Met de passie waarmee velen op tangocursus hun zorgen wegdansen, verdiept het Orquesta Tanguedia zich in de erfenis van bandoneon-legende Astor Piazzolla. Een gesprek met bandleider/accordeonist Gwen Cresens en zangeres/actrice Tiny Bertels over grenzeloze muziek.

De cd In bocca al lupo is uit bij Wild Boar Music.

Concerten : 5 en 6/1 Rataplan, Borgerhout, 13/1 CC Sint-Truiden, 14/1 CC Wevelgem, 15/1 CC Boom, 18/1 CC Brugge, 21/1 CC Aalst, 22/1 AB, Brussel, 25/1 CC Leuven (meer info over verdere tournee : www.rockoco.be)

Toevalligheden hebben het curriculum vitae gestuurd van Gwen Cresens, accordeonist/bezieler van de groepen Trio Dor, Papillon en Orquesta Tanguedia. Centraal in dat leven staat zijn liefde voor tango-grootmeester Astor Piazzolla, die aangewakkerd werd toen hij twaalf jaar geleden voor het eerst een suite van de Argentijnse componist uitvoerde, The five tango sensations. Nadat Piazzolla in 1992 overleden was, kon de Antwerpenaar niet anders dan een jaar later een herdenkingsconcert organiseren. In 1998 nam Cresens opnieuw een duik in het Piazzolla-repertoire voor zijn eindexamen op het conservatorium. “Ik vond mijn meug niet tussen de stukken die in de kamermuziek voor accordeon bestonden. Die waren me te avant-gardistisch”, verduidelijkt hij zijn ongewone keuze. Wat aanvankelijk geconcipieerd was als een afstudeerproject, kreeg een onverwacht staartje toen hij TinyBertels op Studio Herman Teirlinck een tangolied hoorde brengen voor de zestigste verjaardag van Wannes Van de Velde. Met haar vond hij het laatste stukje dat de puzzel Sexteto Tanguedia compleet maakte.

Voor hun debuut-cd Sará verso il mattino ging het sextet bij de in 2003 overleden trompettist/dirigent Theo Mertens te rade. “We dachten dat we goed voorbereid waren”, herinnert Gwen zich. “Bij de eerste repetitie vroeg Theo ons na acht maten al te stoppen. Hij stimuleerde ons om te experimenteren. Ik heb heel veel van hem opgestoken. De belangrijkste les ? ‘Stel jezelf in de plaats van het publiek’, zei Theo vaak.”

In 2004 zag Cresens zijn argeloos opgelaten ballonnetje tot een stevig luchtschip transformeren. Rik Moens van Radio 1 vroeg hem of de bezetting van Sexteto Tanguedia voor het evenement Big Bang uitgebreid kon worden. Gepland als een eenmalige samenwerking, ligt een jaar later de nieuwe cd In bocca al lupo in de winkel, in die grote setting, mét strijkkwartet. Het beviel de muzikanten immers enorm dat de mogelijkheden van de tot Orquesta Tanguedia herdoopte groep aanzienlijk werden verruimd. Ondanks die evolutie bleef het orkest Piazzolla trouw. “Ik krijg vaak de vraag waarom we uitsluitend Piazzolla vertolken”, vertelt Cresens. “Heel simpel : zijn oeuvre is oneindig. Bekijk zijn discografie : die man heeft ongeveer vierhonderd platen opgenomen.”

Waarom bent u zo gefascineerd door de figuur Piazzolla ?

Gwen Cresens : Het is niet zozeer de figuur die me aanspreekt. Hoe meer ik over hem als mens te weten kom, hoe meer ik me realiseer dat ik er een haat-liefdeverhouding mee heb. Hij was een genie, dat zeker, maar tegelijk een lastige vent. Ik heb net op dvd een BBC-documentaire over hem gezien. Wat die mens allemaal heeft uitgespookt ! Toen hij zijn vrouw en kinderen in de steek liet, zei zijn dochter ter afscheid : ‘Dag papa, tot binnenkort.’ Zijn repliek : ‘Vergeet het, mij zie je niet meer.’ Hij was ook een van de weinigen die voor de Chileense dictator Pinochet wilden optreden. Toen journalisten hem daarover een vraag stelden, antwoordde hij : ‘We zouden in Argentinië beter óók zo’n leider hebben, het zou allemaal veel beter lopen.’ Ik ben gestopt met in zijn biografie te lezen. Op den duur dreigde ik een afkeer te krijgen van de man.

Zijn niet alle genieën ongenietbare mensen ?

Cresens : Geen idee.

Tiny Bertels : Ik ben net in Buenos Aires geweest. Je merkt toch dat er een wereld van verschil is tussen Piazzolla en Anibal Troilo, die een veel zachtere persoonlijkheid heeft en als een grote tangoheld wordt beschouwd.

Cresens : Piazzolla heeft echt moeten vechten voor erkenning in eigen land. De tangogemeenschap in Argentinië was immers heel conservatief. Dat hij invloeden uit jazz en klassiek in zijn muziek vermengde, was een schok voor de tangoliefhebbers. Een veel gehoorde reactie was : ‘Daar kunnen wij toch niet op dansen.’ Hij pareerde die kritiek met de stelling dat hij componeerde voor de concertzalen.

Dat hij de tango helemaal opentrok, moet u net aantrekken, niet ?

Cresens : Inderdaad. Piazzolla heeft lang in New York gewoond en dat hoor je aan de klezmerinvloeden in zijn tango. Dat hij in Parijs bij componiste Nadia Boulanger studeerde, liet ook sporen na. Dat is de reden waarom zijn werk voor mij nog altijd fris klinkt. Bij sommige opnamen uit de vroege jaren tachtig denk ik : mocht iemand dat vandaag schrijven, het zou heel actueel zijn.

Bertels : Door de vele tempowisselingen werkt hij nog meer op je gemoed dan andere tangocomponisten. De emoties zijn bij hem nóg heftiger, en precies dat vind ik zo schoon.

Cresens : Wij zijn natuurlijk geen Argentijnen. Het heeft geen zin om hen te imiteren. Onze benadering is Europees.

Bertels : Na mijn bezoek aan Buenos Aires was ik blijer dan ooit met wat wij doen. Ik heb er véél cd’s gekocht en ik moet vaststellen dat wij een aanvulling brengen op wat er al op tangogebied bestaat. We brengen echt iets nieuws. Het is ónze interpretatie van de tango. De Argentijnse vrouwen zingen heel mannelijk, omdat de pioniers mannen waren, terwijl ik altijd op mijn eigen gevoel als vrouw ben afgegaan.

Cresens : Wij houden er toch een heel andere mentaliteit op na dan de Argentijnen. Tango kan hard zijn. Je voelt dat die mensen veel misère hebben gekend. Daar kunnen wij niet over meepraten, wij leiden een luxeleventje.

Bertels : Dat maakt niet uit, jouw kleine ellende kan even hard pijn doen als hun grote misère.

Cresens : Akkoord, maar wij zijn ánders. Daar kun je niet omheen. En dat vertaalt zich in je vertolking.

Net als flamenco en fado is tango in feite Latijnse blues, toch ?

Cresens : Kun je dan stellen dat de blues de moeder is van alle muziek ? Misschien wel.

Ook in de andere genres die u wel eens onder handen neemt, zoals het chanson, de musette en de Slavische muziek, zit behoorlijk wat melancholie. Toeval ?

Cresens : Suggereer je dat ik een melancholische natuur ben ? ( lacht) Misschien wordt dat uitvergroot door het instrument dat ik bespeel. De accordeon duwt me die richting uit. Ik hou van trage muziek, dat staat vast. Met trage muziek kun je verhalen vertellen.

U hebt de tango leren kennen via een project met Dick van der Harst op Studio Herman Teirlinck. Was het een aha-erlebnis ?

Bertels : Ik voelde meteen dat die muziek bij mij paste. Het is muziek waar je heel blij van kunt worden, maar die je ook kan ontroeren. Daarenboven zijn de liedjesteksten heel poëtisch. Jammer dat het me niet gelukt is om Horacio Ferrer, de auteur van veel van die teksten, te ontmoeten in Buenos Aires. Toen ik achterhaald had waar hij les geeft, was het al weekend en op maandagochtend moest ik alweer het vliegtuig op.

Wat bekoort u zo in die teksten ?

Bertels : Ze gaan over het leven en de liefde, maar zijn nooit gratuit. Ze zitten vol zuiderse romantiek. Mannen versieren daar vrouwen met poëzie. Dat is van een ander niveau dan we hier in het Westen kennen : ‘Zeg, ga je mee iets drinken ?’ Als je gaat dansen in die tangobars, word je met klasse geconfronteerd. Ik danste er bijvoorbeeld met een wildvreemde mens van een jaar of zestig. Je mag er niet te lang in een man zijn ogen kijken of hij komt je halen om te dansen, en dan ben je verplicht op de uitnodiging in te gaan. Je moet een drietal nummers met die mens dansen voor je weer naar je plaats mag. Alle mannen zijn daar constant aan het verleiden. Ik las dat zij een groot libido hebben, de manier waarop ze daarmee omgaan, is echter nooit plat. Er hangt een zekere romantiek rond. Ze getuigen van een groot respect. Die liedjesteksten gaan dan wel over het leven in Argentinië, maar je kunt ze makkelijk naar hier en nu verplaatsen.

Hoe verklaart u eigenlijk die groeiende populariteit van de tango in onze contreien ?

Cresens : Volgens mij spoort dat met de interesse voor wereldmuziek. Een trend waar ik ons trouwens los van zie ; wij waren al met tango bezig vóór de hype losbarstte. Wereldmuziek zit in de lift, dat merk je niet enkel aan de tango, maar ook aan de Afrikaanse, Chinese en Oost-Europese muziek. Dat maatschappelijk verklaren, kan ik niet. Vaak geeft een film de aanzet. Via de song Cucurrucucu Paloma in de Almadovar-film Habla con ella ontdekken mensen de Braziliaanse zanger Caetano Veloso. Artiesten als Emir Kusturica, Goran Bregovic, Tarafde Haïdouks en Buena Vista Social Club die hier geregeld concerteren, zijn in geen tijd mega geworden.

Maar dan hebt u het over wereldmuziek in het algemeen. Dat iedereen plots tango wil dansen, is nog iets anders.

Cresens : Dat is daar toch een gevolg van, denk ik. Het sociale aspect zal ook wel meespelen.

Bertels : Zeker. Mensen gaan tango dansen omdat ze naar die passie verlangen. Al die toeristen die naar de tangoclubs in Buenos Aires trekken, zouden Argentijn willen zijn. Ze zien dat de sociale omgang daar heel anders is. Hoe slecht het Argentinië in het verleden ook vergaan is, sinds enkele jaren is er beterschap. Je voelt er de solidariteit onder de mensen. Onze maatschappij dwingt ons tot individualisme, en tango zien velen als een soort vluchtroute. Ze zoeken de warmte op. Ik begrijp die reflex heel goed. In Argentinië worden grote dansevenementen georganiseerd. Tot drie of vier uur ’s morgens dansen ze non-stop met steeds wisselende partners. Dat is spannend, hé.

U speelde zowel in klassieke orkesten als bij Arno. Voelt dat nooit als schizofrenie aan ?

Cresens : Absoluut niet. Voor mij is dat een must. Ik ben in te veel geïnteresseerd om voor één genre te kiezen. Ik denk dat het trouwens alleen verrijkend kan zijn. Van alles pik ik wel iets mee. Een van de sterke punten van de groep van Arno bijvoorbeeld is dat het één bom van energie is. Die kracht probeer ik ook met Orquesta Tanguedia te bereiken. Uit het klassieke werk haal ik dan weer de lyriek en uit de zigeunermuziek de frisheid en de speelse melancholie. Pas op, ik volg daarbij geen uitgestippeld pad. Ik had op mijn achttiende nooit kunnen bevroeden dat ik drie jaar met Arno op tournee zou gaan. Filmmuziek, theater- en dansproducties : ik rol overal in. Ik word gevraagd, en van het ene komt het andere. Ik ben die uitdagingen nooit uit de weg gegaan.

Dat gaat ook op voor u als actrice. U zet de tanden in extremen met de VTM-serie Dennis aan de ene kant van het spectrum en Jan Fabre aan de andere.

Bertels : Soms weet je niet waar je zult uitkomen. Mijn nieuwsgierige aard zorgt ervoor dat ik geregeld op ontdekkingstocht ga, al wil dat niet zeggen dat ik gelijk waar in stap. Bij alles wil ik naar de kern gaan. Je houdt een project enkel vol als je er voldoening uit put. Alleen de ervaring volstaat niet om je hoofd erbij te houden. Orquesta Tanguedia is waarschijnlijk mijn langste engagement tot nu toe, dat zegt genoeg. Er is die goesting om met deze muzikanten telkens weer een stap verder te gaan. Over enkele maanden een kind krijgen, zal ongetwijfeld ook weer heel verrijkend zijn. Dat ik nu tango kan zingen met een baby in mijn buik, daar kijk ik enorm naar uit. De queeste houdt wellicht nooit op, en daar voel ik me best comfortabel bij.

U grijpt graag terug naar oudere muziek, Trio Dor is trouwens genoemd naar het Roemeense woord voor nostalgie. Gaat u zo ver als Koen De Cauter, die ooit beweerde dat het geen nut heeft om nog nieuwe liedjes te schrijven omdat alle goeie muziek al gemaakt ís ?

Cresens : Nee, al begrijp ik wat Koen bedoelt. Tien jaar geleden dacht ik inderdaad : er is al zoveel muziek, hoe kan ik nog iets origineels creëren ? Ik vond me toen te jong, ik had nog niks te vertellen. Stilaan voel ik toch de behoefte om meer zelf te gaan schrijven. Intussen heb ik toch al iets meegemaakt wat ik kan delen.

Als muzikant staat u vaak aan de wieg van een project. Neemt u zo graag het initiatief ?

Cresens : Ik vind het belangrijk om anderen te begeleiden, zoals Arno of Jo Lemaire, maar ik zou dat nooit kunnen opbrengen als ik daarnaast niet mijn eigen projecten had. Het ene vult het andere aan. Zonder dat evenwicht zou ik snel opbranden. Het is heel amusant om iets uit de grond te stampen en aan de kar te trekken, maar ik heb evengoed behoefte aan de rust om ergens sideman te zijn en in functie van een ander te spelen. Omdat ik overal de vruchten van pluk, zie ik het als een nooit eindigende opleiding.

Bertels : Niet iedereen heeft die instelling. Ik ken genoeg mensen die zo’n honger niet hebben. Maar in Orquesta Tanguedia zie ik alleen geestesverwanten. Wij zijn allen bereid om te blíjven zoeken.

Cresens : Dat is de kracht van Orquesta Tanguedia. Je hebt gitarist Jokke Schreurs, die uit de jazz en blues komt en door Django Reinhardt begeesterd is. Wat enorm contrasteert met Wietse Beels, een klassieke violist pur sang. Ook pianist Karla Verlie is trouwens klassiek geschoold. Tiny heeft dan weer een theaterachtergrond. Contrabassist Ben Faes is een stil water met diepe grond… Soms denk ik : in welke freakshow ben ik terechtgekomen ? ( lacht) De karakters bosten wel eens. Discussies die wij voeren !

Bertels : Maar het moment dat er niets meer gezegd moet worden en er alleen gespeeld wordt, kun je enkel liefde voor de ander voelen.

Waarover gaan die discussies dan ?

Bertels : Die zijn soms heel puberaal.

Cresens : Soms gaan ze over relaties. Of over godsdienst of de actualiteit. Over het leven, kortom. Hoe al die individuen dat elk op hun eigen manier beleven, dat is best interessant. Mocht een buitenstaander zo’n discussie horen, hij zou wellicht zijn wenkbrauwen fronsen.

Dat alles bespreekbaar is, is op zich een goed teken. Ik ken genoeg groepen waarbij dat niet het geval is.

Cresens : Echt ?

Bertels : Ik moet Gwen als bandleider complimenteren. Als je naar het orkest van accordeonist Richard Galliano gaat kijken, komt Galliano zelf als dé ster naar voren. Gwen eist de hoofdrol niet op. Als het moet, zal hij de knoop doorhakken, maar wie naar Orquesta Tanguedia luistert, hoort een uitgebalanceerd geheel.

Cresens : Dat is ook iets wat ik van Theo Mertens heb geleerd : ieder groepslid is even belangrijk. Maar het klopt dat ik de eindbeslissingen neem. Ik geloof niet in democratie in de muziek. Toen ik samen met de technicus In bocca al lupo afmixte, heb ik de rest weggestuurd. Alles moet bespreekbaar zijn, maar uiteindelijk heeft er één het laatste woord. Anders blíjf je discussiëren.

Door Peter Van Dyck / Foto Charlie De Keersmaecker

Gwen Cresens : “Die groep van Arno is één bom van energie. Uit het klassieke werk haal ik het lyrische en uit de zigeunermuziek de frisheid en de speelse melancholie.”

Tiny Bertels : “Argentijnen zijn constant aan het verleiden. Ik las dat zij een groot libido hebben, de manier waarop ze daarmee omgaan, is echter nooit plat.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content