Zonder Plan België, geen school. Zo reëel is het, voor de kinderen van het Cambodjaanse Siem Reap. De kans die de ontwikkelingsorganisatie ze geeft, grijpen ze met beide handen. Zo stevig, dat we er zelfs tijdens de vakantie twee volle klassen aantreffen. “We wanted to practice.” Ziedaar jong Cambodja, studerend naar een leven van meer dan één dollar per dag.

Twintig uur zijn we onderweg naar Cambodja. Plan België-medewerker Paul Deleye, fotograaf Wouter Van Vaerenbergh en ik. We bezoeken er een scholenproject, dat er kwam dankzij Plan België. En gaan er specifiek de nieuwe vleugel van een schoolgebouw bewonderen, gebouwd met de opbrengst van het Gala van de Gouden Garde van Weekend Knack, twee jaar geleden.

Op het vliegtuig verdiep ik me in het informatiemapje dat Paul me gaf. Over Plan België, over Cambodja, en over Plan Cambodja. Ergens boven India lees ik een handvol facts en figures over het koninkrijk. Niet om vrolijk van te worden. Meer dan één op de drie Cambodjanen moet het rooien met minder dan één dollar per dag. De Cambodjaan wordt gemiddeld 57 jaar. Veertig procent van de kinderen onder de vijf jaar is ondervoed. De gezondheid van de bevolking sputtert : knokkelkoorts, tyfus, diarree en uitdroging, het grootste percentage hiv- en aidsgeïnfecteerden van Azië. Er leven meer dan 10.000 straatkinderen. Meer dan 20.000 vrouwen en kinderen zijn het slachtoffer van sekshandel. Eén op de 250 Cambodjanen is gehandicapt – door de ontelbare landmijnen waarmee het land nog altijd bezaaid ligt.

De ellende verbaast niet. Dit is een land dat zijn wonden likt, na haast een halve eeuw oorlog. Na een halve eeuw van extreme wreedheden. Pol Pot en zijn Rode Khmer-regime, eind de jaren zeventig, doodden in drie jaar tijd zo’n twee miljoen Cambodjanen. Dezer dagen begint het Cambodjatribunaal overigens eindelijk aan de berechting van enkele genocidekopstukken.

Killing Fields

De killing fields, de ‘slachtvelden’ van de Rode Khmer, lijkt nog altijd hét begrip waar de wereld het land mee associeert. De bedenker van de naam is overigens net dit jaar in maart overleden. Dith Pran, de Cambodjaanse tolk van The New York Times-journalist Sydney Schanberg, die tijdens de Vietnamoorlog verslag uitbracht over de Amerikaanse bombardementen van Vietcongbasissen in Cambodja. De gelijknamige film over het duo heeft de wereld tot nog toe zowat het meeste inzicht verschaft in de recente geschiedenis van het land. Een somber uithangbord.

Al mist de glamourfilantropie van Angelina Jolie evenmin zijn doel. Sinds Jolie een Cambodjaans adoptiekindje heeft, weten meer westerlingen dan ooit van het bestaan af van dat land tussen Thailand en Vietnam. En naar haar barmhartige voorbeeld tast de wereld dieper in de beurzen dan gelijk welke sensibiliseringscampagne zou kunnen forceren. Net zoals het land zich geen krachtigere toeristische campagne kon wensen, dan de film Tomb Raider waarin Jolie als de krijgersbabe Lara Croft rond klautert in de Cambodjaanse Angkor Wat-tempels.

En toch. Ook lang na de officiële verdrijving van de Rode Khmer in 1979, bleef een burgeroorlog stuiptrekken. Eén groot mijnenveld was en bleef Cambodja. Ook letterlijk. Sinds 1979 trappen elke dag gemiddeld zes Cambodjanen op een mijn. 1999 was het allereerste jaar zonder aanslagen. Amper tien jaar kan het land nog maar vrijuit ademhalen. Maar ook al kampt Cambodja anno 2008 nog altijd met helse spookpijnen, het land vecht terug. Dapper – jaarlijks groeit de economie (vooral dankzij toerisme) gemiddeld met 7 procent, en recent werd olie ontdekt. En vooral : met de vrouwen op kop. In de plattelandsklassen zijn meisjes verreweg in de meerderheid. De vrijwillige leraars die we in de dorpen zelf aan het werk zien, zijn vrouwen. En ook de drie Plan Cambodja-medewerkers die ons ontvangen en rondleiden : vrouwen.

Leraarloon : 25 dollar per maand

Onder hen, de indrukwekkende dame Sophary Pich, hoofd van Plan Cambodja in de provincie Siem Reap. Ze ontvangt ons de eerste ochtend, en vertelt in een opvallend rijke Engelse woordenschat over hun werking. Ze is hard voor haar land – “we blijven voorlopig een vreselijk corrupte samenleving” – maar neemt het heft hoopvol in handen. Ontstellend hoopvol, als ik ’s avonds hoor hoe ook zij haar deel van de ellende heeft gekregen. Ze vertelt het tijdens het eten. Schijnbaar onbewogen. En enkel omdat ik ernaar vraag – wat doet het verleden ertoe ? “Van mijn vijftien tot mijn achttien verbleef ik in de kampen van de Rode Khmer. Zoals iedereen moest ik het land en de rijstvelden bewerken. Ik had dat nog nooit gedaan, ik wist amper hoe eraan te beginnen. Maar dat mocht ik uiteraard niet laten blijken. Mijn broer die toen aan de universiteit studeerde, hebben ze vermoord. Zoals alle intellectuelen toen. Mijn vader was gedood, net voor de Rode Khmer aan de macht kwam. En mijn moeder stierf nog voor de val van de Rode Khmer, uitgeput en ziek. Erna woonde ik bij mijn zus en tante. Mijn zus regelde mijn huwelijk, op mijn negentiende trouwde ik. Al snel kreeg ik mijn eerste dochter. En toch ben ik daarna opnieuw gaan studeren. Als een van de weinige meisjes. Ik moest en ik zou. Ook mijn drie dochters hebben gestudeerd. Daarmee staat of valt hun toekomst : met opleiding. Als Cambodja wil openbloeien, dan moeten zijn kinderen studeren. Zo simpel is het.”

Simpel, maar niet evident. De meeste scholen zijn tot nog toe geconcentreerd in de steden, en vooral bevolkt door middenklassers. Er zijn te weinig leraars. Weinig gemotiveerd bovendien, want onderbetaald (met hun 25 dollar per maand krijgen ze vaak hun transportkosten amper betaald). Op het platteland maakt de kleine helft niet eens de lagere school af, middelbare scholen zijn er amper. En vooral meisjes zien de ouders liever thuis zorgen voor hun boers, zussen en – als dat er al is – het varken, dan school te lopen voor een toekomst die er toch niet zal zijn. Nogal een zware kar om op gang te trekken dus, maar met vereende krachten van ngo’s en de overheid lijkt die toch in beweging te komen.

Om vijf uur op, en anderhalf uur fietsen naar school

Dat merken we de eerste middag in het dorpje Trapang Svay, op goed drie kwartier rijden van de stad. Zodra je de stad verlaat, slaat de armoede je in het gezicht. Naakte kinderen, schamele hutten met privévuilnisbelten, moeders met gebroken blikken. Ellende die diep contrasteert met het mooie landschap : helgroene rijstvelden die net niet verdrinken en de hemel weerspiegelen, tussen stroken dieprode aarde. Te midden hiervan : een ambitieus, stenen schoolgebouw. Een van de weinige (lager) middelbare scholen in de provincie Siem Reap, buiten de stad. De eerste vleugel van het gebouw kwam er in 2003 en bleek al snel te klein – 45 kinderen per klas, en dan nog moest in twee shifts les gegeven worden. Uitbreiding was hoog dringend, en die kwam er vorig jaar : zes nieuwe klassen, gebouwd met de opbrengst van het Gala van de Gouden Garde.

Het schooljaar start hier pas op 1 oktober. We zouden dus jammer genoeg geen lessen kunnen volgen, had Plan ons op voorhand gewaarschuwd. Maar zie, twee klassen blijken toch bevolkt. Enkele leerlingen waren bezorgd dat hun Engelse kennis zou opdrogen tijdens de vakantiemaanden, en hadden de leraar opgetrommeld. Onder hen de zestienjarige Voleak. Blootvoets, zoals al haar medeleerlingen. Staat ’s morgens op om vijf uur. Fietst anderhalf uur naar school. Bewerkt in de late namiddag thuis het rijstveld, kookt voor haar drie boers en een zus, en studeert daarna nog wat – met behulp van een petroleumlampje. Wat ze later wil worden ? English teacher. Dezelfde verhalen en krek dezelfde toekomstdroom bij de andere leerlingen. De enige uitzondering is de achttienjarige Toeurm. Die wil gids worden.

De oudsten zitten in de negende graad, het derde middelbaar. Voor vele plattelandskinderen in Siem Reap hield het hierna op. Hoger middelbaar bestond immers alleen in de stad. Onbereikbaar met de fiets, en geen geld voor een bromfiets. Maar dit jaar wordt dat anders. De overheid was onder de indruk van de school van Plan, en van zijn populariteit, en besloot om zelf een vleugel bij te bouwen voor het hoger middelbaar, daar wordt nu met man en macht aan gewerkt.

“Hier houdt het op”

Hoopgevende tekens, stuk voor stuk. En het meest hoopgevende en hartverwarmde zien we die avond, in het dorpje Samrorng. Sinds enige tijd wordt in enkele dorpen Engelse les georganiseerd voor de kinderen, vrijwillig gegeven door jongeren uit datzelfde dorp. Het (vaak) weinige dat ze zelf kennen, al meteen doorgeven aan de kleinsten : het is jong Cambodja dat elkaar de hand reikt, en hoe mooi is het om dat te zien. De vrijwillige lesgevers blijken vooral meisjes, tussen achttien en drieëntwintig, die zelf nog op school zitten. Ze zien het als een plicht, en tegelijk een mooie oefening. Wat zijn ze ambitieus, de plattelandsmeisjes, en hongerig naar kennis.

Die avond in Samrorng geeft Salet les. Ze is achttien en woont in het huis naast het afdakje waaronder de les plaatsvindt. Een veertigtal kinderen, tussen vijf en tien, zit er gedisciplineerd stil achter bankjes, met een schriftje Engels voor de neus. De batterij, radio en de lamp werden gegeven door Plan Cambodja. Ze lezen samen. ” This is John. He’s my friend. He’s from Cambodja.” De schelle stemmetjes scanderen het luid en enthousiast. Na de les spreek ik met lerares Salet. Ze doet dit sinds januari, vertelt ze. Elke avond, van vijf tot zeven. Ook zij stond tot voor de vakantie elke dag op om vijf uur, om op tijd op school te zijn. “Al heb ik het voorbije jaar nogal wat lessen gemist. Omdat ik mijn ouders moest helpen op het rijstveld. Ik vond het vreselijk als ik niet naar school kon, ik weet dat de leraar dan zeer bezorgd is. Maar ik had geen andere keuze.” Hoeveel jaar middelbaar ze nog voor de boeg heeft ? “Nog drie jaar, in principe.” In principe ? “Mijn ouders willen niet dat ik naar de stad trek voor mijn hoger middelbaar. We hebben er het geld niet voor. En ik moet zorgen voor de familie.” Ze haalt de schouders op. “Hier houdt het dus op.”

Ze kijkt me aan, slaat haar handen voor haar gezicht, en begint te huilen. Ten einde raad. Ze weet wat ze moet doen om haar vleugels uit te slaan en dit leven te overstijgen. Ze weet dat ze het kan. Ze weet dat ze er dag en nacht voor wil werken, en al heeft gewerkt. Maar ze weet ook, steeds zekerder, dat het niet voor haar is weggelegd.

Ik weet in geen honderd jaar wat te zeggen. Voor ik vertrek, vraagt Salet nog mijn e-mailadres – contact met de zo begeerde wereld out there. Ik vraag ook dat van haar. Trots schrijft ze het met krullerige letters in mijn schriftje.

Planmedewerkster en brein achter de vrijwillige Engelse lessen Thory hoort later wat er gebeurd is, en belt Salet (via de gsm van haar broer) meteen op. Blijkbaar wist Salet nog niet van de nieuwe vleugel in haar school, waarin vanaf 1 oktober het hoger middelbaar begint. Ze zou dus toch niet naar de stad moeten, wat voor haar onbetaalbaar is. Salet krijgt hoopt, maar vreest niettemin voor de reactie van haar moeder. Die ziet er nog altijd het nut niet van in en mist Salet niet graag in het huishouden. Ze zal haar moeder proberen te overtuigen, zegt ze. Ze zal Thory nog iets laten weten.

Kleuterles over de bananenboom

De wil en ambitie van jong Cambodja zijn er. Het geloof en het vertrouwen sterken aan. En dus blijven Plan België en Plan Cambodja nieuwe stappen zetten. De nieuwste : het Early Childhood Care and Development-project. Of simpeler : kleuteronderwijs. Voor de plattelandsbevolking een volledig nieuw concept, maar volgens Sophary dringend. “Op je zesde voor het eerst een dag moeten stilzitten, en doen wat een leerkracht je vraagt : dat is te laat. Kinderen moeten dat vroeger leren. Ook leren omgaan met klanken en abstracte concepten : dat moet vroeger. Kleuteronderwijs moet voorkomen dat kinderen tijdens het eerste jaar lager onderwijs opgeven, zoals nu heel vaak het geval is.”

Het project is hier en daar al op gang getrokken. ’s Anderendaags nemen we een kijkje in zo’n ‘kleuterklas’. In de open lucht, onder een afdak, zitten twee groepjes van telkens een twintigtal kleuters. De ene met drie- en vierjarigen, de andere met vijfjarigen. De leraressen zijn van het dorp zelf, twintig jaar, en betaald door Plan. Vandaag leren de oudsten over de bananenboom. Ze gaan er één bekijken, honderd meter verder. Ze omschrijven hem, leren wat je met een bananenblad kunt doen (dingen inpakken), betasten de boom en proberen te verwoorden hoe de schors en het blad aanvoelen. Terug in de klas tekenen ze de boom na, op een lei met een stukje krijt. Er wordt nog gezongen en gedanst, en tegen halfelf mogen ze hun schortjes afgooien en sprinten ze blij naar huis. Enkelen blijven nog even plakken in het bijeengesjorde speeltuintje, naast de klas. Duidelijk : dit project is klaar om in het hele platteland ingezet te worden. Nu nog de middelen (zie hieronder).

De laatste avond vraag ik Thory of Salet al geantwoord heeft. “Nog niet. Ik wacht nog even af. Maar ik houd het nauwgezet in het oog. Wees gerust.” Ze meent het. Zelf uit een arm plattelandsgezin, heeft Thory dezelfde strijd moeten leveren. Ze begrijpt als geen ander Salets wanhoop. En haar vastberadenheid.

Terug in België heerst de ‘Terug naar school !’-gekte volop. Ze valt me voor het eerst op : de evidentie van het uitroepteken. In een reclamefolder zie ik de prijs van 5,60 euro voor drie cursusblokken. Acht dollar is dat. Net genoeg voor Plan om in Cambodja één kind de lagere school te laten aanvatten.

De reportage kwam tot stand met de vriendelijke medewerking van Connections : www.connections.be

Door Guinevere Claeys Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content