DE BRIT KIM JONES DEBUTEERT DIT SEIZOEN ALS MANNENONTWERPER VAN LOUIS VUITTON. “ECHT WAAR : DIT WAS VAN BIJ HET BEGIN MIJN DROOMJOB.”

Hij heeft ontworpen voor Umbro, het Britse sportswearlabel. Later was hij enkele jaren creatief directeur van Dunhill, het traditionele herenmerk, dat voor zijn passage bekender was om aanstekers dan om maatpakken. En sinds vorig jaar werkt Kim Jones dus als chef van de herencollecties (officieel : style director) bij Louis Vuitton, onder het goedziend oog van Marc Jacobs. Zijn eerste collectie ligt nu in de winkel.

“Echt waar, dit is mijn droomjob”, lacht hij in het halfduister van zijn kantoor in het voormalige grootwarenhuis La Belle Jardinière, nu het hoofdkwartier van Vuitton, aan de oevers van de Seine. “Het was ook absoluut de enige baan waarvoor ik naar Parijs wou verhuizen.”

“Ik heb mijn hele volwassen leven in Londen doorgebracht. En nu woon ik hier. Dat is aanpassen. Ik heb mijn vrienden al twee maanden niet gezien. Maar eerlijk gezegd : ik heb geen tijd. De dagen vliegen voorbij, met mijn werk in de studio, met allerlei nevenprojecten. Ik reis ook veel.”

Jones is die ochtend om 5.30 uur geland van een korte zakenreis naar Zuid-Afrika. Het continent heeft weinig geheimen voor hem. Hij is er deels opgegroeid. “Mijn vader is een Brit, mijn moeder was Deense. Ze hebben elkaar ontmoet op de Canarische Eilanden, en ze zijn gescheiden toen ik vijf was. Mijn vader was hydrogeoloog. Tot mijn veertiende verhuisden we voortdurend. Eerst woonden we in Ecuador. Daarna in Ethiopië, Botswana, Kenia. Ik heb magische herinneringen aan Afrika. Aan het klimaat, aan de wilde dieren die je daar voortdurend en overal ziet. Ik keer zo vaak als ik kan terug. Dit keer was ik er voor een fotosessie in opdracht van een tijdschrift ( met de gereputeerde Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter Hugo), maar meestal ga ik er gewoon met vakantie. Ik heb een drukke baan, en in Afrika kom ik tot rust.”

Terug in Engeland na het Afrikaanse avontuur van zijn vader, raakte Jones langzaam maar zeker gebeten door de modemicrobe. Zijn zus, Nadia (later creatief directeur van de Britse winkelstraatketen Oasis), gaf het voorbeeld. “Ze studeerde aan de modeschool in Londen. Ik kreeg al haar tijdschriften. We woonden in een huis op het platteland. Ik smachtte de hele tijd naar Afrika. Terzelfder tijd was ik gefascineerd door Londen, omdat daar zoveel gebeurde. Als kind wilde ik zoöloog worden. Ik lees nog altijd tijdschriften als National Geographic. Ik ben geïnteresseerd in klimaatverandering, zeldzame dieren, natuurkunde. Voor mijn laatste reis ben ik naar Madagaskar geweest. Daar zie je dieren, planten, landschappen waarvan je weet dat ze er misschien niet lang meer zullen zijn.”

EEN NIEUW WONDERKIND

De moeder van Kim Jones overleed toen hij pas zeventien was. Iets later nam hij het voornemen om iets creatiefs met zijn leven te doen. Hij trok in bij zijn zus in Londen, en werd snel onafhankelijk.

“Londen, dat was voor mij een cultuurschok. Ik was opgegroeid in relatief verlaten oorden. En in Londen wist ik niet waar eerst te kijken. Ik was gefascineerd door de clubcultuur, de skateboardcultuur, de straight edge-beweging. Ik kwam overal, vond alles even fascinerend. Ik ging uit in Soho en daar zag ik mensen die ik herkende van de pagina’s van i-D en The Face. Ik was naïef, zeker, en heel erg opgewonden.”

Jones studeerde mode aan Central St Martins en begon bijna onmiddellijk na zijn opleiding met een eigen lijn. Die werd destijds fel opgemerkt. “Dat was in 2003. Het lijkt een eeuwigheid geleden. Ik kreeg destijds onmiddellijk aandacht in de pers. Ik heb daar niet veel moeite voor moeten doen. Geluk gehad, allicht. Ik had nooit gedroomd dat alles zo snel zou gaan.”

Hij had geluk, maar vooral ook talent. Hij showde zijn lijn in Londen, New York, en vooral in Parijs, waar hij zijn catwalkdebuut maakte in 2004, en hier en daar werd onthaald als een nieuw wonderkind.

Hij begon zijn samenwerking met Umbro en werkte daarnaast ook als consultant voor modebedrijven als Hugo Boss, Mulberry, Iceberg, Topman en Uniqlo. In 2008 ging hij aan de slag als creatief directeur van Dunhill, onderdeel van de luxegroep Richemont (die onder meer ook Chloé en Cartier in handen heeft). In die periode, na acht collecties, stopte hij met zijn eigen lijn. “Als je je eigen merk hebt, moet je ook een zakenman zijn. Ik ben liever creatief bezig dan dat ik me over Excel-sheets moet buigen.”

Bij Louis Vuitton volgde Jones vorig jaar de gerespecteerde Nederlandse ontwerper Paul Helbers op. Hij was er, zegt hij zelf, helemaal klaar voor. “Voor Umbro ontwierp ik sportswear, voor Dunhill tekende ik hoofdzakelijk pakken. Zo heb ik me kunnen verdiepen in twee heel verschillende aspecten van de mannengarderobe. Ik zie die vorige jobs als bouwstenen. De droomjob, dat was altijd Vuitton.” Een merk dat zich richt tot een ingebeelde reiziger : half zakenman, en half avonturier. Een klant, kortom, die zowel comfortabele kleding als pakken behoeft.

Over zijn carrièrekeuzes wilt Jones het volgende kwijt : “Je moet de zaken in de juiste volgorde aanpakken. Blijven leren, dat is belangrijk. Ik deed overigens al veel tailoring met mijn eigen label. De mensen zagen dat niet noodzakelijk. Maar het was er wel.”

“Voor ik bij Vuitton aan de slag ging, heb ik veel research gedaan. Ik wou goed voorbereid zijn. Ik heb gekeken naar wat werkte. Paul Helbers was bijzonder goed in details. Hij had een oog voor materialen. Details en materialen blijven belangrijk voor de lijn.”

Wat brengt hij zelf bij ? “Ik vind het belangrijk om in de mannenmode de werkelijkheid niet uit het oog te verliezen. Er is de voorbije jaren natuurlijk veel veranderd. Mannen hebben meer vrijheid. Ze hoeven doorgaans geen pak meer te dragen op het werk. De richtlijn is nu : dress how you should.”

AFRIKAANS OPTIMISME

“We doen veel aan materiaalresearch. Hoe krijg je hemden kreukvrij ? Hoe haal je de beste performance uit een kledingstuk ? Ik wil mooie kleren maken waarmee je zo weinig mogelijk last hebt. Overal waar ik kom stel ik vast dat mannen kwaliteit op prijs stellen. Of het nu gaat om een duur pak of om een trui van een winkelstraatmerk als Uniqlo. Bij Vuitton maken we sleutelstukken voor de mannengarderobe. Op de catwalk worden die gesublimeerd. Door de styling, de spotlampen, de modellen. Maar het zijn wel échte producten. Zo’n kroko jasje is bijzonder licht en comfortabel.”

“Vijftien à twintig procent van mijn collecties voor Vuitton kunnen worden beschreven als fun stuff. De rest van de kleren is realistisch. Ik ben, als je het zo bekijkt, een beetje saai.” Saai ? Hm. Zijn stijl is misschien conservatief, maar tegelijk ook jong van geest.

Bovendien weet hij precies hoe hij een spectaculaire catwalkshow op het getouw moet zetten. Zijn debuut voor Vuitton, in de serres van het Parc André Citroën, was vorige lente een van de hoogtepunten van de Parijse mannenweek. Jones liet zich hoofdzakelijk inspireren door zijn jeugd in Afrika. In de hoofdrol : een hybride van het dambordmotief van het merk en het felgekleurde textiel van de Masaikrijgers.

“Ik heb gekeken naar figuren als Peter Beard en David Attenborough : westerse mannen die in de jaren veertig en vijftig naar Afrika reisden en daar hun Ivy League kledingstijl mengden met elementen van de plaatselijke klederdracht. Ik heb ook gekeken naar de manier waarop Afrikaanse mannen pakken dragen. Voor deze collectie heb ik nog eens gekeken naar straatfoto’s die ik in Nairobi heb gemaakt. Ik heb enorm veel bewondering voor de Afrikanen, voor het optimisme dat ze uitstralen.”

Paul Helbers werkte grotendeels onafhankelijk, en dus zonder veel bemoeienissen van Marc Jacobs, die het volledige imperium van Vuitton overziet (“Ik zie Marc gewoonlijk twee keer per jaar,” vertrouwde Helbers ons ooit toe, “meestal een kwartier voor de show, wanneer hij de collectie ontdekt.”).

Jacobs heeft blijkbaar het volste vertrouwen in zijn mannenontwerpers. “We praten regelmatig”, zegt Jones. “Dan bekijken we wat we samen kunnen doen. Materialen uitwisselen, bijvoorbeeld. Ik zie de twee collecties als een gehuwd koppel. Man en vrouw hoeven er niet hetzelfde uit te zien. Maar ze moeten wel nog bij elkaar passen.”

Jones ontwerpt vier collecties per jaar, en een hoop accessoires. “We hebben ongebreideld veel mogelijkheden. Alles kan. Je krijgt nooit een neen. In de studio werken we met veertien mensen. Dat is veel volk. Ik kan soms een stap terugzetten, delegeren. Dat moet. Ik zou gek worden als ik alles zelf moest doen. Ik heb een uitstekend team geërfd. Ik heb slechts één iemand meegebracht. We werken al zeven jaar samen, en zij kan in mijn plaats ‘ja’ of ‘neen’ zeggen. Dat helpt.”

Denkt Kim Jones soms al aan een leven na Vuitton ? “Als er ooit een eind aan komt, dan zou ik allicht liever iets anders doen. Een film regisseren, wie weet. Ik kan me echt geen betere baan inbeelden. Na Vuitton lijkt het me moeilijk om nog genoegen te nemen met iets anders.”

DOOR JESSE BROUNS

“ALS JE JE EIGEN MERK HEBT, MOET JE OOK EEN ZAKENMAN ZIJN. IK BEN LIEVER CREATIEF BEZIG DAN ME OVER EXCEL-SHEETS TE BUIGEN”

“IK ZIE DE TWEE COLLECTIES ALS EEN GEHUWD KOPPEL. MAN EN VROUW HOEVEN ER NIET HETZELFDE UIT TE ZIEN. MAAR ZE MOETEN WEL NOG BIJ ELKAAR PASSEN”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content