Voor je ooit naar Carnac in Bretagne reist om er de menhirs te bewonderen of naar Stonehenge trekt in Engeland, hou dan toch even halt in Wéris, het mooie Waalse dorp waar je de oudste stenen monumenten van ons land ziet en met wat geluk ook druïden en wicca’s tegen het lijf loopt.

Als je het rustige dorpje Wéris nabij Durbuy binnenrijdt, ben je je niet bewust van de mysterieuze krachten die ervan uitgaan, want de talrijke steentijdmonumenten krijg je niet meteen te zien, wel wat bordjes die je verwijzen naar Maison des Mégalithes, een klein museum. Dit is zowat de enige plek in ons land waar je die voorhistorische bouwsels kunt zien. Buiten Wéris zijn er nog een handvol menhirs, zoals de prachtige Pierre Brunehaut in Doornik, maar de meeste monumenten uit die tijd zijn verdwenen. “Bovendien waren er in ons land ook niet zoveel”, legt Herman Clerinx uit, die een reputatie heeft verworven als auteur van journalistieke werken over archeologie. Hij heeft zich jarenlang verdiept in de voorgeschiedenis van onze streken. “Drenthe in Nederland heeft veel dolmens of hunebedden, ook in Frankrijk en Groot-Brittannië zijn er heel veel. Bij ons zijn de relicten uit die tijd schaars,” aldus Clerinx, “Wéris is dé vindplaats van België.”

De twee dolmens van Wéris liggen even buiten het dorp, de een ten noorden, de ander ten zuiden. Daarnaast zijn er de menhirs. “Dolmen komt van het Bretons. Dol betekent tafel en men steen, en hir betekent lang, een menhir is een lange steen. Het gaat dus om Keltische woorden, dat zorgt voor verwarring, want deze megalithische monumenten hebben eigenlijk niets te maken met de Kelten”, stelt Herman Clerinx. Dat is een oud misverstand, want ook in Engeland en Bretagne worden deze stenen altijd met de Kelten in verband gebracht, een historische fout. “Deze stenen werden ongeveer vijfduizend jaar geleden geplaatst. Het monument van Stonehenge is wat jonger dan de dolmens van Wéris. Dat was dus lang vóór de komst van de Kelten in ons deel van Europa. Zij kwamen pas rond achthonderd jaar voor Christus. We hebben het wellicht aan Asterix en Obelix te danken dat we de stenen met de Kelten associëren. Maar ook met het feit dat men tot in de negentiende eeuw dacht dat de Aarde geschapen was. Om alles toch een plaats te geven – en omdat men wist dat Caesar hier Kelten had ontmoet – werden de Kelten dan maar als de auteurs beschouwd”, verklaart Herman Clerinx. De monumenten zijn ouder, maar kunnen natuurlijk wel later opnieuw in gebruik zijn genomen, eventueel door Kelten.

KATHEDRALEN

Deze stenen structuren werden gebouwd door de eerste landbouwers. Ze gebruikten nog stenen werktuigen en profiteerden van de vruchtbare en vrij makkelijk bewerkbare grond in de streek. Voor de megalieten haalden ze puddingsteen uit de groeve achter de dorpskern. De groeve kun je trouwens bezoeken. De pudding-steen is een soort natuurlijk beton dat goed te bewerken valt. Clerinx bedacht een mogelijke techniek waarmee de stenen vervolgens naar de vallei werden vervoerd : “Het zou best kunnen dat dit tijdens de winter met sleeën gebeurde, als er een pak sneeuw lag en de ondergrond bevroren was. Dat is veel makkelijker dan de stenen over boomstammen te laten rollen.” Het klinkt zeer aannemelijk.

De monumenten hoorden bij een dorp waarvan er vooralsnog geen sporen werden gevonden. De dolmen, die bestaat uit verticaal geplaatste stenen met daarop een deksteen, was geen gewoon graf, maar een mausoleum, bestemd voor belangrijke mensen uit de gemeenschap. “Het kunnen ook kathedralen zijn geweest,” aldus Herman Clerinx, “die een functie hadden in de eredienst. Ook in onze kathedraal bestond die combinatie : begraven en eredienst. Misschien werden er ook belangrijke rituele voorwerpen in bewaard. Er werd wel zeker nooit in deze monumenten gewoond, maar rond sommige dolmens in het buitenland werden wel sporen gevonden van feesten. Dat kunnen begrafenisfeesten zijn geweest.”

Naast de twee dolmens omvat het megalithische veld van Wéris liefst 27 menhirs, waarvan een aantal net rond de dolmens staat. Het hele ensemble werd in de afgelopen jaren grondig bestudeerd en geïnventariseerd door archeologen. Zij ontdekten dat het om een monument gaat van liefst acht kilometer lang. De vorsers stelden vast dat alles op parallelle lijnen staat die noord-noordoost en zuid-zuidwest zijn georiënteerd. Volgens sommigen gaat het om een neolithische kalender met als centraal punt een hoge rotspunt die op een menhir lijkt, de Pierre Haina. Om die rots en het uitzicht te bewonderen – je ziet ook de andere stenen liggen – moet je door het bos. Misschien was dit wel een observatorium, waarvan de oriëntatie rekening houdt met de equinox van de lente en de herfst. Wie op 21 juni, de dag van de zonnewende, naast de drie menhirs van Oppagne staat, zal de zon zien opkomen achter de Pierre Haina.

Om die Pierre Haina goed te zien werd ze wit gekalkt. “Dat gebruik werd niet echt bevestigd door historische bronnen,” stipt Clerinx ietwat sceptisch aan, “maar werd pas in het begin van de twintigste eeuw beschreven door een Leuvense professor, die de steen overigens zelf wit heeft gekalkt. Dat werd enkele jaren geleden nog eens overgedaan door Nederlanders die ‘de traditie’ nieuw leven wilden inroepen.” Feit is dat de rots daardoor, zeker in de winter, goed zichtbaar is in de hele omgeving. Maar er vallen wel meer lijnen te trekken tussen al deze monumenten. Clerinx voegt er zelfs nog eentje aan toe, een rots met een spleet waarin de laatste zonnestralen van 21 juni verdwijnen. Alle functies zullen we wellicht nooit achterhalen, maar er schuilt zeker een kalendersysteem achter. Ter plaatse krijg je meer informatie over alle hypothesen die over deze megalieten werden bedacht.

VERGETEN MONUMENTEN

Wie het dorp bezoekt, krijgt de indruk dat alles er staat zoals eeuwen geleden. Dat klopt niet. Mocht je hier in de late middeleeuwen hebben rondgereden, dan zou je alleen een handvol menhirs hebben gezien en resten van de noordelijke dolmen. In tegenstelling tot de meeste dolmens in het buitenland is deze nooit met een hoop aarde bedekt. In de zeventiende eeuw werden wel enkele menhirs begraven, omdat ze toch op de een of andere manier in verband werden gebracht met bijgeloof.

“Tot ieders verbazing beschikken we over heel weinig vermeldingen in teksten van deze bijzondere creaties,” legt Clerinx uit, “blijkbaar spraken ze lang geleden amper of niet tot de verbeelding. Dus werden er nauwelijks legendes aan verbonden.” Hier en daar werd er wel een verhaal genoteerd in de negentiende eeuw. Op de steen Pas-Bayard zou de hoef van het Ros Beiaard ooit zijn terechtgekomen. Dan is er nog de Lit du Diable, waarvan de naam tot de verbeelding spreekt, maar echt eeuwenoude of hardnekkige verhalen vallen er niet op te teken.

Het gehele monumentenensemble van Wéris werd pas rond 1880 herontdekt en naar waarde geschat. Toen vond een boer ook de resten van de zuidelijke dolmen, onder een hoop aarde. Na een uitvoerig onderzoek in de twintigste eeuw werden ook de menhirs teruggevonden. Verscheidene exemplaren waren omgegooid. Doordat de onderzoekers de lijnen vonden waarop ze zijn ingeplant en de onderlinge afstanden kenden (onder meer door luchtfotografie) konden die weer rechtop worden gezet.

Ondertussen werd Wéris wel een aantrekkingspool voor druïden en heksen. “Er zijn bijvoorbeeld mensen die beweren dat dit hier een knooppunt is van aardstralen en dat een dolmen daarvan een soort collector is. En de menhir zien ze als een soort acupunctuurnaald die de energielijnen activeert. Je loopt hier in ieder geval nu en dan een zelfbenoemde druïde tegen het lijf en ’s nachts komen wicca’s op sommige plekken dansen”, vertelt Clerinx. Hij heeft geen probleem met die excentrieke bezoekers, maar hecht zelf geen geloof aan hun theorie.

Merkwaardig is ook de lapjesboom net naast de drie menhirs van Oppagne, ietwat zuidelijker dan de zuidelijke dolmen. De stenen werden in 1888 teruggevonden en al eens wat verplaatst, maar staan nu op een idyllische plek tegen een oude perenboom. En daaraan hangen almaar meer lapjes. “Dat is een merkwaardig fenomeen,” legt Clerinx uit, “ik kom hier al dertig jaar, maar deze lapjes hangen hier pas sinds zes jaar en er komen er steeds bij, het is dus een nieuwe traditie. Nu de katholieke lapjesbomen in ons land een stille dood sterven, herleeft dit fenomeen op heidense plekken. In de volkskunde noemen we dit invented traditions en die hebben altijd bestaan. Te lang dacht men dat volksgebruiken ‘vast’ waren, maar ze evolueren evenzeer en er is altijd plaats voor nieuwe tradities.”

DOOR PIET SWIMBERGHE & FOTO’S MICHEL VAEREWIJCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content