Het is vrij uitzonderlijk dat de lovende kritieken die je meestal op de achterflap van een boek vindt, beantwoorden aan de werkelijkheid. Wat uitgeverij Prometheus over “De onschuld van kinderen” van de 27-jarige Italiaanse Simona Vinci beweert, klopt echter als een bus. Het boek wordt aangeprezen als “een hoogstaand literair werkje, rauw en teder tegelijk, van hoge stilistische kwaliteit”.

Elders luidt het dat “de kinderen in deze roman de taak op zich hebben genomen ons het onbegrijpelijke van de wereld te laten zien.” De draagwijdte van die laatste uitspraak is pas na lectuur volledig te begrijpen. Want dit is een boek dat om wat bezinkingstijd vraagt. Dit is een boek dat pijn doet.

Centrale figuur is Martina, een meisje van tien. Ze woont in een buitenwijk en speelt gewoonlijk samen met haar leeftijdsgenootjes op het plein naast hun flatgebouw. Het zijn heel gewone kinderen. Ze rolschaatsen, hangen rond het ijskraam, spelen kernoorlogje of doen het ‘zoenspelletje’.

Op een dag wordt Martina samen met haar vriendin Greta uitgenodigd door drie jongens om hen te vergezellen naar hun geheime ontmoetingsplaats, een afgelegen loods. Nieuwsgierig springen de meiden achterop de scooter. De 14-jarige Mirko treedt op als leider van de groep. Eerst laat hij hen plaatjes zien uit een glanzend tijdschrift waarin naakte mannen en vrouwen rare dingen met elkaar doen. Dan moeten ze – in al hun onbeholpenheid – die rare dingen nadoen. Geïntrigeerd door het onbekende, gehoorzamen de anderen.

In het leven van de kinderen worden de bezoekjes aan de loods een ritueel. Wat er zich afspeelt, staat ver van puberale verliefdheid of romantiek. De seksspelletjes lijken onontkoombaar. De groepsregels primeren. “Allemaal samen of niets”, had Mirko gezegd. In die bijna dwingende sfeer ontdekken de kinderen hun eigen lijf en dat van de ander. Onvoorbereid, onvoorgelicht. Hun naïviteit is soms ontroerend, soms schrijnend.

“Mirko streek met zijn vingers over Martina’s borst en streelde niet bestaande rondingen. Omdat hij ze voelde en zij erin geloofde, zouden ze zo te voorschijn komen. Toen ze haar hoofd een beetje optilde, zag ze hoe haar magere, blote benen, bedekt met minuscule blonde haartjes, uit elkaar gingen om zijn hand toe te laten. Wie weet of dat de goede manier was.”

Na haar ontmaagding is Martina helemaal in de war. “Dit was dus liefde”, bedenkt ze. Ze begrijpt er niks van, schrikt van het bloed. “Mirko had haar een papieren zakdoekje gegeven om zich af te drogen, en door de neutrale uitdrukking op zijn gezicht had ze begrepen dat het normaal was. (…) Ze deed net of alles in orde was, of er geen problemen waren.”

Simona Vinci beschrijft het allemaal nogal sec en afstandelijk. Tegelijk slaagt ze erin rond het geheel een indringende, huiveringwekkende sfeer te creëren. Vanaf de eerste pagina hangt er iets onheilspellends in de lucht en naarmate het boek vordert, wordt die dreiging almaar sterker. Omdat je meeleeft met die veel te vroeg en veel te ruw volwassen geworden kinderen, wordt de spanning bijna ondraaglijk. Je wil hen behoeden voor het onvermijdelijke, afschuwelijke drama dat hen te wachten staat.

“De onschuld van kinderen” doet denken aan boeken als “Vallen” van Anne Provoost en “De verborgen geschiedenis” van Donna Tartt. Martina zou ook wel eens erg op Rosie van Patrice Toye kunnen lijken: even kwetsbaar en snakkend naar liefde, even noodgedwongen vroegrijp. En tegelijk zo dicht bij de dood. Na het lezen van dit boek, kàn je niet anders dan genuanceerd denken over de lotgevallen van een 13-jarige jongen uit Schaarbeek.

“De personages en het verhaal zijn verzonnen, maar voorstelbaar”, schrijft Simona Vinci vooraan in haar boek. Dat het uit de hand gelopen spelletje dat zij beschrijft, een seksuele dimensie heeft, maakt het incident niet minder aannemelijk of voorstelbaar. Uit niets blijkt dat deze kinderen kleine perverten of kleine criminelen zouden zijn, nee, het zijn juist heel gewone kinderen en dat maakt het verhaal zo beangstigend.

De ouders van deze kinderen komen slechts terloops ter sprake, nergens wordt gesuggereerd dat het om verwaarloosde kinderen gaat, tenzij men het feit dat ze op straat mogen spelen tegenwoordig al als een teken van verwaarlozing moet beschouwen. Wèl zegt Martina ergens over haar ouders dat ze er altijd moe uitzien en dat het lijkt alsof ze nooit tijd hebben. “Het lijkt wel alsof niemand ooit veel tijd heeft, ook kinderen niet. Maar zij, zij en haar vrienden hadden wel tijd.”

Simona Vinci, De onschuld van kinderen, Prometheus, 143 blz., 515 frank.

Jo Blommaert / Tekening Sandra Schrevens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content