Te voet en per kano door de bush

Zonsondergang : tijd om aan te meren op de oever van de Zambezi. © TEKST EN FOTO'S MYRIAM THYS

Peddelen langs honderden nijlpaarden en immense krokodillen die elke beweging nauwgezet volgen, leven en slapen in de bush : de Zambezi afvaren is een ‘once in a lifetime’-belevenis. Een safari met de kleinst mogelijke ecologische voetafdruk.

een luipaard en ik ben nog maar net in Zimbabwe. Dixan die me van de landingsbaan ophaalt, vraagt of ik nog een game drive wil doen voor we naar het kamp gaan. De timing is perfect, late middag, we zien giraffen, zebra’s, olifanten, gnoes, massa’s antilopen en een haas die eruitziet als een minikangoeroe. En dan plots die slanke luipaard. Zonder een prooi te viseren staart hij voor zich uit. Als hij langzaam overeind klimt, is er geen dier meer te bekennen. Een springbokje dat met schwung over een omgevallen boom wipt, is de laatste die zich uit de voeten maakt. “De gin-tonic wacht”, lacht Dixan. Tijd voor een sundowner in het kamp. Little Makalolo wordt uitsluitend gerund door vrouwen. Girl power in de safaribusiness is een unicum. Voor ik aan de kanotocht begin, blijf ik drie dagen in dit luxe safarikamp. Ruim de tijd dus om het grote wild van dichtbij te zien.

De eerste ochtend begint al groots : zeven leeuwinnen, evenveel welpen en een lui, uit de kluiten gewassen mannetje dat al het werk aan de leeuwinnen overlaat. Zoals het verjagen van een driejarige mannetjeswelp, hij wordt verstoten omdat hij geslachtsrijp is. Het gebrul gaat door merg en been. Het is triest en tegelijk fascinerend om te zien hoe het jonkie blijft terugkomen. Maar de wetten van de bush zijn onverbiddelijk. Een paar leeuwinnen drinken aan een put, een groepje buffels past, liever dorstig dan dood. De leeuwenfamilie heeft net een jonge olifant gedood, maar zelfs verzadigd worden ze gewantrouwd. Ik denk aan het statement van Karen Blixen in Out of Africa : ” You know you are truly alive when you’re living among lions.”

Te veel olifanten

’s Nachts hoor ik tumult aan de waterput bij het kamp, het gebrul is oorverdovend. Spannend, want geluid zonder beeld prikkelt de fantasie. Veel drinkpoelen staan droog en die van het kamp blijkt de inzet van een titanenstrijd tussen olifanten.

We vertrekken vroeg. Van de dorre bush rijden we plots tussen rozenhoutbomen. De schors werd eraf gescheurd door olifanten, waardoor de stammen lijken te bloeden. Hwange National Park telt zo’n slordige veertigduizend olifanten. Veel te veel, maar elimineren is verboden en bovendien te duur. “Hopelijk herstelt het natuurlijk evenwicht zich vanzelf”, zegt Dixan. Voorlopig krioelt het er van de pasgeboren olifantjes. Een drie dagen oud kalf loopt gezwind mee met de kudde. De alerte ouderen laten de oren flapperen wanneer we iets te dichtbij komen, maar het blijft bij een waarschuwing. De privéconcessie van Wilderness (500 km2) maakt deel uit van het immense Hwange National Park, dat half zo groot is als België. We zien er nauwelijks andere jeeps. De boom die er het meest voortkomt is de acacia. En geen acacia’s zonder giraffen, het is hun favoriete eten. Giraffen zijn ontzettend nieuwsgierig, soms lijken ze ons beter te observeren dan wij hen.

Ranya, de manager, vertelt me de laatste avond dat Zimbabwe zich eindelijk herstelt. In 2008 bedroeg de inflatie honderd procent, het geld was zo waardeloos dat er enkel nog aan ruilhandel werd gedaan. En al zijn de meeste Zimbabwanen christelijk, op zo’n moment grijpen mensen terug naar wat ze kennen : voorouderverering en medicijnmannen. Vooral buiten de stad vieren eeuwenoude tradities weer hoogtij.

Hippo mag ik overvaren ?

De jeeps gaan op stal en ik maak kennis met mijn medepeddelaars van de kanosafari, overwegend dames. In het Ruckomechi kamp, in het hart van het Mana Pools National Park, geeft Graham een korte briefing. Hij zal toezien op het vlotte verloop van het wildkamperen. De regels zijn vrij strikt : ’s avonds altijd met een zaklamp rondlopen, niet meer de tent uit als iedereen slaapt en wanneer er gevaar dreigt of beesten rondsluipen op de hoorn blazen. Ik vind niks leuker dan slapen in de bush maar een stel Amerikanen fronst de wenkbrauwen, ze zijn er niet gerust op.

Henry, de gids, legt ons het gebruik van de kano’s uit. Matthew, de assistent die tijdens het kanoën de rode lantaarn draagt, zorgt ervoor dat niemand in de problemen komt, want niet iedereen heeft ervaring. Het stelt niet meteen gerust als Henry zegt dat er elke tien meter een krokodil op vinkenslag ligt. Dat nijlpaarden de gevaarlijkste dieren van Afrika zijn, wordt niet door iedereen ernstig genomen. “Ze zien er zo snoezig uit”, zegt een Engelse. “Je moet vooral hun territorium respecteren”, hoor ik Henry nog zeggen, terwijl onze kano afdrijft, prompt in de verkeerde richting.

De afvaart van de Zambezi over zeventig kilometer betekent meer dan duizend nijlpaarden passeren. De mastodonten liggen op regelmatige afstand in groepjes naar ons te loeren. Henry weet precies waar de gevaarlijke exemplaren zich ophouden. Vooral de moeders kijken ons boos aan. Alsof iemand het zou wagen hun baby’s (die al snel een halve ton wegen) te belagen. We proberen zo dicht mogelijk achter elkaar aan te varen, hoewel dat in de praktijk weleens anders uitdraait. Voor de picknick gaan we aan land, de bush in. De gidsen hebben elk een geweer, voor noodgevallen.

Sigaarrokende nijlpaarden

Met zijn 2700 kilometer is de Zambezi de vierde rivier van Afrika. Op sommige plaatsen is hij maar liefst vier kilometer breed en dat betekent vogels, veel vogels. Ik voel me klein als een reiger met een vleugelwijdte van twee meter over ons hoofd scheert. Op de oever wandelt een leeuwin met haar welp loom weg van een buffelkadaver, terwijl het mannetje onder een boom ligt te luieren. Het hol dat we op onze bushwandeling zien, is van meester-tunnelbouwer het aardvarken, de snelste graver van het dierenrijk. Volgens Henry is zo’n hol makkelijk dertien meter diep. Wrattenzwijnen, sinds de Lion King noem ik ze Pumba’s, durven die weleens in te palmen. Een stel Pumba’s rent van ons weg, staart pal omhoog. Er dreigt gevaar, want ook de bavianen beginnen te gillen. Henry klemt zijn geweer wat steviger vast en we blijven dicht bij mekaar zodat we één groot dier lijken. Roofdieren verspillen zelden hun energie aan iets wat ze niet kunnen inschatten.

Impala’s zijn wel een makkelijke hap, ze afficheren dat nog eens extra met de grote McDonald’s-M op hun achterwerk. Omdat het onder een boom met bavianen, waar het takken, blaadjes en vruchten regent, op een buffet lijkt, vind je daar vaak impala’s. Bovendien functioneren de apen als efficiënte alarmbel. Dat het systeem al eens faalt, blijkt wat verderop. Een baviaan werd gepakt door een luipaard en bengelt half opgegeten aan een tak en een impala werd verscheurd door een horde wilde honden. Gieren wachten geduldig hun beurt af.

Na een heerlijke lunch van slaatjes en koude pasta houden we, net als de bavianen, een korte siësta. Een van hen ligt met zijn poten omhoog tegen een kigelia, een worstenboom, en bijt relax op een stokje. De boom draagt vruchten die op worsten lijken en is zeer in trek bij olifanten. Terug in de kano’s merk ik dat ook nijlpaarden gek zijn op de worsten, met zo’n vrucht in hun muil lijkt het of ze een sigaar roken. Tegen zonsondergang zijn we in het tentenkamp, dat Graham en zijn mannen intussen hebben opgezet. De koks bereiden een heerlijke bushmaaltijd. We drinken wijn aan een van de grote vuren, die niet alleen voor gezelligheid zorgen maar ook de wilde dieren op afstand houden. Een olifant laat er zich niet door afschrikken en wandelt onverstoorbaar het kamp door om iets verder in de rivier de nodige decaliters te drinken.

Communicerende bomen

De Zambezi schittert magisch in het ochtendlicht. Een ontbijt met op het kampvuur geroosterde toastjes, er zijn ergere dingen in het leven. Vertrekken kan pas nadat enkele nijlpaarden uit de buurt van onze kano’s verdwenen zijn. De rivier is een vogelparadijs : steltkluten, prachtige karmijnrode bijeneters, arenden, ijsvogels en massa’s reigers. Nijlpaarden zijn heer en meester van de Zambezi. “Voor solitaire stieren is het oppassen,” waarschuwt Henry wanneer er een op onze kano’s afzwemt, “ze zijn nerveus en gevaarlijk.” Maar het eenzame mannetje geeuwt even en kijkt ons rustig na met zijn bolle ogen net boven het wateroppervlak.

’s Nachts kan ik uren liggen luisteren naar de krekels en de kikkers en later de kieviten die met luid gekrakeel hun nest verdedigen. Ook nijlpaarden maken de vreemdste geluiden en één nacht hoor ik vlak bij het kamp het gebrul van een leeuw en het trompetten van olifanten, en hoop maar dat ik niet naar het toilet moet. De verbondenheid met de natuur ontspant me en het is zalig om samen met haar te ontwaken : de vogels die steeds luider gaan sjirpen, aapjes die elkaar gillend achternazitten, in bed blijven is geen optie. De vuren smeulen nog wat na, ik geniet van mijn thee, terwijl de zon langzaam van de horizon wegklimt en de lucht omtovert in een aquarel.

Het kanoën gaat op onze laatste dag vrijwel feilloos. We laten ons dragen door de rivier en sturen waar nodig wat bij. We zien de schichtige en vrij zeldzame njala antilope. Vandaag trekken we ook te voet door de bush. We leren sporen herkennen en ontdekken meteen afdrukken van hippo’s en van een luipaard. Tijdens zo’n wandeling hebben we veel meer oog voor details. Volgens Henry communiceren bomen in de bush. De acacia, die dagelijkse kost is voor giraffen en olifanten, zendt een ondergronds signaal naar bomen in de omtrek om te melden dat er weer een paar dikhuiden op doortocht zijn. Ze gaan dan meer tanine produceren zodat olifanten er niet meer van eten, weet Henry. Als we te dicht bij een groep olifanten in een meer vol waterhyacinten komen, moeten we ons uit de voeten maken, want de wind zit verkeerd en ze kunnen ons ruiken. Alle ogen zijn op ons gericht wanneer we een kudde buffels benaderen. In groep voelen ze zich niet bedreigd. Net zo dicht bij één stier komen is levensgevaarlijk.

Als perfecte afsluiter houden we een barbecue op onze laatste avond. Ik vraag me af of het gebraden vlees geen ongevraagde gasten aantrekt, maar het blijft rustig. We drinken nog een glas op ons geweldig avontuur.

’s Nachts hoor ik enkel een paar hyena’s huilen. Afrika kruipt steeds meer onder mijn huid, het is een hardnekkige microbe, geen ontkomen aan.

TEKST EN FOTO’S MYRIAM THYS

De oudere olifanten laten de oren flapperen, als waarschuwing

Roofdieren verspillen zelden hun energie aan iets wat ze niet kunnen inschatten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content