In Buenos Aires is de tango geen dans, geen muziekgenre, maar het leven zelf. Een trilling in de lucht, een gevoel van melancholie. Het verhaal van drie vrouwen in BA, danslustig maar zonder partner.

Hevige turbulenties op weg naar Buenos Aires. In de wazige zone tussen slapen en waken hamert schoksgewijs het deuntje uit Evita door mijn hoofd: “I want to Be A part of BA.”

Flarden uit het verleden hangen nog over deze stad waar de tangoleraars Italiaanse namen dragen, de architectuur doet denken aan de grote Parijse avenues, en de sfeer niet Zuid-Amerikaans maar onmiskenbaar Spaans is. Het is de tango die de ziel van een vervlogen tijd nog even vasthoudt.

Dit is het verhaal van drie vrouwen in Buenos Aires: een tangolerares, een fotografe en ik. Suf van de lange reis kuieren we op zondagnamiddag over de Plaza Dorrego, de Place du Tertre van Buenos Aires. Een rommelmarkt met zogenaamde antiquiteiten, muzikanten en tangodansers. Vervallen woonkazernes, verroeste balustrades, verweerde mannen, trotse vrouwen. En plots, terwijl een of ander glamourpaar – zij met netkousen en hoge hakken, hij met brillantine in het haar – zich opmaakt voor een acrobatische tangodemonstratie, danst een hoogbejaard koppel aan de rand van het pleintje. De kromgebogen man houdt de tandenloze vrouw liefdevol in zijn armen, terwijl zij behoedzaam haar ocho’s draait. Neen, dit is geen zielig tafereel zoals de veel te zwaar opgemaakte tangodanseres met de gele corsage in haar kousenband of de straatdanser die urenlang met een houten pop tegen zich aan – grotesk wippen haar billen op en neer – zijn best doet de mensen aan het lachen te krijgen. Neen, het bejaarde koppel danst de tango zoals hij gedanst wil worden. Zonder tijd, zonder leeftijd, zonder show, zonder woorden.

De hele stad ademt tango, zelfs als je de slepende muziek niet hoort, zelfs als je niemand ziet dansen. Niet alleen voor professionele fanaten, zoals de showdanseres Milena Braun, is tango a way of life.

Milena: “Het is een trilling in de lucht, een gevoel van tristeza dat over deze stad hangt. BA is niet vrolijk, niet uitbundig, maar heeft iets melancholisch. Dat gevoel kleeft aan je huid. Als je hier langer zou verblijven – enkele maanden of jaren -, zou je die sensatie in al je vezels voelen.

Hier leven mensen die aan niets anders dan aan tango denken. Ze zijn verliefd op deze dans: gepassioneerd, gefascineerd, gehypnotiseerd. Elke avond gaan ze naar een ander tangosalon, en dansen ze tot vroeg in de ochtend. Het is zoals een drug die je niet kan missen. Ook voor mij werd het een obsessie, een verslaving. Zeven jaar geleden leerde ik de tango kennen. Ik was 22, studeerde geografie, en was meteen verkocht toen ik een schitterende voorstelling van een tangocompagnie zag. Ik wilde de tango beter leren kennen en raakte vanaf mijn eerste les volledig in de ban van de intensiteit en de concentratie die elke stap vereist. Al snel danste ik drie à vier avonden per week, stopte ik met studeren en begon tango mijn leven te domineren: mijn werk, mijn vrije tijd, mijn vriendenkring, alles draaide errond.

Op een nacht ging ik naar een milonga waar ik met de leraar danste en het mooiste moment van mijn leven heb beleefd. We voelden elkaar perfect aan en die ervaring was… ( zoekt naar woorden) als een orgasme. Ik voelde mij in de hemel. De muziek drong mijn lichaam binnen en ik dreef gewoon op de bewegingen van mijn partner. Het had niets met zijn uiterlijk te maken, maar met zijn manier van dansen. Nooit meer heb ik zo’n intense sensatie meegemaakt.

Het is geen seksuele ervaring in de enge betekenis van het woord, maar wel een staat van hoge opwinding. Een muzikant, een schilder, een beeldhouwer kent ook zulke gevoelens van extase. Het grote verschil is dat je in tango een partner nodig hebt om deze bijzondere toestand te bereiken. In de tango voel je intuïtief met wie je danst. Aan de manier waarop een man je omhelst, weet je meteen welk karakter hij heeft. Is hij lief? Sterk? Geeft hij je ruimte? Je danst één of twee dansen met hem, en alles wordt duidelijk.”

Toch heeft de tango zich tegen Milena gekeerd. Haar passie is haar beroep geworden, en ergens onderweg is de passie verloren gegaan. Overdag geeft ze dansles, ’s avonds treedt ze op in Senor Tango, een van de grote tangospektakels die BA elke avond aan duizenden toeristen verkoopt. Al twee jaar lang brengt Milena elke avond op precies dezelfde manier door. De choreografie van deze sterdanseres is tot in de kleinste details voorbereid. Elke stap, elke beweging is tot op de seconde getimed. Improvisatie is uitgesloten. In de show heeft ze een vaste danspartner, thuis een vriend die ze amper ziet.

“De concurrentie is keihard”, zucht ze triest. “Ik ben 29 en moet me elke avond opnieuw uitsloven om de beste te zijn en er altijd jonger uit te zien dan ik ben.” Even is ze stil, maar met een stralende glimlach herpakt ze zich: “Maar kom, voor jullie ligt de weg naar tango nog open. Wat jullie in BA moeten doen is: géén tangoshows bezoeken, géén dure lessen volgen, de grote tangosalons en de kitsch van de Plaza Dorrego vermijden. Ga liever naar de Confitería Ideal, waar de oude Argentijnen jullie met plezier en geduld zullen inwijden. Ze dansen nog volgens de oude stijl, ingehouden, met kleine, subtiele pasjes, en hun grootste vreugde is te dansen met een vrouw die er plezier aan beleeft.”

Zo wordt de Confitería Ideal in de Calle Suipacha onze uitvalsbasis, ons speel- en werkterrein. Het blijkt een schitterend art nouveau theesalon met vers gebak, imposante kroonluchters, minuscule tafeltjes langs grote, glanzende spiegelwanden en een marmeren dansvloer waar oude Argentijnen, die elders nauwelijks door een jongere vrouw opgemerkt zouden worden, heer en meester zijn. Ze zijn macho op een manier zoals geen enkele Vlaamse man dat nog durft te zijn: hoge borst, het haar steil naar achteren gekamd, met een stuurse statigheid die in combinatie met de meest subtiele galanterie en een vleugje humor onweerstaanbaar is. Deze heren ontlenen een indrukwekkende waardigheid aan de manier waarop zij een vrouw over de dansvloer leiden. Leve het machismo!

We zijn bereid het spel te spelen, ernstig en vol overgave. Op onze hotelkamer hebben we ons uitgedost, onze vrouwelijkste kleren en hoogste hakken uitgezocht, en afgesproken dat we, elk in een andere hoek van de danszaal, alleen aan een tafeltje zullen plaatsnemen en afwachten wat er gebeurt. We weten dat we hier de oude tangoregels moeten respecteren: nooit zelf een man ten dans vragen, het strikte uitnodigingsritueel respecteren, minstens vier à vijf tango’s bij elkaar blijven (na één of twee dansen afhaken is uiterst onbeleefd), nooit praten tijdens de dans, onder geen beding de dans onderbreken, enzovoort.

Met een glimlach kies ik een tafeltje uit, en probeer ik de woorden van de Française te vergeten met wie we, ’s ochtends in de tangoschoenenwinkel, een praatje maakten: “Als outsider zit ik soms urenlang in mijn dooie eentje te wachten tot ik door een Argentijn wordt uitgenodigd.”

Aan het tafeltje naast mij zit een oudere Argentijnse dame, glas wijn in de hand, zilveren handtasje op het rode tafelkleed. Een grote, donkere man met een dikke buik nodigt haar uit, en maar al te graag laat zij zich aan zijn arm meetronen. Na enkele dansen komt ze, één en al glundering, terug naar haar stoel, en beginnen we een praatje.

Espere, espere“, zegt ze plots, en ik zie haar elegant naar de overkant van de zaal stappen en de grote, zware Argentijn iets in het oor fluisteren. Hij lurkt aan zijn sigaar, monstert mij aandachtig, zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken.

Ik weet hoe het hoort, heb mijn les goed ingestudeerd: de uitnodiging tot de dans gebeurt niet via het woord of het gebaar. Het zijn de ogen waar het om draait: de strakke, nadrukkelijke blik, net iets langer en dieper dan het toevallige, oppervlakkige oogcontact.

“O neen,” denk ik plots, “ik durf niet, ben maar een beginneling, ik ben te moe, morgen komt er nog een dag.” Maar mijn dappere ik trekt mij over de streep. Ik kijk de man diep in de ogen, haast onmerkbaar trekt hij één wenkbrauw op, ik plooi mijn lippen in een geforceerd glimlachje, hij zet zijn glas op de tafel, ik volg zijn voorbeeld, hij staat recht, ik duw mijn stoel achteruit en stap naar de rand van de dansvloer.

Soy una debutante“, mompel ik nog, met opgeheven hoofd weliswaar, en dan legt de man zijn rechterarm rond mijn rug in een o zo macho- en beschermend gebaar. Ik vlei mijn linkerarm om zijn schouder en secondenlang blijven we zo, voelend en wachtend, tegen elkaar aan staan. Het is het moment waarop het lichaam het moet overnemen. Woorden en blikken baten niet meer. In de tango bestaan honderden figuren en patronen, maar welk signaal deze man gaat uitzenden en welke combinatie hij zal kiezen, weet ik niet. Ik tril op mijn benen, en in de armen van de eerste Argentijn waar ik mee dans, sterf ik een beetje.

“Het was een lieve macho”, luidt achteraf het commentaar van mijn gezellinnen. En ze hebben gelijk. Heel traag en behoedzaam, dicht tegen zich aan maar zonder beklemmend te zijn, leidde hij mij de dansvloer rond. Geen bravourestukjes om mij te imponeren, geen ongeduld om mijn onzekere passen. Na vier dansen bracht hij mij terug naar mijn plaats, maar wat later stond hij opnieuw aan mijn tafeltje.

Luis“, stelde hij zichzelf voor. “En jij?”

Ana Maria“, zei ik maar voor het gemak, en opnieuw troonde hij mij naar de dansvloer. Zijn lichaam voelde zelfs al vertrouwd aan, en hij waagde zich aan wat extra variaties die tot mijn verbazing behoorlijk lukten.

Ook Gerda was moeiteloos vertrokken, alsof de Argentijnse tangoleraar die haar kwam halen op haar gezicht kon lezen dat ook zij, in het verre Europa, een tangolerares is. “Uiterlijk was er waarschijnlijk niets spectaculairs te zien,” vertelt ze opgetogen, “maar toch was het een bijzondere ervaring. Hij danste zo klein en vinnig, zo verrassend en speels, zonder gebruik te maken van de standaardpassen en de ingewikkelde patronen die in België worden aangeleerd. Het was gewoon een kwestie van luisteren en volgen, en vooral: afstand nemen van alles wat je hebt geleerd. Niet meer denken, alleen luisteren met je lichaam.”

Ik benijd het plezier en de rust die zij uitstraalt.

“Luisteren met je lichaam en niet meer denken, hoe doé je dat?” wil ik weten.

“Het lukt het best als je je ogen sluit. Als je alle andere prikkels bant, kan je lichaam beter voelen. Het is zo moeilijk te verwoorden. Het gaat om een gevoel van perfecte harmonie tussen jezelf en je partner, én tussen de dans en de muziek. Ook al is een man bloedmooi en voert hij zijn passen perfect uit, als hij niets met de muziek doét, komt die harmonie niet tot stand. Natuurlijk moet het van twee kanten komen. Jouw lichaam zegt: ‘Ik wil graag met jou dansen, en precies dat wil ik je laten voelen.’ En zijn lichaam zegt: ‘Ik ook.’ A la limite kán je elkaar in het dansen niet bedriegen.

Mijn grootste schrik is niét om niet uitgenodigd te worden, maar om met een man te dansen die niets met de muziek doet, en mij alleen eens graag wil vastpakken. Liefst zou ik de hele nacht – 10, 20 of 100 tango’s lang – dansen met een man met wie het klikt. Weet je wat ik zo triest vind? Dat ik geen vaste danspartner heb. Dat maakt mij soms verdrietig. Niét de tango die weleens melancholisch is, zij het altijd op een zoete, gelukzalige manier.”

Lieve heeft alles lachend aangekeken, halfverscholen achter de lens van haar imposant fototoestel. Ze is gefascineerd door de felliniaanse mix van dansparen. De rijzige kortgerokte vrouw, ruim een kop groter dan haar partner. De grootmoeder in blauwe bolletjesjurk met de jonge kerel met staartje en strakke, lederen broek. De heren met bretellen, de meisjes met blote buik.

“Stuk voor stuk karakterkoppen”, merkt ze op, en de paren poseren gewillig voor haar lens. Schaterend wimpelt ze elke dansuitnodiging af, maar enkele uren later, op het kerkhof van Recoleta, met uitzicht op het graf van Eva Peron, oefent ze met Gerda de basispassen van de tango in.

De volgende dag trekken we opnieuw naar de Confitería Ideal, deze keer met z’n drieën aan één tafeltje. Onze glazen zijn nog vol als het spel opnieuw begint. De oude Argentijnen kijken ons aan, niet vragend, neen, strak en lang. Wij glimlachen, en ja, het werkt. Ze komen naar ons toe, en we dansen, urenlang.

Oké, nog altijd zijn mijn handen klam en voel ik de zweetdruppeltjes op mijn bovenlip, maar mijn armen ontspannen zich en mijn benen zijn soepel. Gisteren stond ik nog met Luis te stuntelen, vandaag dans ik met Ramon, Claudio, Carlos, Alberto, Angel, Raoul, Robinson, Geronimo en Mario. Ze tillen mij op, voeren mij mijlen verder dan ik ooit had kunnen denken. Heel even geven ze mij het gevoel een koningin te zijn, Assepoester op het prinselijk bal, of beter nog, Evita Peron op het presidentieel balkon.

En ja, er zijn ook vrouwen die urenlang wegkwijnen op hun stoel, maar vaak ligt dat aan henzelf. In Buenos Aires hoeft een vrouw niet jong of van een verblindende schoonheid te zijn om uitgenodigd te worden. Eigenlijk hoeft ze zelfs niet te kunnen dansen. Maar als de tango haar beroert – ­me gusta! -, zorgt Buenos Aires goed voor haar. Want BA is een stad waar een vrouw nog vrouw mag zijn.

Ga bijvoorbeeld naar Café Tortoni op de Avenida de Mayo, nr. 829. In dit roemrijke grand café met zijn marmeren tafeltjes en roodbeklede stoelen voel je nog de glorie van weleer, de muzikale vibraties van Josephine Baker en Carlos Gardel, de poëtische verzuchtingen van Frederico Garcia Lorca en Jorge Luis Borges. Hier hebben de groten der aarde geleefd en gedronken, gedanst en bemind. Hier hebben mannen naar vrouwen gekeken, en hebben vrouwen zich vrouw gevoeld. Als een dame hier losjes een sigaret tussen haar vingers houdt, daagt er meteen een ober op die haar voorkomend een vuurtje aanbiedt. Als zij zich naar het luxueuze toilet begeeft, duikt er bij de geringste aarzeling een andere kelner op die haar discreet de weg wijst. Stapt zij in de richting van een deur – die van het theater-danszaaltje, het dichtersmuseum of de Academia del Tango -, dan is er altijd wel een Argentijn die zonder verpinken die deur voor haar opent. En kijkt zij om zich heen, dan ontmoet zij misschien, net als wij, Alejandro Frango, filosoof en stamgast van Café Tortoni, die haar inwijdt in de geschiedenis en de geheimen van Buenos Aires.

Alejandro Frango: “De oorsprong van de tango situeert zich rond 1878-1880 in de bordelen van Buenos Aires, toen de kersverse hoofdstad van Argentinië overspoeld werd door immigranten: Europeanen, vrijgelaten slaven, Afrikanen, Cubanen, Mexicanen,… Na enkele jaren overtrof hun aantal ruim de oorspronkelijke bevolking van Buenos Aires. Het waren eenzame mannen op zoek naar werk en een nieuw bestaan, hunkerend naar een vrouw. Maar in die tijd was het huwelijk nog heilig en de vrouwenemancipatie nog onbestaand, en was er voor alleenstaande mannen slechts één troost: de prostitutie. Maar omdat de korte bevrediging in de armen van een hoertje een zakelijke overeenkomst zonder liefde of tederheid is, blijft er na de daad altijd een tristeza, een heimwee of een verlangen naar een verloren of nooit gevonden liefde. Dat verdriet is de tango. Als je tegen het einde van de dag door de havenbuurt La Boca of door de oude stadswijk San Telmo loopt, let dan op de mannen in de cafés: ze roken, drinken koffie en praten over politiek, nooit over persoonlijke of emotionele dingen. Die sfeer, die weemoed, dat is de tango.

De grote Argentijnse dichter Jorge Luis Borges sprak al over die tristeza en over ’twee mannen op hoge vrouwenschoenen die in een trotse houding een vreemde zwaarddans uitvoeren’. Dat speelse tijdverdrijf van wachtende bordeelbezoekers was de aanzet tot de tango. Wat later begonnen ook de prostituees mee te dansen, maar pas in de jaren ’20, toen de tango naar Parijs overwaaide, zei ook de hogere klasse van Buenos Aires ‘ja’ tegen de dans die ze jarenlang uitsluitend met prostitutie en lagere driften had geassocieerd. Het was de vooraanstaande familie Paz die in 1922 voor het eerst haar deuren voor de tango openstelde.

In Europa werd de tango intussen grondig ‘gekuist’ en van zijn sensuele lading ontdaan. Met de ballroom tango ontstond in Engeland een gecensureerde versie – deftig en kuis, met netjes afgewerkte passen en vastgelegde patronen – die nog steeds in de klassieke dansscholen wordt aangeleerd, maar weinig met de authentieke Argentijnse tango te maken heeft.

In Buenos Aires bleef de traditionele tango tot in de meest elitaire salons floreren, tot de jaren ’70 met Astor Piazzolla en zijn Balada para un loco (Balade voor een gek) een vernieuwingsgolf op gang brachten. De nostalgische tangomuziek onderging Europese en Amerikaanse invloeden, van pop tot Stravinsky, de oudere generaties protesteerden heftig, maar de tango veroverde definitief Europa, de VS en Japan en kende vanaf de jaren ’80 een revival die zijn hoogtepunt nog steeds niet heeft bereikt.

Zelf ben ik een kind van de jaren ’60 en ’70. Als puber wilde ik The Beatles horen, niet dat trieste gejengel van mijn ouders en grootouders. Op een druilerige, regenachtige zondag, rond acht uur ’s avonds, ontbrak er in mijn ogen slechts één ding om geen zelfmoord te plegen: naar tangomuziek luisteren. Als progressieve, opgroeiende jongeren háátten wij ook de conservatieve machovisie achter de tango: de man leidt, de vrouw volgt.

Maar vele jaren later, toen ik in Europa woonde, in café Tango werkte en de musical Evita zag, genoot ik van de tangomuziek. Ze deed mij denken aan mijn vrienden en familie, de Rio de la Plata, de sfeer van Buenos Aires. En ja, toen begon ik wél van de tango te houden, al kan ik hem nog steeds niet dansen. Zelfs de man-vrouwtegenstelling in de tango heb ik leren begrijpen én appreciëren. De vrouwenemancipatie heeft zich in dit continent op een andere manier – zonder die ‘vermannelijking’ van vrouwen – afgespeeld dan in Europa. Met enig ongemak stellen wij vast dat heel wat Europese vrouwen hun benen en oksels niet epileren, en rondlopen in schreeuwerige shorts en ruime T-shirts en op grote, platte sandalen. Argentijnse vrouwen begrijpen die nonchalance niet, en kleden zich veel vrouwelijker. Ook Argentijnse mannen gedragen zich anders dan hun Europese seksegenoten. Ze ruimen gemakkelijk plaats voor een vrouw, openen de deur voor haar en geven nog blijk van een zekere galanterie en gentlemaninstelling.

Op een meer symbolisch niveau heeft deze houding te maken met de rol en de betekenis van de Man en de Vrouw in Argentinië. Hier, net als in Spanje, Italië en heel Zuid-Amerika, staat de Moeder centraal. Zij vertegenwoordigt de Bescherming, de Vergiffenis, de Heilige Maagd, de Grote Moederborst die aan iedereen melk geeft. Kijk maar naar de Dwaze Moeders en Grootmoeders die nog elke week op de Plaza de Mayo samenscholen. Waar zijn in godsnaam de vaders en grootvaders? In Zwitserland, Duitsland, Engeland en de VS misschien, waar zij de Wet, de Techniek en de Rationaliteit vertegenwoordigen?

Ook in de oude tangopoëzie verschijnt de Moeder als de enige vrouw met waarde. Alle andere vrouwen worden als hoeren en verraadsters voorgesteld.

Kijk naar Eva Peron. Voor de lagere klassen was zij een Heilige, voor de midden- en hogere klassen een Hoer. Maar zelfs ik, die uit een rabiate anti-Peron-familie stam, moet toegeven dat Eva Peron – mooi en elegant, maar ook moedig en besluitvaardig – erin geslaagd is in háár persoon de Moeder én de Hoer met elkaar te verzoenen. Net zoals Astor Piazzolla in de tango het zwart-witdenken over de vrouw heeft doorbroken, heeft Eva Peron de Argentijnse vrouw bevrijd. Met die gedachte in mijn achterhoofd kan ik de Krachtige Man en de Aantrekkelijke Vrouw in de tango met elkaar verbinden.”

Wij leren snel en absorberen gretig de woorden van Alejandro Frango en de lessen van de oude Argentijnen. Angels zoete woorden – ” Close your eyes and sleep” – worden ons motto bij elke dans. ” Lento, calma, tranquilo” is het belangrijkste devies dat de dansers ons influisteren. Niet in de beweging, maar in de rustmomenten bouwt de tangospanning zich op. Na enkele dagen zijn we gewend aan de langvergeten geur van Eau de Cologne – 4711! – waarmee de Argentijnen zich rijkelijk verfrissen, en leren we alleen het allernoodzakelijkste mee te nemen naar een tangosalon: wat geld en een lipstick.

We ontdekken dat je in Buenos Aires zeven dagen op zeven, vierentwintig uur op vierentwintig tango kan dansen. Met toenemend zelfvertrouwen verkennen we ook andere tangosalons. Torquato Tasso, stemmig en sympathiek. Al Magro, chic en deftig. Niño Bien, erg in trek bij buitenlanders. La Veruta, overbevolkt, met overwegend jongeren in jeans en op baskets. Paracultural, voor liefhebbers van de intieme milongero-stijl. Maar voor ons kan geen enkele milonga tippen aan de charme en de stijl van de Confitería Ideal.

Bij wijze van afscheid besluit ik mijn laatste uren in Buenos Aires alleen in de Confitería door te brengen waar ik, tot mijn verbazing en ongenoegen, opvallend veel buitenlanders aantref. Sheila, aan het tafeltje naast mij, is één van hen. Net gearriveerd uit Australië, nog bleek en moe van de lange reis, is ze vastbesloten haar verblijf in Buenos Aires zo zinnig mogelijk te besteden. In november was ze hier al twee weken, in december drie, in februari weer twee, en nu staat ze hier opnieuw, klaar voor het vermaarde, internationale tangocongres dat de volgende dag begint. Net als heel wat andere tangofanaten uit de hele wereld heeft zij de Confitería uitgekozen als de ideale plek om wat in te dansen, de benen te smeren vóór morgen het grote werk begint. Zes dagen lang zal ze vier uur per dag les volgen – kostprijs: 600 dollar – en ook de rest van haar tijd dansend doorbrengen.

We praten een beetje, over het congres en de tango, maar ik merk dat ze gespannen en zenuwachtig is, en voortdurend om zich heen kijkt. Ik wil haar net vragen wat er scheelt als ze zich, plots vastbesloten, naar mij toedraait en plompverloren zegt: “Luister, het is beter als we stoppen met praten, anders maken we geen enkele kans om uitgenodigd te worden.”

Perplex kijk ik haar aan. “Het spijt me,” zegt ze, “maar als je wil dansen, moet je zwijgen en de hele tijd in het rond kijken.” Ostentatief draait ze zich van me weg, op het puntje van haar stoel spiedt ze in het rond. Plots knikt ze met haar hoofd – heeft ze beet? – en veert ze recht, maar even later laat ze zich gegeneerd terug op haar stoel vallen. Ze heeft zich vergist. De man die ze op het oog had, loopt straal langs haar heen naar een andere vrouw.

Naast mij, aan de andere kant, zit een jonge man met een bleek gezicht en donkere kringen onder zijn ogen. Ik heb hem al vaker in de Confitería opgemerkt, altijd op dezelfde plaats. Tommy blijkt een Zwitserse tangoleraar te zijn die hier elke dag, vier maanden lang, van 12 tot 20 uur de oude Argentijnse dansers komt observeren. Dan gaat hij zich opfrissen en een hapje eten om daarna, tot 5 uur ’s ochtends, in een van de vele milonga’s zelf tango te dansen. “Door te kijken wil ik de stijl, de perfectie en de bewegingen van de oude Argentijnen absorberen tot ze een stuk van mezelf geworden zijn. Kijk naar die kleine, grijze man met dat frêle, jonge meisje. Hij is subliem. Perfect. Elke stap die hij zet, elke beweging die hij maakt, is af. De natuurlijkheid en de vanzelfsprekendheid waarmee hij danst, wil ik mij op vier maanden tijd eigen maken”, legt Tommy uit.

“Het zal jou nooit lukken”, denk ik wat boosaardig, als ik de vreemde, glazige blik in de ogen van deze tangoverslaafde zie. “Nooit zal jij dansen als een Argentijn, want jij bent een verdomd perfectionistische Zwitser.”

Verbaasd over zoveel obsessie wend ik mij af en kijk ik een beetje in het rond. Haast instinctief deins ik terug als een man met een dieprode wijnvlek over de linkerkant van zijn gezicht, een misvormde mond en een grotesk vooruitstekende onderkin met een uitnodigend gebaar naar mij toekomt. Hij doet me denken aan The Elephant Man van David Lynch, de film die jaren geleden heel wat opzien en afschuw baarde.

“Deze man kán je niet weigeren”, spreek ik mezelf streng toe, en ik dwing mij uitsluitend naar zijn ogen te kijken.

Hij neemt me in zijn armen, behoedzaam en aarzelend. Secondenlang blijven we staan, wachtend tot de eerste spanning wat is weggeëbd. Ik sluit mijn ogen, toegegeven, om het gezicht van de man niet te hoeven zien. En inderdaad, het wonder van de tango voltrekt zich. In een perfecte omhelzing leidt hij mij over de marmeren vloer van de Confitería, en ik glijd in die zeldzame, tijdloze ruimte waarin mijn gedachten zich als helderwit poeder oplossen en mijn lichaam zich moeiteloos draait en buigt op het ritme van zijn bewegingen.

Muy bien“, mompelt hij als hij me – na vijf, tien of twintig dansen? – terug naar mijn tafeltje begeleidt.

Pas na enkele slokken water besef ik, als Assepoester in het sprookje, dat ik moet rennen als ik mijn vliegtuig naar Madrid nog wil halen. Badend in het zweet stap ik de danszaal uit, zonder te merken dat ik rakelings langs de man met het misvormde gezicht loop. Hij grijpt mijn hand.

“¿ A dónde vas?” vraagt hij met een lachje.

A Bélgica“, stamel ik en ik wijs naar mijn polshorloge. ” Al aeropuerto.

Bailas muy bien“, zegt hij, en in een eindeloos trage beweging brengt hij mijn hand naar zijn gezicht, en met zijn lippen die geen lippen zijn, drukt hij een kus op mijn vingers.

Weekend Knack nodigt u uit op een tangoavond. Meer informatie op p.23.

Annemie Struyf / Foto: Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content