Modeketens lanceren volop T-shirts of minicollecties met katoen van eerlijke handel of met biokatoen. Maar wat zijn de voordelen ? En voor wie ? In Mali loopt sinds vier jaar een project met fair trade. En bioboeren halen er hun eerste oogsten binnen. Weekend Knack ging kijken.

Ik wil iedereen bedanken om naar de vergadering te komen. Ik ben Lamine Diao, inspecteur voor Flo, de Fairtrade Labelling Organizations. Ik ben geen politie-inspecteur. Als ik hier ben, is dat omdat jullie dat zelf willen. Jullie katoencoöperatieve is twee jaar geleden in het fair-tradesysteem gestapt, en ik kom controleren of jullie wel volgens onze regels werken. Maar eerst : begrijpt iedereen voldoende Bamara ? Jij daar : begrijp jij Bamara ?… Oké.”

De boomlange Senegalees is vriendelijk, maar duidelijk. We zijn de Flocontroleur gevolgd naar het dorp Santan Koutou in West-Mali. Flo is een internationale organisatie die de criteria van eerlijke handel oplegt en die vervolgens ook laat controleren. Ze ontstond elf jaar geleden als paraplu van verschillende toen bestaande fair-tradeverenigingen. Op dit moment is er nog geen wettelijke invulling van het begrip. Iedereen die het wil gebruiken, mag dat. Flo hanteert basiscriteria (zie kader p. 188) die gelden voor bananen en koffie, maar ook voor voetballen of cosmetica.

Een gegarandeerde minimumprijs is een primaire vereiste. Die is opgesplitst in een salaris voor de boer en in een ontwikkelingspremie voor de coöperatieve (zie kader hiernaast). “Wat een boer met zijn salaris doet, moet hij of zij natuurlijk zelf weten, daar moeit niemand zich mee”, klinkt het bij Max Havelaar België. “Maar de ontwikkelingspremie wordt wel gecontroleerd door Flo. Ze moet gebruikt worden om de levenssituatie van een gemeenschap te verbeteren. Welk doel er gesteund wordt, daar beslist de groep zelf over, en de beslissing moet op een democratische manier gebeuren.”

School of molen ?

Twee grote mangobomen geven net voldoende schaduw voor tientallen mensen die eronder komen zitten. Gelukkig, want Lamine Diao gaat twee uur door. Hij slaagt erin om precies te weten te komen wat hij wil. “We hebben een school gebouwd”, antwoordt de president van de coöperatieve als Lamine Diao vraagt wat er met de ontwikkelingspremie gebeurd is. “Nu moeten de kinderen geen acht kilometer lopen om les te volgen. Vooral de meisjes profiteren daarvan. Zij werden vroeger veel thuis gehouden om te helpen.” Of iedereen het eens was met de bouw van de school, wil Lamine Diao weten. Hij duidt een vrouw in een blauwe tuniek aan. “Is het misschien niet belangrijker om een molen te hebben zodat de vrouwen de maniok niet moeten fijnstampen ?” De vrouw aarzelt : “Misschien wel, ja.” Van het democratische gehalte van de coöperatieve tot de opslag van meststoffen, elk aspect wordt overlopen bij een fair-tradecontrole.

Vooruitgang is belangrijk : als er iets is wat nu nog niet helemaal volgens de vereisten verloopt, dan stelt de Flocontroleur een deadline op voor aanpassingen. Lamine Diao is tevreden over zijn inspectie in Santan Koutou. “Alleen de vertegenwoordiging van vrouwen in de coöperatieve unie kan beter”, vindt hij. Maar meteen zien we waar het schoentje wringt : de meeste vrouwen hebben ondertussen de vergadering al verlaten om in grote kommen gierst te roeren. Het dagelijkse werk gaat immers door.

Staatsinmenging

Een katoenplant is klaar om geoogst te worden als de bolsters openspringen en hun pluizige witte inhoud zichtbaar is. Die pluis, waar nog kleine pitten inzitten, moet los- getrokken worden. In de Verenigde Staten, Australië, Oezbekistan, Brazilië en Soedan gebeurt dat machinaal, in West-Afrika met de hand. En dus op het veld van Soloba Mady Keita ook. Het is negen uur ’s ochtends en al een flink eind in de twintig graden als we op zijn veld staan. Met een afstand van maximum een meter van elkaar lopen mannen en vrouwen in een rechte lijn het veld af. Mannen verzamelen de plukken in jute zakken, vrouwen halen een kleurrijk doek van hun hoofd en binden het rond hun buik om te vullen. De oudste mannen zitten in het midden van het veld op een plateau. Daar kieperen de plukkers hun buidels leeg. De oudsten halen er kleine takjes, blaadjes of andere onzuiverheden uit.

Een gewone katoenboer in Mali kent heel wat problemen (zie kader p. 190). Het verbaast niet dat ze heil zien in een overschakeling naar het fair-tradesysteem. Sékou Amadou Thiero is chef duurzame handel voor de CMDT, de Compagnie Malienne pour le Développement du Textile. “Voorlopig wordt nog maar 1,2 procent van het Ma-linese katoen op een duurzame manier gezaaid, geteeld en geplukt. Binnen vijf jaar zou ik dat percentage graag op tien procent zien. Onze kopers in Europa vragen om de productie op te drijven.” De teelt van biokatoen op haar beurt komt ook op gang. Alle biologische katoen uit Mali is meteen ook fair trade. “Er is tijd nodig”, verduidelijkt Thiero. “Een veld moet minstens drie jaar geen pesticiden gehad hebben om het biocertificaat te krijgen. Omdat er geen chemische meststoffen, herbiciden of pesticiden gebruikt mogen worden, ligt de productiekost wel lager.” Het rendement van zo’n mest- en pesticidenvrije teelt ligt voorlopig nog lager, maar er is dan weer wel een extra premie van 0,05 euro per kilogram die boeren kan aansporen.

De meeste vrouwen van Santan Koutou komen enkel tijdens de oogstperiode tussen het katoen. De rest van het jaar bewerken ze hun eigen akkers : ze zijn immers verantwoordelijk voor de teelt van pindanoten, om te verkopen, en soms ook van gierst, om te eten. Een boer kan de vrouwenvereniging voor een forfaitair bedrag aan het werk zetten op zijn veld. Over dat geld kunnen de dames dan vrij beschikken. Een win-winoperatie, want vrouwen, zo is over de hele wereld aangetoond, zijn betere katoenplukkers dan mannen.

En dus ga ik bij hen in de leer. Enkelen tonen me welk katoen goed is om te plukken. Als ik hun vraag waarom ze zelf geen velden hebben en lid worden van de coöperatieve, zoals de controleur het wil, zijn ze duidelijk. “Wanneer zouden we dat nog moeten doen ? We hebben al onze velden met gierst en pindanoten, we hebben onze kinderen om voor te zorgen en maaltijden om klaar te maken.” Wat ze met het geld van een dag plukken doen ? “Kinderkleren kopen. Daar hebben we dringend nood aan.” Pijnlijk is het, dat deze vrouwen, met de basisgrondstof in de handen, smeken om een T-shirt of shortje voor hun vier, vijf, zes of zeven kinderen. Even pijnlijk is het dat er amper textielproductie is in Mali. Op de wekelijkse markt van de naburige stad Kita zien we een paar dagen later hoe dat komt : tweedehandskleding uit de hele wereld overspoelt het land. Daar kan geen Malinese kledingproducent tegenop. En dus exporteert Mali zijn katoen.

Wel fair-tradekatoen, geen fair-tradetextiel

Een boer stockeert zijn katoen in een opslagruimte tot de vrachtwagens van de CMDT het komen ophalen om naar een van de fabrieken te brengen. Wij gaan kijken in die van Ouellesebougou. Vier arbeiders kruipen op de vrachtwagen en gaan met grote zuigers over het katoenpluis, dat in de machine gesplitst wordt in pitten en in vezels. Die laatste worden in balen van tweehonderd kilo geperst en verpakt. Het is in deze vorm dat het geëxporteerd wordt. En het is hier dat het verhaal van de eerlijke handel stopt. Want er mag dan wel een fair-tradelabel voor katoen bestaan, voor textiel is dat er niet. Wel vraagt Flo alle spinners, wevers en textielbedrijven die met eerlijk katoen werken om zich te onderwerpen aan externe nationale en internationale controles op arbeids- en sociale omstandigheden.

De vraag naar biologisch en fair-tradekatoen stijgt sinds 2000, bevestigt Virgile Tassigny van de Zwitserse invoerder Reinhart, die onder andere balen uit Mali koopt. “Maar slechts 0,1 procent van onze totale omzet is fair trade en biologisch. Eerlijk katoen is er zeker voldoende, maar de vraag naar biologisch en biologisch fair-tradekatoen is groter dan het aanbod.”

Bij Max Havelaar in België zijn ze optimistisch. “Als je weet dat er in 2004 wereldwijd ongeveer 600 ton door Flo gecontroleerd katoen verkocht is, en dat het cijfer voor de oogst van 2006 ongeveer 7000 ton is, dan is dat een redelijk resultaat”, vindt Johan Declercq, Producer Relations South. “We krijgen veel spontane vragen van bedrijven. De mogelijkheden zijn groot want katoen zit in veel producten. En de mogelijkheid om impact te creëren voor de boeren in het Zuiden is ook aanzienlijk. Het zal tijd vragen, want in tegenstelling tot bananen is de weg tussen het veld en de winkel lang.” “Katoen is één van onze prioriteiten voor het komende jaar”, vult Dirk Steurs, persverantwoordelijke van Max Havelaar aan. “Maar hoe het effectief zal lopen, is niet helemaal te voorspellen. We zien vooral mogelijkheden in huislinnen, waar we in België nu al enkele actieve spelers hebben zoals Clarysse en Ter Molst. Of in modeketens met een groot bereik zoals Celio of Jack & Jones, dat een JJ Ecocollectie start. De vooruitzichten zijn motiverend. Als spelers zoals Marks & Spencer aankondigen om 20 miljoen kledingstukken te gaan produceren met fair-tradekatoen, dan is dat interessant. Niet alleen als voorbeeld voor andere merken, maar vooral door de grote volumes katoen uit Mali en andere landen. Een T-shirt bevat ongeveer 250 gram katoen, dus 20 miljoen kledingstukken bevatten ongeveer 10.000 ton.”

Door Leen Creve / Foto’s Frédéric Raevens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content