Een kwart van de mensen die in Amsterdam wonen, zijn geen Nederlanders. Zeven geëmigreerde Belgen over hun ervaringen met de stad, haar inwoners en haar geschreven én ongeschreven wetten.

Als Belgen met een baksteen in de maag geboren worden, dan Amsterdammers met een verhuisdoos. Een onderzoek van de Dienst Wonen van de stad maakt die stelling hard : meer dan de helft van de inwoners denkt binnen de twee jaar te verhuizen en een op de vijf is actief op zoek naar een woning. Aan de populariteit van de stad ligt het echter niet : bijna 80 procent van de gezinnen met verhuisplannen wil wel in Amsterdam blijven. Vooral de buurten Oud-Zuid, het Centrum en Oost-Watergraafsemeer zijn populair. Het is nochtans niet simpel om hier een onderkomen te vinden : om betaalbare woningen te huren – met een maandelijkse huurprijs onder 508, 92 euro – moet je een huisvestingsvergunning aanvragen, en dan is het wachten tot er een woonst vrijkomt. Wie meer wil betalen komt in de vrije sector terecht, waar de prijzen al snel de pan uit rijzen. En als je ook niet kunt profiteren van de systemen als onderverhuren of huisbewaren, zit er niets anders op dan of veel te betalen of een paar jaar geduld uit te oefenen.

Amsterdam zoekt en vindt oplossingen voor de woningnood, maar het aantal woonboten op de grachten heeft intussen ook zijn limiet bereikt. Een grote uitbreiding in de jaren negentig in het oostelijke havengebied werd gevolgd door zes kunstmatige eilanden in het IJmeer die tegen 2012 af moeten zijn.

Jessica Gysel : “In het centrum kom ik alleen als het moet : het is er te claustrofobisch.”

Jessica Gysel (36) uit Brugge is marketing consultant en is tien jaar in Amsterdam. Ze woont met een Duitse roommate in een herenhuis aan de Amstel, in de Pijp.

“Eigenlijk wilde ik naar Londen op Erasmus-uitwisseling. Maar het studiepakket aan de Universiteit van Amsterdam bleek een pak interessanter. Na dat jaar heb ik mijn studie communicatiewetenschappen aan de universiteit van Gent afgemaakt en begon ik voor een Brussels reclamebureau te werken. Maar omdat ik toen vooral bezig was met jongerencultuur en nieuwe vormen van communicatie, kwam ik al snel weer hier terecht. Tien jaar geleden stonden ze hier op dat vlak immers veel verder dan bij ons.”

“Ik dacht dat het een ordinaire en platte stad zou zijn : met het red light district, de coffeeshops. Maar ook wel een vrije stad. Dat beeld dat ik had, klopt eigenlijk. Amsterdam is nog internationaler geworden, met nieuwe winkels, hotels en restaurants. De levenskwaliteit is er zeker op vooruitgegaan. De Pijp is vergelijkbaar met het Quartier Latin van Parijs : een volkse en gemengde buurt met veel internationale restaurants en winkels.”

“Irritant vind ik dat het zo moeilijk is om woonruimte te vinden. Je moet je inschrijven en dan vijf tot tien jaar wachten. Zolang je via die weg niets krijgt, moet je op de vrije markt belachelijk hoge prijzen neertellen. In Londen of Parijs betaal je ook veel, maar als stad rechtvaardigen die dat, Amsterdam is gewoon een soort dorp.”

“Ik ben al zo’n vijftien keer verhuisd. En binnenkort moet ik weer weg, omdat de eigenaar dit huis verkoopt. Als huurder krijg je dan een oprotpremie. Of de eigenaar zoekt naar een vervangende woning. Daar is hij nu mee bezig.”

“Ik kan het perfect vinden met de Amsterdammers, maar ik blijf het moeilijk hebben met de typische patjepeeër : een omhooggevallen schoffie, met een opzichtige wagen, gouden kettingen, maar nog steeds zonder manieren. Alleen als het moet, kom ik nog in het centrum : het is er te claustrofobisch. Gerard Reve is uit Amsterdam weggegaan omdat hij vond : ‘De mensen kunnen elkaar hier wel vermoorden omdat ze geen ruimte hebben.’ Als ik vertrek, is het naar een grote stad : Parijs, Berlijn of New York.”

Lief Keteleer : “Ik denk niet dat ik hier ooit wegga.”

Lief Keteleer (54) woont in een ruim appartement in het voormalige Wilhelmina Gasthuis niet ver van het Vondelpark. Ze kwam 32 jaar geleden naar Amsterdam en werkt er aan de universiteit. Haar kinderen Anna (18) en Krijn (21) zijn er geboren en getogen.

“Na mijn studie in Leuven moest ik mij sowieso weer ergens gaan aanpassen, dus dacht ik ‘waarom niet compleet ergens anders ?’ Ik zocht een beurs en kreeg er een in Amsterdam. Zo kwam ik eind 1973 in een studentenhuis aan de Westermarkt terecht. Amsterdam was toen erg ver weg, herinner ik mij. Het stond voor het vrije en kleurrijke leven. Maar tegelijkertijd was het ook heel burgerlijk, hoor. Het begin was afschuwelijk : ik voelde me ontworteld. Verbaal ging het hier heel agressief en in mijn omgeving praatte iedereen voortdurend over politiek. Ik kon mijn mond niet opendoen of er werd gelachen. Dat had zo’n invloed op mij dat ik dichtklapte. Of mijn taal kwijtraakte. Nu gebruik ik weer veel meer mijn eigen woorden.”

“Mijn tweede woning heb ik samen met een vriend gekraakt in de Pijp. Het werd gelegaliseerd en we konden blijven. Na een jaar of drie hebben we een huis gekocht hier vlakbij. Toen we uit elkaar gingen, kocht ik een appartement op de Herengracht. Eerst woonde ik daar alleen, maar twee jaar later woonde ik weer samen. Toen de kinderen geboren werden, zijn we naar hier verhuisd. Ik denk niet dat ik hier ooit nog wegga : het is een oase van rust vlak bij het centrum.”

” Het complex werd verlaten door het ziekenhuis en opgekocht door een groep met een aantal architecten, die maakten er 33 appartementen van. Wij waren bij de eerste lichting bewoners. Daarvan blijft nog de helft over : vooral jonge gezinnen zijn erbij gekomen. Je raakt hier niet zo gemakkelijk binnen : mensen gaan hier niet weg. Ik voel me hier thuis. Ik heb een soort haat-liefdeverhouding met de Amsterdammers. Ze zijn hier bijvoorbeeld zeer trots op hun tolerantie tegen-over vreemdelingen, maar uiteindelijk blijkt dat dan toch allemaal niet zo diep te zitten. En ze vinden altijd dat zij het zo goed doen. Ze gaan ook helemaal op in het idee van de maakbare samenleving : dat alles te controleren, te beheersen en te programmeren is. Ik ervaar dat als zeer benauwend. Uiteindelijk ben ik toch een echte plantrekker : ik wil niet dat iemand voor mij beslist waar of hoe ik moet werken en hoe ik moet wonen : ik wil daar zelf richting aan geven.”

“Ik ben geen echte Belg meer, maar ook geen echte Nederlander. Ik ben een soort observator geworden.”

Michiel Demey : “Je kunt niet kiezen waar je woont.”

Michiel Demey (26) verblijft al vier jaar voor langere perioden in Amsterdam. Nu betrekt hij een ruim appartement in Slotervaart, net buiten de stadsring. Zijn vriendin Helga Geudens (29) woont sinds kort opnieuw in België.

Michiel : “Ik doctoreer in de hoge-energiefysica en kwam daarom vier jaar geleden naar hier. Na een jaar in de Bijlmer ben ik gedetacheerd naar Hamburg voor anderhalf jaar. Sinds februari woon ik opnieuw in Amsterdam. Ik ben hier huisbewaarder voor een collega die in het buitenland verblijft.”

Helga : “Mocht dit appartementsgebouw in België staan, zouden we er zeker nooit komen wonen. Bij ons is dit een sociale woonwijk, maar hier zie je allerlei mensen. Het is een erg gemengde buurt : hier wonen rasechte Amsterdammers, migranten en jonge koppels zoals wij. Dat is het grootste nadeel aan Amsterdam : je kunt gewoon niet kiezen waar je woont, je mag al blij zijn als je iets vindt. En zo kwamen wij in Slotervaart terecht. Dit gebouw uit 1958 was voor die tijd zeer functioneel : grote appartementen. Veel bekende Nederlanders zouden hier gewoond hebben. Maar na een tijdje is het verloederd geraakt en trok iedereen weg. Nu gaat het weer beter.”

Michiel : “De architectuur in sommige buurten is echt prachtig : de Pijp en de Jordaan. En de eilanden van het oostelijke havengebied, natuurlijk. Als ik zou kunnen kiezen, ging ik daar wonen. Dat is echt ongelooflijk : supermodern en met een magnifiek uitzicht. Het is een groot verschil of je binnen of buiten de ring woont. Zodra je die oversteekt, verdwijnt de charme en kom je in een soort troosteloze opeenvolging van appartementen of wijken met identieke huizen terecht. Het voordeel is dat we redelijk ruim wonen, voor een betaalbare prijs. En uiteindelijk is het maar een kwartier fietsen naar het centrum.”

Helga : “Omdat ik intussen werk gevonden heb in Oostende kunnen we kiezen waar we het weekend doorbrengen : aan de kust of in de stad. Volgend jaar in september loopt Michiels doctoraat af en dan keren we terug naar Gent. Daar voelen we ons helemaal thuis. We hebben het wel een beetje gehad : ik heb een jaar in Parijs gewoond, ben meegegaan naar Hamburg en nu zitten we in Amsterdam… Je telkens weer aanpassen aan een andere cultuur is erg vermoeiend.”

Tim Vermeulen : “Nederlanders verhuizen om de zeven jaar.”

Vormgevingsprojectmanager Tim Vermeulen (31) woont met beeldend kunstenaar Barbara Visser (39) en hun dochter Iris (5) in een etage vlak bij het Van Gogh Museum en het Concertgebouw.

Tim : “We ontmoetten elkaar in Brussel en hebben daar eerst vijf jaar samengewoond. Toen ik met Barbara af en toe meekwam, was het allemaal wel spannend, zoals elke nieuwe stad. Maar nog spannender omdat iedereen je taal spreekt. Het is een barrière die je niet meer over moet.”

“Ik ging werken voor het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam. Een paar maanden pendelde ik elke dag met de trein uit Brussel, maar dat werd te zwaar. Toen besloten we naar Amsterdam te komen. Barbara huurde hier nog haar studentenwoning voor als ze kwam lesgeven aan de Rietveld Academie. We dachten ‘het huisje is wel klein, maar dan vinden we wel iets’.”

Barabara : “Maar dat is dus niet zo in Amsterdam. Dit is de buurt waar ik opgegroeid ben : Iris gaat naar mijn vroegere school. Vroeger woonden hier vooral kunstenaars en muzikanten. Nu is het een echte yuppenbuurt en dat is niet leuk. Het is hier rustig en je vindt hier nog redelijk grote huizen, maar ze zijn onbetaalbaar. We zullen het er voorlopig mee moeten doen.”

Tim : “Nederlanders verhuizen om de zeven jaar. In vastgoedkrantjes worden huizen verkocht als ‘de ideale starterswoning’. Een ouderlijk huis, de woning waar je geboren en opgegroeid bent, kennen de meeste mensen hier niet. Elk huis is een investering om een groter huis te kopen. Er wordt ontzettend op de meerwaarde gespeculeerd.”

“Voor alles is hier een wachtlijst : als we Iris op zwemles willen, moeten we eerst twee jaar wachten. Voor scholen idem dito. Ook kaartjes voor de film of de opera moet je vooraf regelen.”

“Het is echt het buitenland. Dit is Noord-Europa en België is Zuid-Europa. Toen ik gisteren Iris ging halen bij mijn ouders in Antwerpen, merkte ik meteen dat ik de grens overstak : ineens waren de weg en de lijnen niet meer kaarsrecht en stond er al eens een scheve boom aan de kant. Alles is hier perfect uitgetekend en uitgepland. In het begin vreet dat enorm aan je. Maar na een tijdje begin je de kwaliteiten ervan te waarderen.”

“Wat ik het meeste mis, zijn winkels met mooie kleding. En eten ! Door de supermarktoorlog is het aanbod in de supermarkten nog ingekrompen : hier staan maar twee soorten bloem : zelfrijzende en gewone. Een flesje dragonazijn vind je in België gewoon in de supermarkt. Hier moet je daarvoor in een delicatessenwinkel zijn waar je je blauw betaalt. Gelukkig is de Albert Cuypmarkt hier vlakbij.”

“Ik werk in Utrecht en daar word ik nog steeds voorgesteld als ‘de Belg’. Hier in Amsterdam is dat niet meer zo : iedereen komt van overal aangewaaid.”

Robin Vanbesien en Els Moors : “Ik had nachtmerries dat ik geen Vlaams meer zou kunnen.”

Beeldend kunstenaar Robin Vanbesien (26) en dichteres-student Els Moors (29) wonen vier en drie jaar in Amsterdam. Nu wonen ze in de multiculturele Indische Buurt, binnenkort gaan ze samenwonen in Oud-West.

Els : “Mijn relatie met Amsterdam liep in fasen, het eerste jaar was fantastisch, het tweede voelde als een hel en het derde is al veel beter. Jaar vier start nu : het laatste jaar ‘Tekst en Beeld’ aan de Gerrit Rietveld Academie.”

Robin : “Ik ben hier al een jaartje langer, ik ben net afgestudeerd als beeldend kunstenaar, ook aan Rietveld Academie. Die school had ik leren kennen toen ik als Erasmusstudent mijn eerste licentie geschiedenis hier kwam volgen. Twee dagen nadat ik dat diploma had, was ik alweer terug in Amsterdam.”

Els : “Voor dit appartement, dat ik met drie anderen deel, heb ik moeten solliciteren : er zaten nog negen kandidaten. Gelukkig was er een discussie tussen de mensen die er al woonden : de jongens wilden hun vrienden erbij en het meisje haar vriendinnen. Als compromis hebben ze mij dan maar toegelaten.”

Robin : “Ik ben mijn Oostendse dialect volledig kwijt.”

Els : “Je moet je aanpassen, anders verstaan ze je echt niet. Als ik met Nederlandse vrienden praat en mijn zus is erbij, dan schrikt ze wel. In het begin had ik nachtmerries dat ik geen Vlaams meer zou kunnen.”

Robin : “In Amsterdam aan kinderen beginnen ? Waarom niet ?”

Els : “Ja, maar die kinderen worden dan wel echte Hollanders : opgroeiend met Albert Heijn en Jip&Janneke. Ik het weet niet, hoor. Pas door hier te wonen weet ik wat het is om een Belg te zijn. Het is iets ongedefinieerds, iets anarchistisch. Hier zijn de mensen een onderdeel van het land en het geeft hen een identiteit. In België ben je in de eerste plaats jezelf : je bouwt je eigen huis en bepaalt je eigen regels. Door naar de Belgische televisie te kijken, kan ik hier overleven. Het is een beetje hypocriet, maar ik heb het nodig. Al bekijk ik de Belgische politiek echt al met andere ogen, van op een afstand.”

“Een thuis heeft te maken met contacten en vrienden. Ik voel dat er mensen en redenen zijn waarvoor ik hier blijf. In januari komt mijn eerste dichtbundel uit bij Nieuw Amsterdam. Op een bepaald moment wordt het je plek, en dat is stilaan aan het gebeuren, denk ik.”

Lucas de Wannemaeker : “Dit is een fantastische stad voor wie van esthetiek houdt.”

Lucas de Wannemaeker (47) werkt als senior associate director bij Christie’s en is internationaal specialist ceramiek en glas. Hij woont achttien jaar in Amsterdam.

“In 1988 volgde ik een opleiding bij Christie’s in Londen en kreeg ik hier een baan aangeboden. Ik heb niet getwijfeld. Toen was Amsterdam toch nog altijd een magisch centrum : een stad van tolerantie en van grote illusies. Een kosmopolitisch dorp. Op mijn stoep kwam ik alle bekende Nederlanders tegen : Hans van Mierlo en Connie Palmen. En ook veel bekende Belgen kwamen hier schuilen.”

“Ik kwam uit Brussel, studeerde er rechten en daarna criminologie. Maar ik wilde weg : het was er zo petit bourgeois en de stad was vervallen. Amsterdam is een fantastische stad als je van esthetiek houdt : het is perfect bewaard. Er waren geen vernielingen in de negentiende eeuw, de Eerste Wereldoorlog bleef buiten de grenzen en in de Tweede Wereldoorlog vonden de Duitsers het eigenlijk ook wel een mooie stad. In Nederland is toch altijd meer aandacht geweest voor het behoud van stedenschoon.”

“Ik heb zeventien jaar in een achttiende-eeuws huis op de Prinsengracht gewoond, maar de tijden zijn veranderd. De binnenstad werd een soort openluchtmuseum, zoals Brugge. Of een pretpark : de toeristen komen zich uitleven, maar ze vergeten dat er ook wel mensen wonen. Ik was het zat. Met het geld van dat huis heb ik vorig jaar twee appartementen gekocht in het oostelijke havengebied. Dit is een koffie- en theepakhuis uit 1890. Het was het allereerste dat gerenoveerd werd, in 1989. Daarna is het hele havengebied – tot aan het Centraal Station – heropgebouwd. Dit was twintig jaar geleden no go area. Het was een desolate zone aan de rand van de stad. Nu is het een erg geslaagde buurt : met veel winkels en restaurants.”

“Ik ben Hollands geworden in die zin dat ik er niet tegen kan dat in België een aantal dingen zoals Brussel-Halle-Vilvoorde maar niet geregeld geraken. En die eeuwige mantel der liefde…”

“Amsterdammers hebben een grote mond. Sommige mensen kunnen daar niet tegen, maar ik apprecieer die eerlijkheid wel. Amsterdam is een dorp met gigantische voorzieningen : klassieke muziek kent hier een erg hoog niveau. Elke band die naar Europa komt, speelt in Amsterdam. Er is de opera, bioscopen, boekhandels… Ik vind het fijn om naar mijn moeder in Brussel te gaan en eens lekker te gaan eten, of om in Antwerpen te komen. Maar dit is mijn heimat. “

Door Leen Creve / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content