In de wondere wereld der dingen behoren ze tot de Zwijgende Meerderheid : een brooddoos, een aansteker, een pakje papieren zakdoekjes, een ei… Vijf geoefende kijkers leveren commentaar. ?Weg met de schoonheid !?

Max Borka / Foto’s Patrick Despiegelaere en Jan Caudron

D orian Van der Brempt, vennoot van het in België toonaangevende designbureau Axel Enthoven Associates ging met vuur en vlam tekeer tegen ?de meest afgrijselijke uitvinding van de twintigste eeuw? : de GSM. Radiojournalist Jef Lambrecht, in zijn vrije uren ook nog voorzitter-concièrge van het Belgian Institute of World Affairs en uiterst chaotisch kunstenaar, kon zich in die argumentatie wel vinden : ?Ik heb geen fax, video, antwoordapparaat of pc. En alleen al de idee dat ik met zo’n GSM permanent bereikbaar zou zijn, ik mag er niet aan denken?. Toch hadden we gesofistikeerde dingen als een GSM zorgvuldig willen weren van het lijstje van voorwerpen die we bij wijze van examen voorlegden aan Van der Brempt en Lambrecht, en drie dames die van het observeren en commentariëren van de stand der dingen hun beroep hebben gemaakt : Chantal Pattyn, bekend van Frituur Victoria en Studio Brussel, en een kunstenaarsduo dat de jongste tijd voortdurend zelf in de kijker staat, Els Dietvorst en Veronika Pot. De voorwerpen die we hen onder de neus schoven, waren op een paar uitzonderingen na van het soort dat anders nooit de designbladen haalt, omdat ze nu eenmaal in de wondere wereld der dingen tot de Zwijgende Meerderheid behoren. Aan de panelleden was bovendien nog gevraagd ook zelf een vergeten voorwerp in de weegschaal te gooien. Ze brachten een ei, een lepeltje, een pak valse Rolexen, een speelgoedauto en een wereldbol mee. Over het ware geloof van Jef, en de diepste verlangens van Chantal, een verslag.

EEN AANSTEKER VAN BIC

Lambrecht : Onverbeterlijk, ware het niet dat er ontzettend veel wegwerp aan is. Maar er is hoop : ik zag in Jordanië jongeren op straat dit soort aanstekers hervullen.

Van der Brempt : Eigenlijk is dit van dezelfde orde als de papieren zakdoek. Iedereen is er tegen, maar niemand wil nog de moeite nemen om een stoffen zakdoek te wassen of een aansteker te vullen. Heel sterk in dit genre vind ik ook de voorgekookte spaghetti in bokalen.

Pot : Of voorgesneden ajuin !

Van der Brempt : Ik vind lucifers zoveel mooier. Dat elegante gebaar bij het aanstrijken ! Terwijl die duim bij een aansteker niet verder komt dan ‘krrr’. Maar daar staat dan weer tegenover dat met die lucifers hele bossen de lucht ingaan.

Dietvorst : Ik ben met roken gestopt. Maar vroeger zwoer ik bij een Zippo.

Pattyn : Ik rook nog steeds, maar ik heb in mijn leven slechts een paar aanstekers gekocht. Dat zijn dingen die je…

Lambrecht :… jat…

Pattyn :… vindt. Het laat ook geen schuldgevoelens na. Alsof zo’n aansteker van iedereen was.

Lambrecht : Een waar communistisch product, als het ware. Ik heb een Dupont.

Pot (te midden van algehele verbazing) : Dat vind ik nu weer té. Een Zippo heeft stijl. Maar een Dupont is te duur, te rijkelijk.

Lambrecht : Ik zal zelfs meer zeggen : ik heb al drie Duponts gehad. De laatste komt tweedehands uit een voddenwinkel in Jordanië. Ze liggen zeer goed in de hand, laten het nooit afweten, en ook in verbruik vallen ze nog best mee.

Pattyn : Ik apprecieer een gouden pen ten zeerste, maar sta wantrouwig tegenover een mens met een gouden aansteker.

Lambrecht : Dat is dan omdat die mens niet rolt, zoals ik. En rollen is een must, bij zo’n gouden aansteker.

HET AUTOOTJE VAN PATTYN

Pattyn : Ik ben gek op Italië, en met zo’n kleine Fiat kom je daar zelfs de meest nauwe straatjes door. Als ik ooit geld heb, wil ik er zo één kopen. In afwachting kreeg ik van een vriend alvast deze miniversie cadeau. Vandaag zie je dat soort modellen niet meer. De auto’s worden alsmaar aerodynamischer, en zijn steeds moeilijker van elkaar te onderscheiden. Ik moet ze niet.

Van der Brempt : Dat aerodynamische is ook zo vreemd, als je bedenkt dat auto’s meer niet dan wel rijden. Men zou ze in de eerste plaats in functie van die stilstand moeten ontwerpen. Want nu kan je in zo’n auto haast niets beginnen als hij niet rijdt.

Lambrecht : Voor mij kan de auto niet snel genoeg uit het landschap verdwijnen. Beroepshalve kan ik niet zonder, maar ik koop alleen maar wrakken. En ik vertik het om ze te wassen. Ik ben trouwens ook van mening dat dringend alle verkeerslichten moeten afgeschaft. Want hoe groter de chaos, hoe meer er stoppen met rijden.

EEN BRIL VAN THEO

Dietvorst : Zo’n bril is als een vlag. Je krijgt een etiket opgeplakt. Iedereen weet onmiddellijk : dat is een bril van Theo. Of erger nog : de bril van Tom Lanoye.

Pot : Die vormgeving is ook zo dominant. Alle aandacht gaat naar de bril, en niet meer naar het gezicht.

Pattyn : Wat voor sommigen toch wel een voordeel is.

Lambrecht : Ik draag uitsluitend tweedehands brillen.

Pattyn : Ik ben een absolute brillenfreak. Ik heb massa’s zonnebrillen. Knalroze, of met gele glazen, dingen van twintig frank waarmee je je ogen verbrandt. Maar dit soort brillen lijkt me echt iets voor mensen die daar ook nog de bijpassende kleding voor uitgezocht hebben, en waarvan je ook zo al het interieur kan raden. Alles in hun leven is zo goed doordacht.

Pot : En vaak zijn die glazen dan nog vals.

EEN BROODDOOS

Lambrecht : Bij mij ging het eten in een oude broodzak mee naar school.

Pattyn : Bij mij in aluminiumfolie.

Dietvorst : Alle geuren gingen zich in zo’n doos vermengen. Achteraf vind ik het verdacht dat er altijd een elastiek rond die doos moest.

Pot : Omdat ze anders openviel.

Van der Brempt : Toch zien die dozen er nog altijd hetzelfde uit. Als je dan naar Japan kijkt, waar ze hun eten in zulke schattige torentjes meenemen naar school. Zelfs van een brooddoos hebben ze daar grote architectuur gemaakt. Maar wij zijn de smosgeneratie, die haar eten in de snack haalt.

Lambrecht : Een morsig tijdperk, wat u zegt.

DE BELGISCHE DRIEKLEUR

Lambrecht : Melancholie is dit. Die vlag staat voor een staat in staat van ontbinding. Ze behoort tot de dingen die voorbij gaan.

Dietvorst : Voor mij behoorde die vlag al van kleins af aan tot de verbo-den dingen. Van vader mocht alleen de Vlaamse Leeuw uithangen.

Pot : Ik had als kind al problemen met die kleurencombinatie. Ze oogt zo goedkoop. Ze laat geen diepe emoties achter. Je associeert ze hoogstens met voetbal of wielrenners.

Lambrecht : Nou, ik heb thuis diverse van die vlaggen, en ook een Belgisch kampioentruitje. En de driekleur wordt bij ons ook al sinds jaar en dag in dweilen verwerkt. Uiterst fraai, en heel typerend voor de wijze waarop wij aankijken tegen de symbolen des staats. Ze moeten hun nut bewijzen.

Pattyn : Onlangs nog kreeg ik een cd in handen met Belgische bandjes. In de cover zaten de Belgische kleuren verwerkt. Ik had zoiets van : komaan, moet dat nu ? Maar de Britten doen dat onophoudelijk, en daar maak ik dan helemaal geen probleem van. Dat is toch een vreemde gêne : wat daar mag, vind ik hier niet kunnen.

Lambrecht : Dat die Belgische vlag zulke identificatieproblemen schept, vind ik één van haar grootste kwaliteiten. Net als die botsende kleuren. Het fascinerende aan België is het samenleven van zeer uiteenlopende stammen. Dit is dus een vlag die volledig de lading dekt.

EEN CONDOOM MET AARDBEIENSMAAK

Van Der Brempt : Het lukt me maar niet om een verband te zien tussen vrijen en…

Dietvorst :… aardbeien.

Pattyn : Ik heb ook iets tegen gekleurde condooms. Een groene penis, het is echt geen gezicht. En zo’n condoom is natuurlijk op zich al geen mooi object.

Pot : Ik heb daar niet echt een esthetisch probleem mee. Je vindt ze in de gekste vormen, zoals het vrijheidsstandbeeld. Het maakt het allemaal wat grappiger.

Pattyn : Daar maken de condoomfabrikanten ze ook voor : om de drempelvrees weg te nemen.

Lambrecht : Maar dan wil ik er toch wel op wijzen dat het mannelijk lid hier als een lolly gedefinieerd wordt.

HET EI VAN DIETVORST

Dietvorst : Voor mijn kippen door een vos opgegeten werden, kon ik er uren naar kijken. Naar hun pikorde, de haan die hen bewaakt, en de kloek die iedereen van haar eieren verdrijft. En natuurlijk is er dat ei zelf.

Lambrecht : Een mens kan niet beter.

Van der Brempt : Alleen al die manier waarop de spanning verdeeld is. Als je een ei in de lengte tussen duim en wijsvinger klemt, krijg je het niet kapot.

Pattyn : Dat heeft ook de bouwers van de duomo van Firenze geïnspireerd, toen ze niet goed wisten hoe het met de koepel moest.

Dietvorst : Dit is trouwens een scharrelei. Tien keer sterker.

Van der Brempt : Er is ook niets gruwelijker dan een legbatterij.

Dietvorst : En je proeft het verschil !

Lambrecht : Absoluut. Ik heb de neiging om een duur restaurant te testen op zijn omelet.

Dietvorst : In snackbars werken ze nu met eieren in de vorm van een worst. Dat garandeert even grote sneetjes voor elk broodje. Maar ik vind dat dus wel de verbeelding voorbij : dat een ei een worst wordt.

EEN PAK FRIET

Pattyn : Ik kan daar intens naar verlangen. Ik heb trouwens van die periodes waarin ik dagen lang niets anders dan junk food eet. Ik zie dat dan als een beloning.

Lambrecht : Een friet is ook de democratie in zijn meest eetbare vorm. Een volle maaltijd voor een habbekrats. Als je dat vergelijkt met het eten uit de muur van de Hollander…

Pot : Ik mag geen friet aanraken. Ik heb het aan de lever. En het duurt 74 dagen voor zo’n pak is verteerd.

Pattyn : Sinds ik op Studio Brussel Frituur Victoria presenteer, kom ik regelmatig in contact met frituristen, en het is ongelooflijk hoe die mensen met hun vak begaan zijn. Ik vind trouwens : een friet moet in een puntzak, en met mayonnaise bovenop, niet met cocktail- of tartaarsaus. Ook het plastiek lepeltje is essentieel. En door de frituristen wordt nu ook aangedrongen op een strengere controle op de kwaliteit van het frietvet.

Lambrecht : Een Ozonorm ?

EEN KOFFIEKOP

Pattyn : Geef mij maar een dikke ronde porseleinen cappucinokop.

Lambrecht : Fijn porselein voor mij. Er gaat niets boven het gerinkel van Limoges.

Pattyn : Het ergste zijn die plastieken bekers waar je je vingers aan brandt.

Lambrecht : Zoals op de BRT.

Van der Brempt : Als ik op een bedrijf koffie in zo’n plastieken beker krijg, weet ik meteen : dit zal wel hopeloos zijn.

Lambrecht (zonder een onmiddellijk aanwijsbare reden) : Weg met de schoonheid. De goede smaak is de vijand van de kunst, zei Marcel Duchamp. En hij had gelijk.

HET LEPELTJE VAN LAMBRECHT

Lambrecht : Als kind was ik al gefascineerd door die souvenirlepeltjes met een schildje. Wat daar allemaal opstond ! Bovendien zijn ze van een totale nutteloosheid. Want wat kan je daar mee scheppen ? Ik heb ze altijd als een fraai embleem voor onze cultuur beschouwd. En dit lepeltje heeft natuurlijk een biezondere betekenis, omdat op het schild Sint-Niklaas staat afgebeeld. De enige waar ik nog geloof aan hecht.

RIJSTSTOKJES

Dietvorst : Ik eet er zelfs aardappelen mee. Ze smaken dan zoveel beter. Ook al omdat je meer moeite moet doen. Wij willen het onszelf veel te makkelijk maken.

Van der Brempt : Het eet ook gezonder. En de bewegingen zijn zoveel prettiger.

Pattyn : Je hebt het gevoel dat je aan het degusteren bent. Al moet ik toegeven dat ik er niet goed in ben.

Lambrecht : Geoefende eters kunnen er nochthans behoorlijk mee schrokken. Maar ik moet dus ook wel mijn dagje hebben.

Pattyn : In Jordanië behelpt men zich gewoon met brood.

Lambrecht : Of met de hand.

Pot : Mijn ouders wisten nog van eten met een lepel, en uit één pot.

Pattyn : Ik heb in de Marollen een prachtig zilveren servies gekocht. Eet ik elke dag mee. Vrienden zeiden : wat krijgen we nu ? Maar alles smaakt zoveel beter.

DE ROLEXEN VAN VAN DER BREMPT

Van der Brempt : Ik vind een Rolex op zich al lelijk. Hij glimt te veel, en is veel te groot. Vooral in het Verre Oosten is hij nog een echt statussymbool. Maar op de markt in Bangkok kan je voor 500 fr. een perfecte namaak kopen. Dat vind ik pure poëzie, omdat hier plots een aantal waarden waardeloos worden. Ik heb meteen een hele bende van die kopieën gekocht, en bewaar ze nu in een weckpot. Zelf draag ik intussen geen horloge meer. Principieel. Rondom ons zijn al meer dan klokken genoeg te vinden. En wat heet dringend ? In Tokyo stellen ze al een onderzoek in als een metrostel dertig seconden te laat is. In Peru komt er een onderzoek als een trein vier uur vertraging heeft.

DE MECHELSE STOEL MET BIEZEN ZITTING

Pot : Je kon ze als kind zo heerlijk kapot pulken.

Lambrecht : En zoiets kon een vervelend bezoek aan de familie wat opfleuren.

Dietvorst : Ze lieten ook zo’n mooie rode strepen op de billen.

Lambrecht : Maar met het groot worden heb ik zowaar voor design stoelen gekozen, zij het tweedehands.

Van der Brempt : Ik verzamel stoelen. Van zwaar metaal tot karton.

Pattyn : Ik heb twee stoelen van Mies van der Rohe. Ook tweedehands. Maar bij die hedendaagse designers is dus echt niets goeds te vinden. Zelfs Starck vind ik niks. En je kan mensen in naam van de schoonheid toch niet de hele avond ongemakkelijk laten zitten.

Lambrecht : Ik ben hier van de obediëntie van Chantal : het zitcomfort gaat boven alles. En ik wil de eerste stoel nog ontmoeten die mij kan terroriseren.

Van der Brempt : Ze zouden stoelen op maat moeten maken, zoals een fiets. Maar anderzijds zitten we ook te veel. Tot nog niet zolang geleden was het zitten een privilege : de koning zat, en de rest moest zich staande houden.

EEN RECLAMETRAM

Lambrecht : Ik ben een volstrekte nostalgieker als het om trams gaat. En ik vind het schandalig dat men die oude trams zomaar van de hand heeft gedaan. Dat waren monumenten.

Van der Brempt : Ze geven de stad een gezicht, en zijn er onverbrekelijk mee verbonden. Die Britse taxi’s en dubbeldekkers, dat past nergens anders. Maar zelfs in Londen worden de dubbeldekkers nu als sardienendozen opengedraaid, tot een soort van cabrio’s.

Lambrecht : Het is als met die oude Vlaamse kasseien die nu overal weggebroken worden. In Antwerpen gebeurt dat nota bene op last van een Agalev-schepen. En als je dan die trams ook nog in reclame verpakt, dan krijg je het gezicht van hoerigheid, een stad in de uitverkoop.

EEN TELEFOONCEL MET HALVE DEUREN

Pattyn : Je moet daar maar eens met een rugzakje of handtas naar binnen stappen.

Van der Brempt : Zo’n cel illustreert op sublieme wijze dat Ongeveerisme dat hier in België tot staatsideologie werd verheven : twee halve deuren in plaats van één. Je moet wat dat betreft even de nieuwe luchthaven van Zaventem met die van Schiphol vergelijken.

Dietvorst : Waar ik me ook dood aan erger, is dat je daar in Zaventem een cel vindt en dan alleen maar met een kaart kan bellen.

Pattyn : Je vraagt je ook af : waarom niet één enkele kaart voor alles. En dat straatmeubilair van ons is natuurlijk wel een geval apart : je krijgt hier dan bijvoorbeeld een zitbank met zes aparte zitjes in plaats van een simpele plank. Als het geregend heeft, blijft er nog uren water in die kuipjes staan.

Lambrecht : Platbranden !

DE WERELDBOL VAN POT

Lambrecht : Mijn exemplaar is veel lelijker.

Pattyn : Ik heb nog zo’n grote bol van mijn vormsel. Gekregen van opa. Maar zelf verzamel ik vooral heel kleine exemplaren.

Pot : Ik heb er thuis wel een dozijn, en ik kan daar uren zoet mee zijn. Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat ze je het besef geven dat je hier bent, en tegelijk ook daar, onzichtbaar op die wereldbol. Als ik in mijn zetel naar die bol zit te kijken, kan ik nog amper geloven dat al die rest er ook nog is. Of dat de wereld niet meer dan dit is : een tweedehandse bol, door nicotine verkleurd.

DE WONDERBRA

Dietvorst & Pot (als uit één mond) : Nooit gezien.

Pattyn : Nooit gehad.

Lambrecht : Hij kan nochtans dienen ter verfraaiing van de werkplaatsen. Wat helaas bij ons (de BRTN-radio nieuwsdienst, mb) niet gebeurt.

Van der Brempt : Ik vind het iets heel postmoderns : het valse heeft niet alleen de plaats ingenomen van het oorspronkelijke, maar is er ook nog trots op. Want iedereen weet : dit is fake.

Pattyn : Die goed gevulde boezem is intussen weer out. Nu moeten we het weer allemaal met Kate Moss doen en modellen met magerzucht. Meisjes die er alsmaar jonger uitzien en androgyn. Ik vind dat geësthetiseer van het eigen lichaam toch wel een beetje uit de hand lopen. In Japan, alweer in Japan, hebben ze de virtuele schoonheid Kyoto Dato ontworpen. Dat is een ideaal waar geen vrouw van vlees en bloed nog aan tippen kan.

Pot : Dat was toch altijd al zo : vroeger had je de pin-ups.

Lambrecht : En de Venus van Milo !

Pattyn : Die heeft nog iets van een normale vrouw, en ik denk dat je vandaag nog altijd meer vrouwen op straat ontmoet die op Venus lijken dan op Kyoto. Dat is totaal artificieel, en je moet lijden en afzien om nog maar in de buurt te komen.

Van der Brempt : Eigenlijk gaat het om het verlangen een stereotiep te worden. De angst om als anders te worden herkend.

Lambrecht : Er is een Franse artieste wiens werk eruit bestaat dat ze zich door middel van plastische chirurgie alle stereotiepen van de vrouwelijke schoonheid toeëigent. Het resultaat ziet er helemaal niet mooi uit. Wat bewijst, vrienden, dat de ware schoonheid van binnen zit.

EEN PAKJE PAPIEREN ZAKDOEKJES

Lambrecht : Papieren zakdoekjes verhouden zich tot de gewone zakdoek zoals krokodillentranen tot echte tranen.

Pattyn : Het is als bij restaurants. Als er geen gesteven servetten op tafel liggen, kan je er al van op aan dat je het woord gastronomie die avond mag vergeten.

Pot : Ik heb me altijd afgevraagd waarom die met zo velen in dat pakje moeten zitten, en waarom, als je er een neemt, de anderen er altijd moeten uitvallen.

Pattyn : Die zakdoekjes zijn een typisch marketing product. Want zelfs een wc-rol doet het beter.

Lambrecht : Zo’n papieren zakdoek blijkt ook altijd te klein. En dat plakt dan langs alle kanten.

Pattyn : Stop dat maar eens in een zak van een jeans ! Ik herinner me die rituelen thuis, met die oude stoffen zakdoeken. Vader die nooit zonder propere zakdoek het huis verliet. Dat had iets. Maar dit gezegd zijnde : ik gebruik ze, die papieren zakdoekjes, met bergen. Omdat ik altijd een verkoudheid heb.

Dietvorst : Ik heb een hekel aan strijken. En dus wordt het wc-papier. Wat ik overigens nooit begreep : waarom mogen mannen grote stoffen zakdoeken gebruiken, en moeten vrouwen het met een kleine stellen ?

Van der Brempt : Vader had ook een geruite voor weekdagen en een witte voor zondag. Zo een zakdoek was trouwens een actor in het sociale leven. Je kon hem bijvoorbeeld laten vallen. Om iemands aandacht te trekken.

Lambrecht : We moeten hier dus alweer een verarming in het sociale leven constateren. Hoewel : in Iran nemen ze een papieren servet, waarvan de twee velletjes heel behendig uit elkaar worden getrokken, en vervolgens in vier gescheurd. Iedereen heeft dan zo’n kwartje van de helft van een servet. Acht mensen, door een zakdoek verenigd.

Van links naar rechts : Jef Lambrecht, Els Dietvorst, Chantal Pattyn, Veronika Pot en Dorian Van der Brempt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content