt. Anne Masson en Eric Beauduin hebben een voorliefde voor oude technieken die hun collectie een ambachtelijke retro-uitstraling geven, al houden zij eigenlijk niet van dat woord.

?Met traditionele technieken willen we iets nieuws en moderns maken. Kleding is op zich vrij klassiek. Er zijn geen honderd manieren om een jas te maken. Een hemd is historisch gegroeid naar een bepaalde vorm waarmee je niet te veel moet knoeien. Een revolutionaire coupe-verandering is haast onmogelijk. Maar je kan wel proberen het kledingstuk een nieuwe inhoud te geven. Door een nieuwe kleur of vorm, kan je het transformeren.”

De samenwerking tussen Anne en Eric is une longue histoire. Geen bewuste beslissing, maar het resultaat van een natuurlijk proces. ?Ik zat in de afdeling textielontwerp”, zegt Anne. ?Ik was bezig met weven, met de materie zelf. Toch sloten de resultaten van mijn werk vaak dicht aan bij wat Eric wilde bereiken. Via verschillende wegen kwamen we tot hetzelfde eindpunt.”

Steeds meer mensen in de mode werken samen. L’union fait la force, dat is geweten. ?Het is een erg zwaar beroep”, zegt Eric. ?Iedereen vertelt je dat voor je eraan begint, maar op een of andere manier kan je moeilijk inschatten hoe zwaar. Met z’n tweeën sta je gewoon sterker, zeker in periodes van crisis. Tijdens de laatste beurs in Parijs werd onze volledige collectie gestolen. Een drama. Als zoiets je alleen overkomt, dan vertrek je meteen weer naar huis. Met twee heb je nog zoiets van : we slaan er ons wel door. We hebben onze samenwerking nooit contractueel vastgelegd. We beweren ook niet dat ze eeuwig zal blijven duren. In elk geval wel voor een hele lange tijd.”

De kleinschalige en arbeidsintensieve manier van werken drijft de prijs op. De collectie is duur, maar daar wordt aan gesleuteld. ?Zoals het nu is, bereiken we slechts een klein aantal winkels”, zegt Anne. ?We hebben een twintigtal verkooppunten in Japan en vijftien in Europa. De prijs is een punt dat veel aankopers tegenhoudt. Daarom hebben we besloten onze collectie te stroomlijnen. We maken nu uitsluitend nog witte hemden. Voor de pakken beperken we ons tot de stoffen die de fabrikanten in stock hebben. Op die manier kunnen we aan de prijzen knabbelen.”

Om te overleven wordt er freelance gewerkt. Voor stijlbureaus en salons, voor Delvaux, voor een aantal prêt-à-porter lijnen. Maar zorgen maken ze zich niet. ?We hebben een originele collectie. We brengen iets nieuws en unieks. Zelfs als mensen de kleine details niet opmerken of onze werkwijze niet kennen, voelen ze nog dat de kleding anders is. Inkopers zijn altijd blij verrast als ze ontdekken dat bij ons geen twee jasjes dezelfde zijn. Misschien is het op korte termijn makkelijker om industriële eenheidsworst te produceren. Maar er zal altijd plaats zijn voor kwaliteit.”

Info : tel. (02) 534.43.27

?Iedereen heeft in zijn geheugen essentiële kledingstukken : die willen wij maken.” (Union pour le vêtement)

Hun defilés zijn vrolijke optochten of parades. Uit de kleding spreekt een sfeer van solidariteit, een drang naar uniformiteit en een optimistische blik op de toekomst. Een gevoel dat ooit als ?nieuw socialisme” werd omschreven. Hun logo, de kapstok, maakt veel duidelijk. Het is een simpel, helder en voor de hand liggend symbool om kleding te verkopen, al heeft niemand er eerder aan gedacht. Slogans op T-shirts zijn ironisch vriendelijk en vertellen ons dat de mode thuis begint, dat er geen seizoenen meer bestaan, en dat kwaliteit iedereen aanbelangt. Hun filosofie in een notendop. Union pour le vêtement is duidelijk het resultaat van de ontmoeting van een duo grafici, Hervé en Thierry, met een ontwerper, Didier.

Het trio werd gevormd om te kunnen deelnemen aan de wedstrijd voor jonge ontwerpers in Hyères. ?Van bij de eerste ontmoeting bleek dat we op dezelfde golflengte zaten”, zegt Hervé. ?We wilden bijvoorbeeld alledrie een gemengde collectie, terwijl iedereen waarschuwde : dan val je bij voorbaat buiten alle categorieën, want er is geen prijs voor een gemengde collectie. Uiteindelijk heeft de jury speciaal voor ons een prijs gecreëerd. We hebben altijd veel geluk gehad. We wonnen een standje op de beurs. Vorige winnaars hadden ons verteld dat we ons niet te veel illusies moesten maken : we zouden toch niets verkopen, het was louter acte de présence. Terwijl het om een zomerbeurs voor vrouwenkleding ging, hadden wij ook winterkleding voor mannen bij. Uiteindelijk hebben we van alles verkocht. Die winterkleding moesten we dan op één maand tijd geproduceerd en geleverd krijgen, terwijl we geen stoffen of fabrikanten hadden. Maar ook dat is goed afgelopen. Wij zijn er gewoon ingerold en het zat mee.”

Alledrie zijn ze het erover eens dat de samenwerking wonderwel op wieltjes loopt. ?We zien elkaar bijna elke dag. Als we geen vergadering hebben, lopen we elkaar wel toevallig tegen het lijf. Beslissingen worden zonder al te veel problemen genomen. Het Union-beeld vormt zich op een spontane en natuurlijke manier. We zitten gewoon op dezelfde golflengte.”

Veertig verkooppunten in Japan en drie in Europa is lang niet slecht voor een beginnende collectie (zomer ’96 is het vierde seizoen). De omzet verdubbelt nog elk seizoen, maar er met z’n drieën van leven, kan niet. Ze hebben allemaal een job. Thierry is leraar. Didier werkt in de supermarkt. Hervé werkt hier en daar als graficus. De taken zijn ondertussen verdeeld : Didier doet de kleding, Thierry volgt de productie en Hervé controleert de beeldvorming.

?Het was een naïef en enthousiast begin”, zegt Didier. ?Maar op dat moment was dat net goed. Onze kleren waren simpel wat kleuren, stoffen en vormen betreft. Niet simpel om te maken, maar wel om te begrijpen. Een rechte broek, een stofjas, een caban, een marinetruitje, een omslagrok. Alles was helder en duidelijk. We reageerden tegen al die kleding die ingewikkeld lijkt maar eigenlijk heel povertjes is, tegen alles wat slecht afgewerkt is en weinig doordacht. Wij hadden zin in een goedgemaakte mantel van een mooie stof. Omdat onze kleren weinig spectaculair zijn, worden ze vaak ten onrechte als basics bestempeld. We voelen dan ook dat het nodig is om ons concept te verfijnen en uit te diepen. Maar de basis zal altijd dezelfde blijven.”

Die basis bestaat nog steeds uit de eenvoudige, duidelijke, bijna utilitaire kledingstukken. ?In essentie willen we iets wat dicht bij workwear ligt”, aldus Didier. ?Iets wat je zonder nadenken aantrekt, wat makkelijk te onderhouden is, en waarin je compleet jezelf bent. Iedereen heeft une memoire vêtement, een geheugen vol essentiële kledingstukken. Die willen wij maken.”

Union wordt vaak vereenzelvigd met de T-shirtcollectie die ze ooit voor Inno maakten. ?De T-shirts hebben ons bij veel mensen bekendgemaakt”, aldus Hervé. ?Via die reeks shirts hebben we een groot publiek bereikt. Als de mensen nu niet zien dat we ook andere dingen doen, dan is dat wel jammer.”

Wat de grafici het meest verbaast, is het hoge ritme van de mode-industrie. ?Je moet onmiddellijk produceren en leveren, er is geen ruimte om te ademen”, zegt Thierry. ?Eigenlijk wilden we slechts één collectie per jaar uitbrengen, maar dat kan dus niet tenzij je Azzedine Alaïa bent. De industrie laat het gewoon niet toe. Of je speelt het spel mee, of je speelt helemaal niet. Als systeem is de mode compleet uit de hand gelopen. De soldes bijvoorbeeld zijn pure waanzin geworden. En dan die ketens die gewoonweg alles kopiëren en uiteindelijk sneller op de markt zijn dan de ontwerper zelf. Het kan eigenlijk allemaal niet. Wat ons aan de gang houdt, is de wetenschap dat we juist zitten. Toen ik onlangs mijn Union-jas droeg, kwam een dame op me af om te vragen waar ik die gekocht had. Ze zei : ‘Mijn zoon zou zo’n degelijke warme jas voor de winter kunnen gebruiken. ‘ Die dame kende ons niet, was eigenlijk niet geïnteresseerd in mode of merken. Ze apprecieerde gewoon de degelijkheid van het product. Dan denk ik : we zitten juist.”

Info : tel. (02) 534.71.09.

Tien jaar La Cambre : van 11 tot 22 juni. Retrospectieve en nieuwe collecties, Encore… Bruxelles, Barthelemylaan 20, 1000 Brussel, tel. (02) 512.12.02, gratis.Defilé La Cambre : 8 en 9 juni, zes voorstellingen (inkom 500 fr., tickets bij Fnac Antwerpen, Brussel, Luik). Info : tel. (02) 648.96.19.

Wouter De Coster : Mensen zien de kleuren en slogans en denken dat het allemaal oppervlakkig en makkelijk is. Maar ik heb op school natuurlijk echt wel de techniek moeten bestuderen.

Anne Masson en Eric Beauduin : Het liefst zouden we de knopen aanzetten met een fijn ijzerdraadje, zoals dat vroeger gebeurde, en de knoopsgaten omnaaien met een haar, recht van het hoofd geplukt.

Hervé, Thierry en Didier : Onze kleren waren simpel wat kleuren, stoffen en vormen betreft. Niet simpel om te maken, maar wel om te begrijpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content