Gespetter en gejoel. Telefooncamera’s in de hand, voeten in de fontein. Het zijn hoogzomerse taferelen die worden vastgelegd. In oktober ! Ik vraag me af of dat een effect heeft op de maatschappij, zo’n bonuszomertje ? Zouden oktoberse zomerdagen mensen blijer maken dan zon in juli of augustus ? Is het effect van een verrassing krachtiger dan van een eindelijk beantwoorde verwachting ?

Ik ben een grote fan van het eerste. Toeval en verrassingen vind ik fascinerend. Niet die van “surprise !” uit tientallen monden, maar wel van de kleine en onzichtbare. Ik hoop dat ik een klein beetje de gave van serendipiteit heb meegekregen, “om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was”. Al geloof ik dat nieuwsgierigheid en chaos ook helpen. Gelukkig zit ik in het juiste beroep. Ik geniet als ik naar een designweek mag, zoals die van Londen in september. Er zijn de uitnodigingen die we niet mogen missen, de tips van insiders, de te verwachten hoogtepunten. En ik had me goed voorbereid, met dagschema’s en openliggende plattegronden. Maar ik kan niet goed kaartlezen, dus ik liep geregeld verloren (ik verdenk het linksrijdende verkeer en het te bonte volkje dat me afleidt op straat). Zo kwam ik veeleer ongewild in de buurt van The Barbican, waar al sinds juni een expo van Junya Ishigami loopt. Kon ik evengoed nog eens binnenspringen, dacht ik.

Het was zowat het meest spectaculaire dat ik die paar dagen zag. Ishigami weet dat regendruppels gemiddeld één millimeter dik zijn, en wolkendruppeltjes een honderdste daarvan. Precies die schaal gebruikt hij. Pilaren van vier meter hoog met een dikte van 0,9 millimeter blijven rechtop staan dankzij spanningsdraden aan de vier hoeken op de grond. Balken van één millimeter liggen bovenop. De flinterdunne draadjes worden pas zichtbaar als een gids met zwarte kleren achter de kolommengaanderij wandelt. Het is bijna optische illusie.

Precies omdat het zo bijna onmogelijk is, slaagt Ishigami erin om architectuur erg concreet te maken. En concreetheid is iets waar we naar verlangen, als tegengewicht voor de papieren en digitale wereld waar we te veel in rondhangen. Geen wonder dat de jonge generatie ontwerpers in Londen zeer praktijkgericht geworden zijn. Ze interesseren zich in het herontdekken van bestaande of bijna uitgestorven ambachten, vergeten technieken en archetypes. Ze doen daarmee hetzelfde als Ishigami : vakwerk erkennen en de wetten van de werkelijkheid de hoofdrol geven. Max Lamb bijvoorbeeld concentreerde zich op een collectie meubelen in zeven soorten Brits inheems hout. En Jihyun Ryou (zie p. 54 ) herwaardeert oma’s wijsheden om voedsel te bewaren.

Logisch, vindt de Italiaanse ontwerper Alessandro Mendini. Hij vertelde aan Jesse Brouns dat er te veel wordt nagedacht over nieuwe technologieën. Die obsessie met vooruitgang vindt hij een vergissing. “Een ruimte is eerst en vooral psychologisch. Technologie heeft uiteindelijk weinig invloed op hoe een interieur eruitziet”, vindt hij. Hij is een van de vijf mensen die we vroegen waar het heen gaat met de meubelwereld. Pasklare antwoorden hebben de vijf niet, maar wel interessante inzichten en visies vanuit hun eigen hoek. Eensgezind zijn ze in één voorspelling : er zit geen revolutie aan te komen. Geen grote “surprise !” dus. Maar wie daar op zit te wachten, komt al eens teleurgesteld thuis.

leen.creve@knack.be

Leen Creve, redacteur Wonen

Alessandro Mendini : “Een ruimte is eerst en vooral psychologisch. Technologie heeft uiteindelijk weinig invloed op hoe een interieur eruitziet.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content