Ik vind het énig”, zegt een Nederlandse toeriste, terwijl ze met haar knokkels op een levensgroot metalen beeld tikt. “Dit beeld staat symbool voor alle begijnen die hier ooit leefden”, staat op de bijbehorende plaket. De sculptuur stelt een oud vrouwtje voor dat stuurs voor zich uitkijkt, alsof ze in de verte achter mij al een stukje van haar God ontwaart, die aan haar gelaatsuitdrukking te oordelen niet de vrolijkste jongen kan zijn. Op de keper beschouwd zijn goden dat nooit, tenzij good old Bacchus misschien. Vaker gaat er toorn van ze uit, en verafschuwen ze vleselijke liefde.

Het metallieke begijntje houdt een gebedenboek onder haar linkerarm gekneld. Zo zagen ze er vroeger dus uit. Nu zijn er geen meer. “Ge weet wat een begijntje is ?” vraagt de bewaakster van het museumpje, een oudere vrouw, uitdagend als ik binnenkom. Ik zal de vraag maar als een compliment beschouwen. “Jazeker mevrouw, mijn vader heeft er nog eentje geschilderd.” Daar heeft ze niet van terug. Het is nog wáár ook wat ik zeg. Augusta Seurinck, de voorlaatste grootjuffrouw die hier leefde, is door mijn papa in olieverf vereeuwigd. Ik herinner me nog dat hij heel veel aandacht aan haar handen besteedde. Die waren kromgetrokken en dooraderd, en vertelden volgens hem een heel leven.

Wie heeft nog een vader die begijnen heeft geschilderd ? Stilaan worden het relicten van vervlogen tijden. Evenals de windmolens, waar hij eens een hele week in Friesland achteraan joeg als een Don Quichot. Stillevens schilderde hij ook. Vanitasmotieven in donkere kleuren, waarop naast kralensnoeren, juwelenkistjes en kostbaar ingebonden boeken (symbolen van wijsheid en rijkdom) ook altijd een gedoofde kaars of een doodshoofd te zien was (symbool van des mensen vergankelijkheid). Vanitas vanitatum et omnia vanitas, was het devies achter die schilderijen, waarvan de traditie tot de middeleeuwen opklom. IJdelheid der ijdelheden en alles is ijdelheid. De spreuk komt uit Prediker 1 : 2.

Voorts schilderde hij stillevens met fruitschalen, haringen, kreeften, fazanten en wat al niet meer. In zijn atelier had hij daarvoor, netjes gerangschikt op schappen, een heel assortiment schalen en karaffen, bekers en kruiken en wat voor zijn werk nog zoal dienstig mag zijn geweest. Ik herinner me de radeloosheid van de wildverkoper. Nadat mijn vader een halfuur bezig was geweest “de schoonste haas” uit te zoeken, wees die man nauwelijks verhuld naar zijn slaap. Ik stond erbij, beschaamd.

Het doodshoofd bewaarde mijn vader in zijn donkere kamer, waar het op een hoekplankje een beetje verborgen stond achter een grote bus Vim. Soms, als hij welgezind was, schreed hij in een zwarte kapmantel gehuld door het huis, dat doodshoofd voor zijn gezicht houdend zodat hij net echt Pietje-de-dood leek: “Woei-woei-woei”. Wat ons meer aan het lachen bracht dan dat het ons bang maakte.

Voorts las hij, gezeten onder de stervende dennenboom, veel over ufo’s en spiritisme, over boeddhisme en parapsychologie. Hij ontwierp zijn eigen mandala, een soort wereldbeeld dat hij op al zijn schilderijen zette, naast de handtekening, en dat hij bovendien bij iedereen tot vervelens toe propageerde. Weer kromp ik van schaamte ineen.

Nu hij twintig jaar dood is, wil ik mij daar graag voor excuseren. Tot de jaren van verstand gekomen, vind ik mijn vader geen freak meer, maar een originele geest, bovendien de drager van een oud en thans vrijwel geheel uitgestorven metier. Cool, pa, dat je geen accountant of hoerenbaas was, maar dood pluimvee en schaalgedierte schilderde. Dat je daar ook nog van kon leven. Ik hoop dat je de Knack leest, die vast ook daarboven verdeeld wordt, en dat je nog eens kunt lachen om je dwaze zoontje, dat zich zelfs liet foppen door de truc met het verdwenen vijffrankstuk. Vaak heb ik geprobeerd het even behendig weg te toveren als jij. Helemaal gelukt is dat nooit. We hebben trouwens euro’s nu, het homohuwelijk, Al-Qaeda en Photoshop, en aan het roer van dit alles staan mannen en vrouwen die in jouw tijd soms nog in de pampers lagen. We krijgen tientallen jukeboxen in een doosje ter grootte van een pakje kauwgom, maar buitenaards leven is nog steeds niet ontdekt. Gelukkig misschien, want in onze eigen kolenkelders hebben we nog wel even werk.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content